Spreekwoorden met `iemand de`

Zoek

49 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `iemand de`

  1. armoe met eren kan niemand deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
  2. iemand de beurs lichten (=van iemand geld stelen/afhandig maken)
  3. iemand de bons geven (=iemand waarmee je een relatie hebt niet meer willen zien)
  4. iemand de brokken in de mond tellen (=iemand iets helemaal niet gunnen)
  5. iemand de deur wijzen (=iemand wegsturen)
  6. iemand de duimschroeven aanzetten (=iemand scherp ondervragen, onder grote druk zetten)
  7. iemand de genadeslag geven (=iemand die al in grote moeilijkheden zit nog een probleem erbij geven zodat diegene het niet meer aan kan)
  8. iemand de hand boven het hoofd houden (=iemand in bescherming nemen)
  9. iemand de handen zalven (=iemand een geschenk geven in de hoop een gunst te bekomen)
  10. iemand de handschoen toewerpen (=iemand ergens toe uitdagen of met iemand de strijd willen aangaan)
  11. iemand de hielen laten zien (=inhalen of beter presteren dan de ander)
  12. iemand de hielen likken (=erg onderdanig of nederig tegen iemand doen)
  13. iemand de huid over de oren halen (=iemand afzetten, bedriegen)
  14. iemand de huid vol schelden (=iemand uitschelden)
  15. iemand de ijzers aanleggen (=iemand boeien of onder grote druk zetten)
  16. iemand de kroon van het hoofd nemen (=iemand te schande maken)
  17. iemand de laan uitsturen (=iemand ontslaan)
  18. iemand de les lezen (=duidelijk zeggen dat iemand iets verkeerds gedaan heeft)
  19. iemand de loef afsteken (=ergens beter in zijn dan iemand)
  20. iemand de mantel uitvegen (=iemand hevig uitfoeteren)
  21. iemand de mond snoeren (=iemand verbieden iets te zeggen / tot zwijgen brengen)
  22. iemand de nek toekeren (=zich minachtend van iemand afwenden)
  23. iemand de ogen openen (=iemand inzicht geven in iets wat diegene nog niet doorhad)
  24. iemand de ogen uitsteken (=iemand jaloers maken door de aandacht te vestigen op iets wat men heeft, en wat de ander ontbreekt)
  25. iemand de ogen verblinden (=iemand door uiterlijke schijn misleiden)
  26. iemand de oren afzagen (=steeds blijven aandringen)
  27. iemand de oren van het hoofd eten (=bij iemand erg veel eten)
  28. iemand de oren van het hoofd eten. (=zeer veel eten.)
  29. iemand de oren wassen (=iemand zeggen wat die fout gedaan heeft)
  30. iemand de pap in de mond geven (=iemand een gemakkelijke oplossing zomaar aanbieden)
  31. iemand de pas afsnijden (=iemand verhinderen een bepaalde actie uit te voeren)
  32. iemand de pen op de neus zetten (=streng ondervragen of aanpakken)
  33. iemand de rekening presenteren (=iemand de kosten ten laste brengen (ook figuurlijk))
  34. iemand de schop geven (=iemand ontslaan)
  35. iemand de stuipen op het lijf jagen (=iemand erg laten schrikken en/of bang maken)
  36. iemand de tekst/les lezen (=iemand scherp berispen)
  37. iemand de teugels uit handen nemen. (=iemand de leiding afnemen)
  38. iemand de voet dwars zetten (=tegenwerken)
  39. iemand de voet kussen (=erg onderdanig naar iemand doen)
  40. iemand de voet lichten (=iemand op gemene manier de baan afnemen)
  41. iemand de voeten spoelen (=iemand doen verdrinken / in zee verdrinken)
  42. iemand de vrije hand geven (=iemand geheel vrij laten in de wijze waarop hij een opdracht uitvoert)
  43. iemand de vrije teugel laten. (=iemand zijn eigen gang laten gaan)
  44. iemand de wacht aanzeggen (=een laatste waarschuwing geven)
  45. iemand de wet stellen (=iemand iets opdragen te doen)
  46. iemand de wind uit de zeilen nemen (=iemand dwars zitten)
  47. iemand de woorden uit de mond halen (=voor een ander spreken)
  48. iemand de zak geven (=iemand ontslaan)
  49. iemand de zwartepiet toespelen (=iemand benadelen)

14 betekenissen bevatten `iemand de`

  1. iemand in het zeer tasten (=bij iemand de gevoelige plek raken)
  2. het hart op de tong dragen (=direct zeggen wat iemand denkt, ongeacht of dat slim is of niet)
  3. het beestje bij zijn naam noemen (=duidelijk en precies zeggen hoe je over iets of iemand denkt; precies zeggen hoe iets zit)
  4. een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
  5. er een handje van hebben (=hinderlijke gewoonte, als iemand de kans ergens toe ziet die ook nemen, een ander het werk laten doen)
  6. iemand het vierkante gat wijzen (=iemand de deur wijzen, wegsturen)
  7. iemand in de arm nemen (=iemand de hulp vragen om te ondersteunen)
  8. iemand de rekening presenteren (=iemand de kosten ten laste brengen (ook figuurlijk))
  9. iemand de teugels uit handen nemen. (=iemand de leiding afnemen)
  10. iemand iets in de mond geven (=iemand de mening van een ander laten geven in plaats van de eigen mening)
  11. iemand de handschoen toewerpen (=iemand ergens toe uitdagen of met iemand de strijd willen aangaan)
  12. iemand onder de duim houden (=iemand in je macht hebben, iemand de baas zijn)
  13. iemand klein krijgen (=iemand laten merken dat je hem aankunt, over iemand de baas zijn en diegene tot gehoorzaamheid dwingen)
  14. iemand aan het touw hebben (=over iemand de macht hebben)

50 dialectgezegden bevatten `iemand de`

  1. A'j niks zegt, verstao ik ow 't best (=iemand de mond snoeren) (Achterhoeks)
  2. as plöddeke vööl de kaomer doe, dan stinke alle huukskes (=als een vuil, slordig iemand de kamer doet, stinkt het overal) (Tilburgs)
  3. bist ien de kerk geboor'n (=als iemand de deur laat openstaan :) (Westerkwartiers)
  4. De kat op ut spek biene (=iemand de gelegenheid geven) (Gastels)
  5. de mossët wol op iemëd staeke (=je moet wel iemand de schuld geven) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. e sërmaun gaeve of krijge (=iemand de levieten lezen of van iemand krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. éed ô moeder ô nie leren bloazen tèn (=als iemand de soep even laat staan omdat ze te heet is....zegt men) (Sint-Niklaas)
  8. Eemes läöker in de zökke kwatsje (=iemand de oren van het hoofd kletsen) (Sittards)
  9. één de nekslag geev' m (=iemand de genadeklap geven) (Westerkwartiers)
  10. één oaftroev'm (=iemand de les lezen) (Westerkwartiers)
  11. één op ' t vestje spei' n (=iemand de waarheid zeggen) (Westerkwartiers)
  12. Een poepie laten ruiken (=iemand de les lezen) (Monnickendams)
  13. één wat onner de neus wriev'm (=iemand de waarheid vertellen) (Westerkwartiers)
  14. em zijn zeevn zoaligeedn geven (=iemand de mouw uitvegen) (Kaprijks)
  15. emes de pókkel vol sjelje (=iemand de huid vol schelden) (Steins)
  16. Emes dèksele. (=iemand de waarheid zeggen.) (Gelaens (Geleens))
  17. Emes get nao de kop goeaije / slingere (=iemand de huid vol schelden) (Steins)
  18. Feit (=Als iemand de waarheid vertelt) (Benschops)
  19. ge ziddier nie in de keirk zulle (=als iemand de deur niet sluit) (Sint-Niklaas)
  20. GIJ MUILNTREKRE (=IEMAND DIE iemand de MOUW VEEGT) (Zomergems)
  21. iemand aofzeike (=iemand de les lezen) (Mestreechs)
  22. iemand de groond in bore (=van iemand kwaadspreken) (Geels)
  23. iemand de jas uitvegen (=iemand van Leiden naar Delft geven) (Gronings)
  24. iemand de kó.nt nao draage (=Iemand alles aandragen) (Genneps)
  25. iemand de kónt naodrage (=Altijd voor iemand het werk opknappen) (Wells)
  26. iemand de loef afstek'n (=iemand overtreffen) (Zottegems)
  27. iemand de neus afbijten (=iemand afsnauwen) (Sint-Niklaas)
  28. iemand de pelle afdoen (=iemand overtreffen) (Sint-Laureins)
  29. iemand de zak geve (=iemand wegsturen) (Oudenbosch)
  30. iemand den gros wissele (=Terecht gewezen worden. iemand de waarheid zeggen) (Genneps)
  31. Iemand iets op z'n mouw smere. (=iemand de schuld geven.) (zaans)
  32. iemand zijn boeksken opendoen (=van iemand de echte waarheid vertellen) (Wetters)
  33. iemand zijn zeevn zoaligheedn geevn (=iemand de les spellen) (Kaprijks)
  34. iemand zijn zoalighed geven / zijn zeevn zoaligheden gevn (=iemand de les spellen) (Kaprijks)
  35. iemed aut zenen dreem haole (=iemand de waarheid zeggen) (Bilzers)
  36. iemëd ë koet èn de kop zaoge (=iemand de oren van het hoofd zagen) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. iemed e koet ènde kop zaoge (=iemand de oren van de kop zagen) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. iemëd èn zën eege vèt loëte stoëve (=iemand de kans geven wat stoom af te laten) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. iemed énpaepere (=iemand de les spellen) (Bilzers)
  40. iemed kreete (=iemand de keel uithangen) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. iemed liggen hübbe (=iemand de baard afdoen) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. iemëd mèt zën snoet trèn dauwe (=iemand de werkelijkheid doen inzien) (Bilzers)
  43. iemed zen ziëve zaoleghétse gaeve (=iemand de les spellen) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. iemëd zwaur opte reistër lèggë (=iemand de duimschroeven aandraaien) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. iemes aut zene dreem helpe (=iemand de waarheid zeggen) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. iemes d'r sjtub oet de oge blaoze (=iemand de waarheid doen inzien) (Sjeeter plat)
  47. iemes de leviete laeze (=iemand de waarheid zeggen) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. iemes den daover oppet lijf jaoge (=iemand de stuipen op het lijf jagen) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. iemes moeëres leire (=iemand de les spellen) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. iemes peitsje haage (=iemand de benen onderuit halen) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen