Spreekwoorden met `je met`

Zoek

8 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `je met`

  1. als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
  2. een appeltje met iemand te schillen hebben (=nog een vervelend onderwerp met iemand te bepraten hebben)
  3. een eitje met iemand te pellen hebben (=hetzelfde als: een appeltje met iemand te schillen hebben. Nog iets met iemand moeten oplossen.)
  4. een loopje met iemand nemen (=zich weinig van iemand aantrekken (die de leiding heeft))
  5. je met de borst op iets toeleggen (=iets erg vlijtig beoefenen)
  6. je met hand en tand verzetten (=je  heftig verzetten en er alles aan doen om het niet te laten doorgaan)
  7. je met iemand meten (=met iemand wedijveren)
  8. platvis eet je met de ramen open en rondvis met de ramen dicht (=m.a.w. platvis is een zomervis en rondvis is in de winter op z`n best)

5 betekenissen bevatten `je met`

  1. veel varkens maken de spoeling dun (=als je met veel bent, moet je ook met veel delen)
  2. gereed geld dingt scherp. (=als je meteen betaalt gaat de verkoop sneller)
  3. dat is iemand met een gebruiksaanwijzing (=dat is iemand waarvan je weet hoe je met diegene om moet gaan)
  4. een eitje met iemand te pellen hebben (=hetzelfde als: een appeltje met iemand te schillen hebben. Nog iets met iemand moeten oplossen.)
  5. iets op de hals halen (=je met een probleem laten opzadelen)

34 dialectgezegden bevatten `je met`

  1. as ge me oe ermoei geen road wit, ben de nie werd de ge ze het (=als je met je armoede geen raad weet ben je niet waard dat je ze hebt) (Heezers)
  2. Bejje mat de fiets of bejje lòpes? (=Ben je met de fiets of lopend?) (Dordts)
  3. Bemoeije mètje eiguh kejak jung (=Bemoei je met je eigen zaken) (Arnhems)
  4. boev'm moe je met boev'm vang'n (=bestrijd iemand waarmee hij jou bestrijdt) (Westerkwartiers)
  5. dan eddut zitte (=dan zit je met de gebakken peren) (Oudenbosch)
  6. dan zijde gekuld (=dan zit je met de gebakken peren) (Oudenbosch)
  7. dat moe je met 'n lanteerntje zoek'n (=dat komt zeer zelden voor) (Westerkwartiers)
  8. de bloën ès verlèd, de hojs zen haan moete auttet nès haage (=de merel heeft het broeden opgegeven omdat je met de eieren hebt aangeraakt) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. de höbs malsjaos as ich tich tësse lich en doenkel tiëgekoëm (=ik hoop je met valavond niet tegen te komen) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. den vèltj dich toch niks mieër in (=dan ben je met stomheid geslagen) (Heitsers)
  11. dich hëbs ze verstand get leig hange (=waar dacht je wel aan toen je met haar in bed dook) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dich stiks ieëveral zen snedder tèsse (=je bemoeit je met alles) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. ga je met mie mee (=wil je met me mee gaan) (Iepers)
  14. gaaj memme mee? (=ga je met mij mee?) (Rotterdams)
  15. Gènne gek van Sintmé.rte (=je met 't niet te gek maken) (Genneps)
  16. goaje mee mee mij? (=ga je met me mee?) (Waregems)
  17. Hübste ze létte vérve of autblétse (=Ben je met Pasen ook naar de kliniek geweest) (Bilzers)
  18. Kèk nâh, da leg een klâh! Issie van mèn of issie van jâh? (=Je bent een rund als je met vuurwerk stunt) (Haags)
  19. kiek noë zën eege, joeng ! (=bemoei je met je eigen zaken !) (Munsterbilzen - Minsters)
  20. moeidaniet (=bemoei je met je eigen zaken) (Kaprijks)
  21. moet je met de Hoornse boot mee? (Boôt.) (=wat een haast!) (Westfries)
  22. mot te meej oewe maot meej (=ga je met je vriend mee) (Tilburgs)
  23. nau konste ins snuffële (=nu word je met je neus op de feiten gedrukt) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. Nen bijzit (=Iemand waar je met samenewoont) (Herentals)
  25. petatte ette me een fringket (=aardappelen eet je met een vork) (Turnhouts)
  26. platte ribbekes meude meej oew tien gebôoje eete (=spareribs mag je met je handen eten.) (Tilburgs)
  27. trekt dao mee nao dn oîrloîge (=wat ben je met zo iemand) (Kortemarks)
  28. Veur te sjeie mós te mèt twieë zeen! (=Om te scheiden moet je met twee zijn!) (Kinroois)
  29. voss'n moe je met voss'n vang'n (=een gewiekst persoon moet je ook gewiekst vangen) (Westerkwartiers)
  30. wellekom, wellekom, lieve meirt da ge mi mei noar 't graf nieën veirt (=Welkom, welkom lieve maart, dat je met mij naar het graf niet vaart) (Wichels)
  31. wellekom, wellekom, lieve meirt da ge mi mei noar ' t graf nieën veirt (=Welkom, welkom lieve maart, dat je met mij naar het graf niet vaart) (Wichels)
  32. wie ut wijf trouw om ut lijf, verliest ut lijf, mer haawt ut wijf (=als je met een mooie vrouw, gaat het mooie er af en blijft er alleen een vrouw over) (Heezers)
  33. wilst met mij noar ' t gemeentehuus? (=wil je met me trouwen?) (Westerkwartiers)
  34. Zo, heb je met je pik zitten spelen Laot me je vingers effe ruike (=Als een jongen moe uit zijn slaapkamer komt of met een rood hoofd als hij geroepen wordt) (Utrechts)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen