49 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `iemand de`
- armoe met eren kan niemand deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
- iemand de beurs lichten (=van iemand geld stelen/afhandig maken)
- iemand de bons geven (=iemand waarmee je een relatie hebt niet meer willen zien)
- iemand de brokken in de mond tellen (=iemand iets helemaal niet gunnen)
- iemand de deur wijzen (=iemand wegsturen)
- iemand de duimschroeven aanzetten (=iemand scherp ondervragen, onder grote druk zetten)
- iemand de genadeslag geven (=iemand die al in grote moeilijkheden zit nog een probleem erbij geven zodat diegene het niet meer aan kan)
- iemand de hand boven het hoofd houden (=iemand in bescherming nemen)
- iemand de handen zalven (=iemand een geschenk geven in de hoop een gunst te bekomen)
- iemand de handschoen toewerpen (=iemand ergens toe uitdagen of met iemand de strijd willen aangaan)
- iemand de hielen laten zien (=inhalen of beter presteren dan de ander)
- iemand de hielen likken (=erg onderdanig of nederig tegen iemand doen)
- iemand de huid over de oren halen (=iemand afzetten, bedriegen)
- iemand de huid vol schelden (=iemand uitschelden)
- iemand de ijzers aanleggen (=iemand boeien of onder grote druk zetten)
- iemand de kroon van het hoofd nemen (=iemand te schande maken)
- iemand de laan uitsturen (=iemand ontslaan)
- iemand de les lezen (=duidelijk zeggen dat iemand iets verkeerds gedaan heeft)
- iemand de loef afsteken (=ergens beter in zijn dan iemand)
- iemand de mantel uitvegen (=iemand hevig uitfoeteren)
- iemand de mond snoeren (=iemand verbieden iets te zeggen / tot zwijgen brengen)
- iemand de nek toekeren (=zich minachtend van iemand afwenden)
- iemand de ogen openen (=iemand inzicht geven in iets wat diegene nog niet doorhad)
- iemand de ogen uitsteken (=iemand jaloers maken door de aandacht te vestigen op iets wat men heeft, en wat de ander ontbreekt)
- iemand de ogen verblinden (=iemand door uiterlijke schijn misleiden)
- iemand de oren afzagen (=steeds blijven aandringen)
- iemand de oren van het hoofd eten (=bij iemand erg veel eten)
- iemand de oren van het hoofd eten. (=zeer veel eten.)
- iemand de oren wassen (=iemand zeggen wat die fout gedaan heeft)
- iemand de pap in de mond geven (=iemand een gemakkelijke oplossing zomaar aanbieden)
- iemand de pas afsnijden (=iemand verhinderen een bepaalde actie uit te voeren)
- iemand de pen op de neus zetten (=streng ondervragen of aanpakken)
- iemand de rekening presenteren (=iemand de kosten ten laste brengen (ook figuurlijk))
- iemand de schop geven (=iemand ontslaan)
- iemand de stuipen op het lijf jagen (=iemand erg laten schrikken en/of bang maken)
- iemand de tekst/les lezen (=iemand scherp berispen)
- iemand de teugels uit handen nemen. (=iemand de leiding afnemen)
- iemand de voet dwars zetten (=tegenwerken)
- iemand de voet kussen (=erg onderdanig naar iemand doen)
- iemand de voet lichten (=iemand op gemene manier de baan afnemen)
- iemand de voeten spoelen (=iemand doen verdrinken / in zee verdrinken)
- iemand de vrije hand geven (=iemand geheel vrij laten in de wijze waarop hij een opdracht uitvoert)
- iemand de vrije teugel laten. (=iemand zijn eigen gang laten gaan)
- iemand de wacht aanzeggen (=een laatste waarschuwing geven)
- iemand de wet stellen (=iemand iets opdragen te doen)
- iemand de wind uit de zeilen nemen (=iemand dwars zitten)
- iemand de woorden uit de mond halen (=voor een ander spreken)
- iemand de zak geven (=iemand ontslaan)
- iemand de zwartepiet toespelen (=iemand benadelen)
14 betekenissen bevatten `iemand de`
- iemand in het zeer tasten (=bij iemand de gevoelige plek raken)
- het hart op de tong dragen (=direct zeggen wat iemand denkt, ongeacht of dat slim is of niet)
- het beestje bij zijn naam noemen (=duidelijk en precies zeggen hoe je over iets of iemand denkt; precies zeggen hoe iets zit)
- een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
- er een handje van hebben (=hinderlijke gewoonte, als iemand de kans ergens toe ziet die ook nemen, een ander het werk laten doen)
- iemand het vierkante gat wijzen (=iemand de deur wijzen, wegsturen)
- iemand in de arm nemen (=iemand de hulp vragen om te ondersteunen)
- iemand de rekening presenteren (=iemand de kosten ten laste brengen (ook figuurlijk))
- iemand de teugels uit handen nemen. (=iemand de leiding afnemen)
- iemand iets in de mond geven (=iemand de mening van een ander laten geven in plaats van de eigen mening)
- iemand de handschoen toewerpen (=iemand ergens toe uitdagen of met iemand de strijd willen aangaan)
- iemand onder de duim houden (=iemand in je macht hebben, iemand de baas zijn)
- iemand klein krijgen (=iemand laten merken dat je hem aankunt, over iemand de baas zijn en diegene tot gehoorzaamheid dwingen)
- iemand aan het touw hebben (=over iemand de macht hebben)
50 dialectgezegden bevatten `iemand de`
- A'j niks zegt, verstao ik ow 't best (=iemand de mond snoeren) (Achterhoeks)
- as plöddeke vööl de kaomer doe, dan stinke alle huukskes (=als een vuil, slordig iemand de kamer doet, stinkt het overal) (Tilburgs)
- bist ien de kerk geboor'n (=als iemand de deur laat openstaan :) (Westerkwartiers)
- De kat op ut spek biene (=iemand de gelegenheid geven) (Gastels)
- de mossët wol op iemëd staeke (=je moet wel iemand de schuld geven) (Munsterbilzen - Minsters)
- e sërmaun gaeve of krijge (=iemand de levieten lezen of van iemand krijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
- éed ô moeder ô nie leren bloazen tèn (=als iemand de soep even laat staan omdat ze te heet is....zegt men) (Sint-Niklaas)
- Eemes läöker in de zökke kwatsje (=iemand de oren van het hoofd kletsen) (Sittards)
- één de nekslag geev' m (=iemand de genadeklap geven) (Westerkwartiers)
- één oaftroev'm (=iemand de les lezen) (Westerkwartiers)
- één op ' t vestje spei' n (=iemand de waarheid zeggen) (Westerkwartiers)
- Een poepie laten ruiken (=iemand de les lezen) (Monnickendams)
- één wat onner de neus wriev'm (=iemand de waarheid vertellen) (Westerkwartiers)
- em zijn zeevn zoaligeedn geven (=iemand de mouw uitvegen) (Kaprijks)
- emes de pókkel vol sjelje (=iemand de huid vol schelden) (Steins)
- Emes dèksele. (=iemand de waarheid zeggen.) (Gelaens (Geleens))
- Emes get nao de kop goeaije / slingere (=iemand de huid vol schelden) (Steins)
- Feit (=Als iemand de waarheid vertelt) (Benschops)
- ge ziddier nie in de keirk zulle (=als iemand de deur niet sluit) (Sint-Niklaas)
- GIJ MUILNTREKRE (=IEMAND DIE iemand de MOUW VEEGT) (Zomergems)
- iemand aofzeike (=iemand de les lezen) (Mestreechs)
- iemand de groond in bore (=van iemand kwaadspreken) (Geels)
- iemand de jas uitvegen (=iemand van Leiden naar Delft geven) (Gronings)
- iemand de kó.nt nao draage (=Iemand alles aandragen) (Genneps)
- iemand de kónt naodrage (=Altijd voor iemand het werk opknappen) (Wells)
- iemand de loef afstek'n (=iemand overtreffen) (Zottegems)
- iemand de neus afbijten (=iemand afsnauwen) (Sint-Niklaas)
- iemand de pelle afdoen (=iemand overtreffen) (Sint-Laureins)
- iemand de zak geve (=iemand wegsturen) (Oudenbosch)
- iemand den gros wissele (=Terecht gewezen worden. iemand de waarheid zeggen) (Genneps)
- Iemand iets op z'n mouw smere. (=iemand de schuld geven.) (zaans)
- iemand zijn boeksken opendoen (=van iemand de echte waarheid vertellen) (Wetters)
- iemand zijn zeevn zoaligheedn geevn (=iemand de les spellen) (Kaprijks)
- iemand zijn zoalighed geven / zijn zeevn zoaligheden gevn (=iemand de les spellen) (Kaprijks)
- iemed aut zenen dreem haole (=iemand de waarheid zeggen) (Bilzers)
- iemëd ë koet èn de kop zaoge (=iemand de oren van het hoofd zagen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemed e koet ènde kop zaoge (=iemand de oren van de kop zagen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd èn zën eege vèt loëte stoëve (=iemand de kans geven wat stoom af te laten) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemed énpaepere (=iemand de les spellen) (Bilzers)
- iemed kreete (=iemand de keel uithangen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemed liggen hübbe (=iemand de baard afdoen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd mèt zën snoet trèn dauwe (=iemand de werkelijkheid doen inzien) (Bilzers)
- iemed zen ziëve zaoleghétse gaeve (=iemand de les spellen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemëd zwaur opte reistër lèggë (=iemand de duimschroeven aandraaien) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes aut zene dreem helpe (=iemand de waarheid zeggen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes d'r sjtub oet de oge blaoze (=iemand de waarheid doen inzien) (Sjeeter plat)
- iemes de leviete laeze (=iemand de waarheid zeggen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes den daover oppet lijf jaoge (=iemand de stuipen op het lijf jagen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes moeëres leire (=iemand de les spellen) (Munsterbilzen - Minsters)
- iemes peitsje haage (=iemand de benen onderuit halen) (Munsterbilzen - Minsters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen