Spreekwoorden met `nacht`

Zoek

18 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `nacht`

  1. als de dagen lengen, gaan de nachten strengen (=het koudste deel van de winter valt na de kortste dag)
  2. als een nachtkaars uitgaan (=in een gestaag tempo minder worden en eindigen)
  3. bij nacht en ontij (werken/zijn) (=wanneer anderen slapen)
  4. bij nacht zijn alle katjes grauw en alle mondjes even nauw (=als het erop aankomt zijn we allen gelijk)
  5. de nacht brengt raad. (=ergens een nachtje over slapen leidt tot betere beslissingen of oplossingen)
  6. de nacht is een goede raadsman. (=een nachtje slapen is goed bij het nemen van beslissingen)
  7. een verschil van dag en nacht. (=een heel groot verschil.)
  8. er een nachtje over willen slapen (=er eerst over na willen denken)
  9. er nachtwerk van maken (=laat opblijven)
  10. komen als een dief in de nacht (=onverwacht komen)
  11. met de nachtschuit komen (=laat komen / iets vertellen dat iedereen al weet)
  12. met de nachtschuit vertrekken (=er erg stilletjes vandoor gaan)
  13. niet over een nacht ijs gaan (=eerst nadenken voor men iets doet - geen risico`s nemen)
  14. overdag hebben waar men `s nachts van droomt (=alles zomaar in de schoot geworpen krijgen)
  15. uitgaan als een nachtkaars (=langzaam doven, sterven)
  16. van de nacht een dag maken (=`s nachts werken)
  17. verrijzen als paddenstoelen na een regenachtige dag (=plots tevoorschijn komen)
  18. wie `s nachts gaat vissen moet overdag zijn netten drogen (=wie te veel heeft gedronken is de volgende dag niets waard)

10 betekenissen bevatten `nacht`

  1. van de nacht een dag maken (=`s nachts werken)
  2. een klein lek doet een groot schip zinken (=een geringe onachtzaamheid kan tot grote schade leiden)
  3. de nacht is een goede raadsman. (=een nachtje slapen is goed bij het nemen van beslissingen)
  4. de nacht brengt raad. (=ergens een nachtje over slapen leidt tot betere beslissingen of oplossingen)
  5. iemand uit bed lichten (=iemand `s nachts laten opstaan)
  6. iemand met de nek aankijken (=iemand minachten of negeren.)
  7. iemand achter de bank schuiven (=iemand minachtend behandelen)
  8. met de nek aanzien (=met minachting behandelen)
  9. van de bedplank zijn (=op de huwelijksnacht verwekt zijn.)
  10. iemand de nek toekeren (=zich minachtend van iemand afwenden)

26 dialectgezegden bevatten `nacht`

  1. 'k Heb vannacht gien wenk in de ogen had. (=Ik heb de hele nacht niet geslapen) (Drents)
  2. Aa is tot e kot in de nacht oep stap geweest (=Hij is heel laat op stap geweest) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  3. allee treute, we zijme vuurt, ik zal eu thuis ne kier tuugen woar dat Belfort echt stoat (=kom schat, we gaan naar huis voor een romantische nacht) (Gents)
  4. asdaaj hërre kop oppe vêrke stond, oet niemes genen heedkeis mei (=die is zo lelijk als de nacht) (Munsterbilzen - Minsters)
  5. Bezeuk en vis bliève gen dreej daag fris (=Gasten die langer dan een nacht blijven logeren, leiden tot irritatie) (Venloos)
  6. bie nacht en ontied (=op de onmogelijkste tijdstippen) (Westerkwartiers)
  7. daaj hèt gesloeëpe waaj nen os (=zij heeft de ganse nacht gesnurkt) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. de ketsjës ènt doenkël kniepe (=bij nacht en ontij achter de vrouwtjes zitten) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. Duikt au weierme mee au gat bluuët (=Goede nacht wens) (Lokers)
  10. hae bliëf tooghange tot e koet énde naach (=tot diep in de nacht zat hij op café) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. ijee vanacht ligge woelwaotere (=hij heeft een onrustige nacht gehad) (Oudenbosch)
  12. ik em den iele nacht wei zitte wezzele! (=ik heb weer niet geslapen deze nacht) (Leuvens)
  13. je kwam tuus e gat in dn nacht (=hij kwam laat thuis) (Kortemarks)
  14. je kwam tuus e gat in dn nacht (=hij kwam laat thuis) (Lichtervelds)
  15. Kleranzie maeke (=Klaar maken voor de nacht) (Ouddorps)
  16. kot in de nacht (=diep in de nacht) (Kaprijks)
  17. over één nacht ies goan (=iets er zonder nadenken op wagen) (Westerkwartiers)
  18. sloapwal en doe gien uuge toe (=een goede nacht toewensen) (Gents)
  19. tenaach héttet lëlek gedoeën (=deze nacht heeft het geonweerd) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. tot ë koet èn de naach blijve bojële (=blijven babbelen en rondhangen tot midden in de nacht) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. tot e koet énde naach (=tot ver in de nacht) (Bilzers)
  22. tot koetnaach op zwier (=tot midden in de nacht op stap) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. van geel de nacht geen oog dicht gedoan ein (=van heel de nacht niet geslapen hebben) (Sint-Niklaas)
  24. vrollujgedachte en wîntjerse nachte, verângere zieëve kieër in eîne nacht (=steeds weer van gedachte veranderen) (Weerts)
  25. ze kwam as 'n dief ien 'e nacht (=zij kwam onaangekondigd) (Westerkwartiers)
  26. zo lilluk as de nacht (=een lelijk uiterlijk) (Gastels)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen