86 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `make`
- alles malletje naar malletje doen/maken (=alles steeds weer op precies dezelfde manier doen)
- benen maken (=(haastig) weggaan)
- bokkensprongen maken (=van het een op het ander springen - zotte sprongen maken)
- captie maken (=bezwaren/aanmerkingen maken)
- dat is geen punt. / Daar maken we geen punt van (=dat is geen probleem. / Dat is helemaal geen argument)
- de balans opmaken (=kijken hoe iets verlopen is; nagaan of je ergens voordeel of nadeel van hebt gehad)
- de blits maken (=opvallen)
- de boel aan kant maken (=opruimen)
- de dienst uitmaken (=vertellen wat er gebeuren moet)
- de kleren maken de man (=iemands kleding bepaalt het aanzien dat hij krijgt)
- de tongen losmaken (=aanleiding geven tot gepraat)
- een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen (=eigen bezit beschadigt men minder dan gekregen of gehuurd bezit)
- een gehuurd paard en eigen sporen maken korte mijlen. (=men is geneigd andermans spullen te misbruiken)
- een goede beurt maken (=iets heel goed doen, een goede indruk maken)
- een kattenrug maken (=diep buigend groeten)
- een lange neus maken (=tong uitsteken, iemand iets inpeperen (Jaloers maken))
- een put maken om een andere te vullen (=met de ene lening de vorige afbetalen)
- één uur van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit (=één moment van onvoorzichtigheid kan verschrikkelijke gevolgen hebben)
- een vuist maken (=krachtig opstellen)
- er een halszaak van maken (=iets heel erg aantrekken en ernstig nemen)
- er een potje van maken (=er een janboel van maken)
- er geen tekeningetje bij moeten maken (=het is overduidelijk)
- er geen woorden aan vuilmaken (=er niets eens over spreken)
- er is geen chocola van te maken (=het is niet te begrijpen)
- er nachtwerk van maken (=laat opblijven)
- er werk van maken (=er mee aan de gang gaan)
- er zijn mond niet aan vuil maken (=er niets over willen zeggen)
- geen bokkensprongen kunnen maken (=weinig geld hebben om extra dingen te kunnen kopen)
- geen complimenten maken met (=niet ontzien, beslist optreden)
- geen mens is zijn eigen maker. (=beoordeel iemand niet om hun uiterlijk.)
- geen plaatje maken (=er niet geweldig uitzien)
- geen slapende honden wakker maken (=beter niet over een bepaald onderwerp beginnen / aan mensen die ergens niets van weten en het er wellicht niet mee eens zijn, niets erover vertellen)
- geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt (=gelukkig leven met de gegeven mogelijkheden/beperkingen)
- gewag maken van (=verwijzen naar, melding maken van)
- goede sier maken (=er (overdreven) goed van leven / goed overkomen bij anderen)
- het erg bont maken (=zich al te fel te buiten gaan)
- het iemand warm maken (=iemand in moeilijkheden brengen)
- het uitmaken (=een relatie beëindigen)
- iemand beest maken (=kaartspel : zorgen dat iemand geen enkele slag haalt)
- iemand blij maken met een dode mus (=iemand iets goeds in het vooruitzicht stellen, dat uiteindelijk waardeloos zal blijken te zijn)
- iemand een kopje kleiner maken (=iemand vermoorden)
- iemand ergens voor warm maken (=iemands interesse voor iets opwekken)
- iemand het hof maken (=aardig tegen iemand doen in de hoop aardig gevonden te worden)
- iemand iets diets maken (=iemand iets wijs maken)
- iemand kunnen maken en breken (=de mogelijkheid hebben te beslissingen over iemands leven en dood en welbevinden)
- iemand uitmaken voor rotte vis (=iemand uitschelden voor alles wat mooi en lelijk is)
- iemand van kant maken (=iemand doden)
- iemand warm maken (=iemands interesse opwekken)
- iemand zwart maken (=lelijke dingen over iemand vertellen)
- iets soldaat maken (=iets openmaken en helemaal opeten)
191 betekenissen bevatten `make`
- het zwaard aangorden (=(zich klaarmaken om) de strijd aan (te) binden)
- aan de veren kent men de vogel (=aan het uiterlijk (verzorging/kleding) kun je zien met wat voor iemand je te maken hebt)
- van de daken schreeuwen (=aan iedereen luid kenbaar maken)
- long en lever verteren (=alles opmaken)
- alles door het halsgat jagen (=alles opmaken aan eten en drinken)
- de kat de bel aanbinden (=als eerste een begin maken aan iets moeilijks (een lastige klus of een ingewikkeld gesprek))
- wie a zegt moet ook b zeggen (=als je eenmaal ergens aan begonnen bent, moet je het ook afmaken)
- wie niet wil, die niet zal (=als je geen interesse hebt, moet je er ook geen deel van uitmaken)
- allemans vriend is allemans gek. (=als je iedereen te vriend wil houden, zal men misbruik van je maken.)
- als twee honden vechten om een been loopt de derde ermee heen (=als twee mensen ruzie maken, profiteert een derde ervan.)
- keur baart angst. (=bang zijn om niet de goede keuze te maken door een teveel aan opties)
- waar twee kijven hebben twee schuld (=beide personen hebben schuld als ze ruzie met elkaar maken)
- aan het klokzeel hangen (=bekend maken)
- aan het licht brengen (=bekend maken (bijz. van ongunstige dingen))
- iets aan de kaak stellen (=bekend maken wat niet in orde is)
- de deksel van de pot aflichten. (=bekendmaken wat voorheen verborgen was)
- op je achterste zolder jagen (=beledigen, bang maken)
- captie maken (=bezwaren/aanmerkingen maken)
- de ogen verblinden (=blind maken voor de waarheid)
- dat snijdt geen hout (=dat heeft er niets mee te maken; het bewijst niets)
- dat zijn aambeien met slagroom (=dat heeft niets met elkaar te maken)
- de mens wikt, maar God beschikt (=de mensen maken allerlei plannen, maar het is niet aan hen of dat ook gebeurt)
- geen zorgen voor morgen, elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=de moeilijkheden van vandaag zijn genoeg om je zorgen over te maken)
- het vuur aanblazen (=de ruzie erger maken)
- aan hetzelfde euvel mank gaan (=dezelfde fouten maken als iemand anders)
- zijn lesje wel geleerd hebben (=die fout niet opnieuw maken)
- ondervinding is de beste leermeester (=door iets zelf mee te maken of te oefenen leert men het snelst)
- aan het verstand brengen (=duidelijk maken)
- aan de bel trekken (=duidelijk maken dat er iets aan de hand is; duidelijk maken dat er iets niet klopt)
- de neus optrekken (=duidelijk maken dat men iets of iemand niet waardeert)
- moeten kiezen of delen (=een (vervelende) keus moeten maken)
- een (modder)figuur slaan (=een belachelijke of domme indruk maken)
- voor het inkoppen hebben (=een eenvoudige kans om in een discussie een punt te maken dankzij een voorzet van een ander)
- over de schreef gaan (=een ernstige fout maken)
- een steek laten vallen (=een fout maken.)
- een wit voetje halen (=een goede indruk maken bij de leider(s))
- hoge ogen gooien (=een goede kans maken op iets)
- een slok op een borrel schelen (=een groot verschil maken)
- op je bek gaan (=een grote fout maken; afgaan)
- stukken maken (=een grote indruk maken , veel kapot maken)
- een ridder van de el (=een kleermaker)
- wie zijn naasten te schande maakt, onteert zichzelf (=een klein foutje, kan een groot geheel te schande maken)
- belofte is een hemd der dwazen (=een nietszeggende belofte kan toch tijdelijk gelukkig maken)
- een flater slaan (=een nogal domme fout maken)
- bij Neck om naar Den Haag (=een onnodige omweg maken)
- tegen het zere been schoppen (=een pijnlijke opmerking maken over iets wat gevoelig ligt)
- een slecht figuur slaan (=een slechte indruk maken)
- op het verkeerde paard wedden (=een verkeerde inschatting maken)
- het kippenei grijpen en het ganzenei laten lopen (=een verkeerde keuze maken)
- ziek of ziekenhuis? (=eind aan discussie maken)
50 dialectgezegden bevatten `make`
- 'n Voes in de tesj make (=Zijn woede niet tonen) (Gelaens (Geleens))
- A wét van gien out paole nemie te make (=Hij weet niet van welk hout pijlen maken) (Mechels (BE))
- As de kinder Sintermertes Veugelke zinge, make de verkes eur testament (=een lied ter ere van Sint-Martinus zingen, schrijven de varkens hun testament) (Venloos)
- Bein make (=Hard weglopen uit angst) (Venloos)
- bleij make met un doeij mösj (=blij maken met een dode mus) (mestreechs)
- d'r kleingêldj van make (=geld verkwisten) (Weerts)
- d' r kleingêldj van make (=geld verspillen) (Weerts)
- dae leutj zich de boeënestaak oppe kop sjerp make (=hij laat met zich sollen, zelfs als het pijn doet) (Heitsers)
- dao höbs dich gein poes mèt te make (=daar heb jij niets mee te maken) (Heitsers)
- De kins niks as groeëte bótteramme klein make (=Je deugt nergens voor) (Venloos)
- de meister make (=de boel verzieken, vervelend doen) (Weerts)
- de soep en de väörmiddig, kins se zoeë lank make as se wils (=wordt gezegd als iemand aan het treuzelen is) (Heitsers)
- Deer make ze allang knope van; hai komt temet awweer trug (zie ook opmerkingen) (=Iemand is reeds lang geleden overleden.) (Zaans)
- Dem mòste ze sjpits make en de grondj in pave (=Ze moesten hem de mond snoeren) (Roermonds)
- diech de tösse oet make (=maken dat je weg komt) (Mestreechs)
- doa hubste gein klute mut te make (=daar heb jij je niet mee te moeien) (Opglabbeeks)
- doe mós dich gein menkes make (=je gedeisd houden) (Heitsers)
- doe mós geine gek van Sinte Merte make (=je moet niet overdrijven) (Heitsers)
- eeme basterd make (=Iemand onterven) (Weerts)
- eine gek van sinte merte make (=het te bont maken) (Weerts)
- eine houp ómstenj make (=een hoop drukte maken) (Heitsers)
- emand een uur oen noen (=iemand iets wijs make) (Hals)
- emes de meister make (=de overhand op iemand krijgen) (Heitsers)
- emes de pis lauw make (=iemand kwaad maken) (Heitsers)
- emes de pis lauw make (=Iemand het bloed onder de nagels uithalen) (Steins)
- erte make de gank, boeëne de klank en oonje de stank (=erwten zetten alles op gang; bonen veroorzaken harde winden en de uien zorgen voor de onaangename reuk) (Heitsers)
- fasie make (=opschieten; je haasten) (Heitsers)
- Fon jow horses kè je ollien maar hóófdkéés of lampioene make (=Gezegd van iemand die heel dom is) (Texels)
- Ge moet er gen zakbèn van make (=Je moet het niet te gek maken) (Zurriks)
- gein sloapende hoen wakker make (=geen argwaan wekken) (Opglabbeeks)
- geine ambras make (=niet aan stellen) (Mestreechs)
- get gengig make (=materiaal/gereedschap gebruiksklaar maken) (Heitsers)
- get meister make (=iets opmaken) (Heitsers)
- get sjangig make (=iets laten bederven) (Heerlens)
- Groeëte boterhamme klèin make is 't ennigste wat ge kunt (=Je kunt niet veel) (Wells)
- hei, doa make ze besseme va (=`hei` zeg je niet zomaar tegen iemand) (Sjeeter plat)
- ich, dich en doe make alle minse sjoe (=soort van opvulzin) (Heitsers)
- ich, dich en duuw, make alle minsen sjuuw (=ik, jij en gij maken alle mensen bang) (Opglabbeeks)
- ik kos wel ne muk make as ik mer ne mal ha (=het onmogelijke willen doen :) (Astens)
- ik mot miene mik nog kloar make (=ik moet nog brood smeren) (Cuijks)
- laeve make (=lawaai maken) (Tegels)
- met 't vlemke van e zwegelke unne nate möttert prebere aan te make (=vergeefse moeite) (Weerts)
- Minse diej nog al ins gauw ein voest make kónne lestig ein hendtje gaeve! (=Mensen die nog al gauw een vuist maken kunnen moeilijk een handje geven!) (Kinroois)
- Op dae miensj kèns te geine sjtaot make (=Op hem hoef je niet te rekenen) (Gelaens (Geleens))
- palaver make (=drukte maken) (Heitsers)
- te make haet mit (=te maken heeft met) (Sittards)
- unne gek van Sinte Merte make (=niet ernstig zijn) (Weerts)
- ut geld te make hih mè un criminihle activitèt (=het geld te maken heeft met een criminele activiteit) (Schijndels)
- ut innigste wat jou kenne is fan broad stront make (=voorkom zelfoverschatting) (Leewarders)
- van ein mèch eine uulifant make (=overdrijven) (Opglabbeeks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen