18 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `iemand iets`
- iemand iets aan de hand doen (=iemand een suggestie geven)
- iemand iets aan de neus hangen (=iemand iets vertellen wat die beter niet kan weten)
- iemand iets aansmeren (=iemand iets (weinig waardevols) verkopen)
- iemand iets betaald zetten (=wraak nemen of straffen)
- iemand iets diets maken (=iemand iets wijs maken)
- iemand iets door de neus boren (=ervoor zorgen dat iemand iets niet krijgt)
- iemand iets heten liegen (=beweren dat iemand gelogen heeft)
- iemand iets in de maag splitsen/stoppen (=iemand met iets opzadelen)
- iemand iets in de mond geven (=iemand de mening van een ander laten geven in plaats van de eigen mening)
- iemand iets in de schoenen schuiven (=iemand aanwijzen als de schuldige of als de verantwoordelijke voor een mislukking)
- iemand iets in het oor bijten (=iemand iets op bitsige wijze influisteren)
- iemand iets in het oor fluisteren (=iemand iets zachtjes zeggen, heimelijk laten weten)
- iemand iets onder de roos vertellen (=iemand in het geheim iets meedelen)
- iemand iets op de mouw spelden (=iemand iets wijsmaken)
- iemand iets op een briefje geven (=ergens heel zeker van zijn)
- iemand iets op zijn brood geven (=iemand onvriendelijk iets verwijten)
- iemand iets voor de voeten gooien (=iemand met iets confronteren)
- iemand iets voor de voeten werpen (=iemand beschuldigen van iets)
26 betekenissen bevatten `iemand iets`
- op de vingers kijken (=(Op een vervelende manier) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
- bij iemand in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
- eens gezegd, blijft gezegd (=als iemand iets belooft moet die dat ook uitvoeren)
- iemand de les lezen (=duidelijk zeggen dat iemand iets verkeerds gedaan heeft)
- iemand het zwijgen opleggen (=er met niemand over mogen praten en niemand iets mogen vertellen)
- iemand iets door de neus boren (=ervoor zorgen dat iemand iets niet krijgt)
- met iemand afrekenen (=iemand betalen; iemand iets betaald zetten)
- iemand iets aansmeren (=iemand iets (weinig waardevols) verkopen)
- een sigaar uit eigen doos presenteren (=iemand iets aanbieden dat in feite door de ontvanger zelf is betaald)
- iemands handen zalven (=iemand iets geven in de hoop een gunst te verkrijgen)
- iemand blij maken met een dode mus (=iemand iets goeds in het vooruitzicht stellen, dat uiteindelijk waardeloos zal blijken te zijn)
- iemand de brokken in de mond tellen (=iemand iets helemaal niet gunnen)
- iemand iets in het oor bijten (=iemand iets op bitsige wijze influisteren)
- iemand de wet stellen (=iemand iets opdragen te doen)
- iemand iets aan de neus hangen (=iemand iets vertellen wat die beter niet kan weten)
- iemand iets diets maken (=iemand iets wijs maken)
- iemand voor het lapje houden (=iemand iets wijs maken of voor de gek houden)
- iemand iets op de mouw spelden (=iemand iets wijsmaken)
- iemand een rad voor de ogen draaien (=iemand iets wijsmaken / iemand op gemene wijze bedriegen)
- iemand zand in de ogen strooien (=iemand iets wijsmaken, iemand bedriegen)
- iemand iets in het oor fluisteren (=iemand iets zachtjes zeggen, heimelijk laten weten)
- iemand met de neus op de feiten drukken (=iemand iets zó onder de aandacht brengen, dat hij het niet langer kan negeren)
- zelfs de beste breister laat wel eens een steekje vallen (=ook al kan iemand iets heel goed, hij of zij zal ook wel eens een fout maken; dat is vergeeflijk)
- petje af (=respect betonen voor hoe iemand iets voor elkaar gekregen heeft)
- een lange neus maken (=tong uitsteken, iemand iets inpeperen (Jaloers maken))
- wat de boer aan het koren verliest zal hij aan het spek wel terugvinden (=waar iemand iets verliest zal iemand (anders) iets winnen)
50 dialectgezegden bevatten `iemand iets`
- 't gieët 'm locht (=als iemand iets gemakkelijk af gaat) (Weerts)
- a't een (h) oend gewist, je beeët: gezegd als iemand iets niet opmerkt of niet vinden kan wat vlak in zijn nabijheid staat of ligt (=had het een hond geweest, hij beet) (Klemskerks)
- appele veur pijre verkoeëpe; em liggenemme (=iemand iets aansmeren) (Diesters)
- as ein koe zeiktj, stiktj de anger de stert op (=kuddegedrag: als iemand iets doet, volgt al snel de rest) (Heitsers)
- As slummeke slum dood is muegde gij dem zijn (=Als iemand iets heel dom gezegd heeft) (Herentals)
- aziuë smijdn ze de keunènk zijn antschoens iuëk (=wanneer men iemand iets toegooit) (Kaprijks)
- bloaskes wijsmaken (=iemand iets wijs maken) (Lovendegems)
- doe bökkem! (=uitspraak als iemand iets stoms heeft gedaan (bökkem = gerookte haring)) (Heitsers)
- Eemes get hooste. (=iemand iets weigeren, nee zeggen.) (Roermonds)
- Eemes get opbinje, get wiês maake (=iemand iets wijs maken.) (Roermonds)
- één 'n hak zett'n (=iemand iets betaald zetten) (Westerkwartiers)
- één d'oog'n oop'men (=iemand iets verduidelijken) (Westerkwartiers)
- één uut de dreum help'm (=iemand iets verduidelijken) (Westerkwartiers)
- één wat op 'e mouw speld'n (=iemand iets wijs maken) (Westerkwartiers)
- eentwie int gat steekn (=iemand iets laten doen dat je zelf niet graag doet) (Kortemarks)
- eentwie puppn upangn (=iemand iets wijs maken) (Kortemarks)
- eentwie zn ei ofaoln (=iemand iets vragen dat hij niet graag zegt) (Kortemarks)
- eine get opbènje (=iemand iets wijsmaken) (Steins)
- èm een ujer oeën noeën (=iemand iets lappen) (Meers)
- emand een uur oen noen (=iemand iets wijs make) (Hals)
- Emes eine insjödde (=iemand iets op de mouw spelden) (Gelaens (Geleens))
- emes eine opbènje (=iemand iets wijsmaken (2) ) (Steins)
- emes get daoduje (=iemand iets onder de neus wrijven) (Heitsers)
- etwieë blowwe bloemtjes wysmoakn (=iemand iets wijs maken) (Lichtervelds)
- etwieë puppn wysmoakn (=iemand iets wijsmaken) (Lichtervelds)
- etwieën de board ofdoeën (=iemand iets afhandig maken, foppen) (Veurns)
- etwieën strieëpn (=iemand iets afhandig maken) (Veurns)
- etwien oentgrieven (=iemand iets afnemen dat hij nodig heeft) (Veurns)
- Ge kunt z'is kusse / Tarara (=Als iemand iets niet wil doen) (Leopoldsburgs)
- gelüfste nie dat piepele hoj aete, of moetech tig get aanesters wijs maoke (=iemand iets op de mauw spelden) (Bilzers)
- haod dich gezóndj, den betaal ich de dokter (=gelukwens; iemand iets aanbieden waar hij niets aan heeft; een gezond persoon heeft geen dokterskosten) (Heitsers)
- iemand een bloas in zennen nek sloagen (=iemand iets op de mouw spelden) (Klings)
- iemand een bloas waësmoake (=iemand iets opdissen) (Winksels)
- iemand een iuër' an noan (=iemand iets wijs maken) (Kaprijks)
- iemand een vaaze in zein kluute droaje (=iemand iets wijs maken) (Gents)
- iemand een woar aon naoje (=iemand iets wijsmaken) (Brechts)
- iemand iet oepsolfere (=iemand iets aansmeren/ met iets opzadelen) (Rotselaars)
- iemand iets in 'd oren bloazen (=influisteren) (Sint-Niklaas)
- iemand iets oansmjeiren, opsolferren (=ongevraagd iemand iets verkopen) (Sint-Niklaas)
- iemand iets op z'n mouw smere. (=Iemand de schuld geven.) (zaans)
- iemand iets opsolferen (=iemand iets ongevraagd opdringen) (Sint-Niklaas)
- iemand ipsulfren mee... (=iemand iets aansmeren) (Waregems)
- iemand wat veur de voet'n gooi'n (=iemand iets verwijten) (Westerkwartiers)
- iemëd blieëskës wijsmaoke (=iemand iets op de mouw spelden) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemed bliëskes wijsmaoke (=iemand iets op de mauw spelden) (Bilzers)
- iemëd èn zene poër zeeke (=iemand iets in de weg leggen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd foefkës vërtëlle (=iemand iets wijsmaken) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd get koe(j)lëk pakke (=iemand iets kwalijk nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd get koelëk pakke (=iemand iets kwalijk nemen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd get op ze braud gaeve (=iemand iets verwijten) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen