Spreekwoorden met `op en`

Zoek

7 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `op en`

  1. het hooi is op en de koe is dood. (=het is een hopeloze zaak)
  2. het is sop en gekookt eten. (=het is hetzelfde.)
  3. op en top (=helemaal, tot in de puntjes)
  4. tussen hoop en vrees dobberen (=hopen dat het goed gaat, maar tegelijkertijd vrezen dat het mis gaat)
  5. tussen hoop en vrees zweven (=hopen dat het goed gaat, maar tegelijkertijd vrezen dat het mis gaat)
  6. tussen kop en staart zit de beste vis. (=extremen zijn zelden wenselijk )
  7. voor top en takel drijven (=scheepvaart : zonder een zeil te voeren)

2 betekenissen bevatten `op en`

  1. kort en goed valt licht en zoet. (=pak dingen snel op en doe het goed)
  2. van a tot z (=van het begin tot het einde /met alles erop en eraan)

38 dialectgezegden bevatten `op en`

  1. 'k sloeg mee m'n aand op en leeg plek! (=Ik was nét te laat..) (Roosendaals)
  2. 'k zal op en bedde (=ik ga naar bed) (Urkers)
  3. 't op en ander steekn (=iemand anders de schuld geven) (Veurns)
  4. broët op en oenger (=steeds hongerig) (Merchtems)
  5. da azuu ne kop op en virken stond, 'k en at vanzeleve gien uuflakke mier (=van een lelijkaard zegt men) (Gents)
  6. daaj wiëg op en al fijfteg kilow, kletsnaot (=ze weegt maximum 50 kilogram) (Bilzers)
  7. dae kump nog wol op en peidsjes teraech (=het komt nog goed met hem) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. de bès zjus ne waandelende joed (=loop toch niet zo op en af, je werkt me op mijn zenuwen) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. de plank op en binnen (=Dat was vlug in orde) (Ninoofs)
  10. den ene mok ët bèd op en den aandre geet trop ligge (=er zijn er altijd die profiteren van het zweet van anderen) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. det geit op en aaf (=dat gaat wisselend) (Heitsers)
  12. Doe kèns mich de poekel op en aaf roetsje (=Ik ben 't zat) (Gelaens (Geleens))
  13. Doe kens mich der poekel op en aaf roetsje (=Je kan me m'n rug op) (Sittards)
  14. ën koe sjit mei op enen daog assën mèsj op ën heil joër (=een goede werkman presteert méér op korte tijd dan een luierik) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. geeste alles wir op ën raaj zètte (=blijf uit je neus !) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. hef tich ës en bewaeg ës get! (=sta eens op en doe wat!) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. hef tich ës, hef zën k.... (=sta op en doe eens wat) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. het gijt met hoogt'n en leegt'n (=het gaat wat op en neer) (Westerkwartiers)
  19. hij 's op en top 'n zoak'man (=hij is zakenman in hart en nieren) (Westerkwartiers)
  20. Hij ies up en truug noar du'n bakker vur ne zak brooikes (=Hij is even op en neer naar de bakker voor een zak broodjes) (Kaatsheuvels)
  21. hij is op en top ' n heertje (=hij is een echte gentleman) (Westerkwartiers)
  22. klitse, klatse, kla.nder, van den eenen bil óp d'n a.ndere (=op en neer) (Genneps)
  23. kom huf dich en laot dien lui knaok wappere (=kom sta op en ga eens beginnen) (Venloos)
  24. mèt ë kënon op ën vlieg sjiete (=alle middelen inzetten om je doel te bereiken) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. nen echte vleeliefhebber it ieës het baukspek op en dan pas de beefsteak (=echte kenner neemt eerst de moeder en krijgt er de dochter bovenop.) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. nen helme onder zijn klirn, een puiste op zijn buik, een kuipe op èn (=en dikke buik hebben) (Brakels)
  27. nen stoiver op en ortjen droin (=van iets goed iets slecht maken) (Aalsters)
  28. op 'n del (=op en neer) (Westerkwartiers)
  29. op èn ander goan (=buitenechtelijke stappen zetten) (Veurns)
  30. op en dale gaon (=op en neer gaan) (Hoogeveens)
  31. op ën kaol kërmës koëme (=dat was helemaal niet zoals verwacht) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. schoaf doep en geef teksel (=schuif op en geef wat deken) (Baasrode)
  33. stank doa neet te triepelle (=sta daar niet zo nerveus op en af te lopen) (Opglabbeeks)
  34. streep zën mauwe mér ëns op èn plak van te zevërë (=geen woorden maar daden !) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. tènsje, tènsje iech koom heile, de bowter stond twie teile, de teil dè wou ni brejeken, de vrow dè wou ni sprèjeke, tensje loep de zoller op en hoild ne goeien hèil oaf. (=moeilijk te spellen) (diepenbeeks)
  36. veel toepee op èn (=veel praatjes maken) (Brakels)
  37. verkirt op èn (=mis zijn) (Brakels)
  38. ze weundegen op en masardekoamer (=zij woonden op een zolderkamer) (Gents)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen