Spreekwoorden met `ton`

Zoek

28 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ton`

  1. als een luis op een teerton (=vorderen als een luis op een teerton: niet opschieten)
  2. als een slak op een teerton (=erg traag zijn)
  3. als haringen in een ton zitten (=zich erg dicht op elkaar bevinden)
  4. alsof er een engeltje over je tong piest (=iets lekker vinden)
  5. de muts stond hem scheef. (=een slecht humeur hebben)
  6. de ochtendstond/morgenstond heeft goud in de mond (=door vroeg te beginnen kan men meer werk verrichten)
  7. de tongen losmaken (=aanleiding geven tot gepraat)
  8. de wereld is een schouwtoneel elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel (=ieder krijgt een klein deeltje van wat de wereld te bieden heeft)
  9. een fluwelen tong hebben (=met gladde woorden mensen kunnen overtuigen)
  10. een gladde tong hebben (=goed kunnen praten, het goed kunnen uitleggen)
  11. een kring om de zon brengt water in de ton. (=een halo rond de zon voorspelt meestal regen)
  12. een losse tong hebben (=te veel babbelen)
  13. een tong als een scheermes (=gezegd van iemand die venijnig uithaalt met woorden)
  14. geen erger venijn dan kwade tongen. (=er is niets zo erg als dat men kwaad van je spreekt.)
  15. geen groter venijn, dan vriend tonen en vijand zijn. (=iemands vertrouwen schaden is het gemeenste wat je kunt doen)
  16. goed van de tongriem gesneden (=gezegd van een vlotte prater)
  17. het achterste van je tong (niet) laten zien (=zich (niet) meteen laten kennen; (n)iets verbergen)
  18. het hart op de tong dragen (=direct zeggen wat iemand denkt, ongeacht of dat slim is of niet)
  19. het hart op de tong hebben. (=zeggen wat je er van vindt)
  20. ijdele tonnen rollen het hardst. (=de minst competente persoon is vaak ook de luidste)
  21. lopen als een muis in een meelton (=onrustig heen en weer lopen)
  22. met tijd en stond, gaat men de wereld rond. (=er is een juiste tijd is voor alles en sommige dingen hebben tijd nodig)
  23. op de tong liggen (=zeggensklaar zijn)
  24. op tijd en stond (=ten gepasten tijde, af en toe)
  25. over de tong gaan (=het onderwerp van gesprek zijn)
  26. rad/rap van tong zijn (=snel praten / welbespraakt zijn)
  27. vorderen als een luis op een teerton (=erg moeizaam opschieten)
  28. zo stoned zijn als een garnaal (ook makreel) (=onder invloed zijn van hasj)

17 betekenissen bevatten `ton`

  1. iets in de verf zetten (=beklemtonen, accentueren)
  2. het zeil (hoog) in de top halen (=een grootse vertoning weggeven)
  3. grote parade en klein garnizoen (=een grote vertoning maar niet veel zaaks)
  4. het zeil in top zetten (=een zo goed mogelijke vertoning weggeven)
  5. aan elkaar hangen als droog zand (=geen enkele samenhang vertonen)
  6. oude koeien uit de sloot halen (=oude geschiedenissen terug ten tonele voeren)
  7. petje af (=respect betonen voor hoe iemand iets voor elkaar gekregen heeft)
  8. je tanden laten zien (=tonen dat men niet bang is, van zich afbijten; stevig uitvaren; streng zijn)
  9. een lange neus maken (=tong uitsteken, iemand iets inpeperen (Jaloers maken))
  10. aan de dag leggen (=vertonen)
  11. als een luis op een teerton (=vorderen als een luis op een teerton: niet opschieten)
  12. een leeuwenhuid aantrekken (=zich dapper tonen)
  13. op de pit leunen (=zich laten voorzeggen (door toneelspelers))
  14. de kam opzetten (=zich verweren, zich tonen)
  15. de horens laten zien (=zich vijandig tonen)
  16. op het slappe koord dansen (=zijn kunsten vertonen - ook :risico`s nemen)
  17. het masker afdoen/afleggen/afnemen (=zijn ware gezicht tonen)

26 dialectgezegden bevatten `ton`

  1. 'n halve tonne bier (=halve ton bier) (Overmeers)
  2. 'ne krînk um de maon kân nog in windj vergaon, 'ne krînk um de zón bringtj rengel in de tón (=weerspreuk) (Weerts)
  3. 'nne juli mèt vôl zon, völtj kelder en ton (=weerspreuk) (Weerts)
  4. 't e van nu en ton en nwoit (=uitstelgedrag vertonen) (Wevelgems)
  5. 't finste es wok zin oar, en 't is ton nog ne dumme brjed (=Geen slimme man) (Kortrijks)
  6. 10 ton tet (=zware borsten) (Antwerps)
  7. Anker (=ton bier van 40 liter) (limburgs)
  8. aojt nie moet en pakt ton van je gat (=als je het niet lust moet je maar niets eten) (Kortemarks)
  9. aste mègge daase èn de zon, zitte raenger al èn de ton (=als het gedaan is met regenen, gaan de muggen dansen) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. De tón es nog good, mer de raajer douge neet mieër (=Hij is slecht ter been) (Weerts)
  11. de tón is nog good, mer de raajer douge neet mieër (=iemand die slecht ter been is) (Weerts)
  12. die tonne es rezzevol (=die ton is zo goed als vol) (Ninoofs)
  13. Engkerke (=ton bier van 25 liter) (limburgs)
  14. Hieë zeûp de baan vanne ton aaf (=Hij drinkt als een tempelier) (Hasselts)
  15. ie komt nui en ton over de vloer (=hij komt af en toe op bezoek) (Waregems)
  16. K'zien ton voart (=Ik ben dan weg) (Koekelaars (Koukeloars))
  17. kgao ton nen bustel in min gat stekn en terbinst dak rondlope kan ik nog wa voagn... (=ik ga dan nog meer werken...) (Kortrijks)
  18. krînk umme zón, waater inne tón (=weerspreuk) (Weerts)
  19. met 'ne lieëpel hoeëning kujje mieër bi-jje vânge dan met 'n ton azien (=stroop om de mond smeren) (Weerts)
  20. ne rink rond te zon, gif watter èn de ton (=een kring rond de zon, geeft regen zonder pardon) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. ne rink ronte zon brink raenger én de ton (=als er een gele ring rond de zon staat, gaat het regenen) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. Ot de rails ol zo schône zin, wa moet de stoasje ton nie zin (=Een meisje met mooie benen) (Brugs)
  23. Râp van ton (=rad van tong (welbespraakt zijn / snel spreken / spraakwaterval)) (Utrechts)
  24. Sinte Maortnaovend de torre gao mee nao Gent en ols de boertjes waofels bakkn ton zittn ze geîrn omtrent. Stokvier mokvier Sinte Maortn kom ollier ol in jne bloîtn aorme ol in jne bloîtn buuk, ruus buus buus ist er iemand tuus, eej messchien een appeltje of e pertje voer uus (=Kortemarks liedje) (Kortemarks)
  25. ting ton tet (=Een vrouw met zware borsten) (Antwerps)
  26. waaj heiringe ènnen ton (=dicht opéén geplakt) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen