5 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `naar het`
- er naar uitkijken als de pastoor naar het geld in het kerkenzakje (=iets vol verwachting tegemoet zien)
- iemand naar het peperland zenden (=iemand ver van huis sturen)
- iets niet naar het haar zijn (=iets niet bevallen)
- naar het hoofd gooien/slingeren (=scherpe verwijten maken)
- naar het lek luisteren (=niets doen)
2 betekenissen bevatten `naar het`
- er staat een beer aan het hek te rammelen. (=naar het toilet moeten)
- naar de bekende weg vragen (=vragen naar hetgeen men al weet / Overbodig handelen)
50 dialectgezegden bevatten `naar het`
- 'k gon is zing of dak nog ne joenge zaain (=ik ga naar het wc) (Antwerps)
- 'k gou ne ker woar da de keuning ok te voet goat (=Ik ga naar het toilet) (Lokers)
- 'k Ho no wo dat de keunink te voete goat. (=Ik ga naar het toilet.) (Koekelaars (Koukeloars))
- 'k Moe noar t vertrek goan (=IK moet naar het toilet (grote behoeften) ) (Avelgems)
- 'k moe scheiten alzun jong veule mea kooi dérm (=ik ga naar het toilet) (Schijndels)
- 't liek opbrengen (=Het lijk van de kamer naar het vlot, auto dragen) (Giethoorns)
- afgoen (=naar het stadscentrum gaan) (Hals)
- ba juul goan (=naar het toilet gaan) (Giesbaargs)
- Da is me ôn t hart geliige (=Dat ligt me naar het hart) (Berghems)
- de kappellekes afdoen (=van het ene café naar het andere lopen, overal blijven plakken) (Meers)
- de moes geen aa kie autte graach haole (=keer nooit naar het verleden terug, want daar gebeurt niets!) (Munsterbilzen - Minsters)
- De päöl euver gaon. (=naar het buitenland vertrekken, vluchten) (Roermonds)
- de ranstad expres (=trein van 8.13 uur naar het westen) (Leewarders)
- de riuë (rug) goan uitschudn (=naar het toilet gaan) (Kaprijks)
- Eemand een voenk op zaain cabine geive, of een peir op zaan fuur (=Iemand een klap uitdelen naar het hoofd) (Brussels)
- ene zonder vel gaan draaien (=naar het toilet) (Antwerps)
- goan woa dat 'n keunienk te voeëte goat (=naar het toilet gaan) (Veurns)
- haat zën haan en viet werm, staek nie te viël èn zën derm, , zèt zën poeët van aater wijd genoeg oeëpe, dan hoeste nie te dèk noë den dëktaut te lope (=warmte, matig eten, op tijd en stond naar het toilet, dat houd je uit het ziekenbed) (Munsterbilzen - Minsters)
- hae wor èn de ziëveste hiemel (=de cipier vond de sleutels naar het geluk) (Munsterbilzen - Minsters)
- hè gôojde meej ut miske van ut mèske nò-t möske (=hij gooide met het mesje van het meisje, naar het muisje) (Tilburgs)
- Hij zit op 't husken. (=Hij is naar het toilet.) (Bevers)
- ich ben van de létter gevalle (=ik schoot plots van het ABN naar het dialect) (Bilzers)
- Ich mót nao 't huuske (=Ik moet naar het toilet) (Mechels (NL))
- ich mot ne t'huske (=ik moet naar het toillet) (Heusdens)
- iech mot noh 't höjske (=ik moet naar het toilet) (Kanners)
- iemëd autmaokë vër rotte vès (=iemand lelijke verwijten naar het hoofd gooien) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes vür vanalles en nog get autmaoke (=iemand vreselijke verwijten naar het hoofd slingeren) (Bilzers)
- Ik ga even langs het dorp / wij zijn even naar het het dorp (=Ik ga even naar het winkelcentrum / wij zijn even naar het winkelcentrum) (Veens)
- Ik goj naor turp (=Ik ga naar het dorp) (Ewijk (Euiwwiks))
- ik wil eev'mkes de bericht'n heur'n (=ik wil even het naar het nieuws luisteren) (Westerkwartiers)
- jis nao bachtn, jis naot vertrek (=hij is naar het toilet) (Kortemarks)
- jis noat fetrek (=hij is naar het toilet) (Lichtervelds)
- kgaon wirrus un staosie waijer (=ik ga naar het volgende adres) (Hulsters (NL))
- Kgon ensj no tosjken (=Ik ga eens naar het toilet) (Liedekerks)
- kgon ies kijken of dak nog een manneken ben (=ik ga naar het w.c.) (Sint-Niklaas)
- koer: No de koer gaun, nor achter gaun (=naar het toilet gaan) (Lebbeeks)
- koppien is aetpien, boekpien is sjietpien (=bij hoofdpijn moet je eten; bij buikpijn naar het toilet) (Heitsers)
- Mok alweer zièke.. (=Ik moet naar het toilet..) (Flakkees)
- Mot ik oow na Venroi brenge (=Moet ik je naar het gekkenhuis brengen) (Horster)
- Muj uut de brooek (=Moet je naar het toilet) (Hoogeveens)
- na bacht'n goan, na de koer goan (=naar het toilet gaan) (Wevelgems)
- Naar de slagerij gaan (=naar het Gemini gaan) (Helders)
- Naar Jan Dop gaan (=naar het uitvaartcentrum gaan) (Helders)
- Naar t'dorp (=naar het centrum) (Hoofddorps)
- Naor Anna van 't huukske gaon. (=naar het snoepwinkeltje gaan.) (ammeroois)
- Në nes zôwën gevoeg aan 't doen (=toilet - Hij is naar het (groot) toilet) (Kalforts)
- ne wjust goan droaën (=naar het toilet gaan) (Kaprijks)
- Near het durp (=naar het centrum) (Katwijks)
- nen bruine gaan stallen (=naar het toilet) (Antwerps)
- nen bruinen beer goan verzuipe (=naar het toilet gaan) (antwerps)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen