Spreekwoorden met `iemand`

Zoek


383 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `iemand`

  1. aan iemands leiband (=door iemand geleid)
  2. aan iemands lippen hangen (=aandachtig luisteren)
  3. aan iemands voeten liggen (=iemand vereren, een absolute fan van iemand zijn)
  4. achter iemand zoeken (=iemand kwaad proberen te doen)
  5. allemans werk is niemands werk. (=als iedereen verantwoordelijk is, doet niemand het daadwerkelijk.)
  6. als een luis in iemands pels zijn (=iemand voortdurend in de weg lopen. Iemand tegenwerken)
  7. armoe met eren kan niemand deren. (=arm zijn is niet erg als je maar eerlijk bent)
  8. bij iemand aankloppen (=hulp vragen)
  9. bij iemand in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
  10. bij iemand nog wel kunnen schoolgaan (=aan iemand nog een voorbeeld kunnen nemen)
  11. dat is iemand met een gebruiksaanwijzing (=dat is iemand waarvan je weet hoe je met diegene om moet gaan)
  12. de gek met iemand steken (=spotten met iemand)
  13. de handen van iemand aftrekken (=iemand niet langer steunen)
  14. de kastanjes voor iemand uit het vuur halen (=voor iemand anders het gevaarlijke werk of een lastig klusje doen)
  15. de mier aan iets/iemand hebben (=een erge hekel hebben)
  16. de pik op iemand hebben (=iemand voortdurend plagen of aanvallen)
  17. de poten onder iemands stoel wegzagen (=iemands positie verzwakken)
  18. de vlag voor iemand strijken (=voor iemand onderdoen, zijn meerdere erkennen)
  19. de vloer aanvegen met iemand (=iemand gemakkelijk kloppen/verslaan)
  20. eb en vloed wachten op niemand (=de tijd gaat gewoon door)
  21. een appeltje met iemand te schillen hebben (=nog een vervelend onderwerp met iemand te bepraten hebben)
  22. een eitje met iemand te pellen hebben (=hetzelfde als: een appeltje met iemand te schillen hebben. Nog iets met iemand moeten oplossen.)
  23. een goed woord voor iemand doen (=iemand bij een ander aanbevelen)
  24. een lans breken voor iemand (=het voor iemand opnemen, voor iemand de best doen diegene ergens mee te helpen iets te verkrijgen)
  25. een lelijke noot met iemand te kraken hebben (=met iemand nog iets af te rekenen hebben)
  26. een lichtje opgaan bij iemand (=iets wordt duidelijk en helder)
  27. een loopje met iemand nemen (=zich weinig van iemand aantrekken (die de leiding heeft))
  28. een nagel aan iemands doodkist (=een groot verdriet of iemand die een groot verdriet veroorzaakt)
  29. een oogje op iemand hebben (=tedere, mogelijk verliefde, gevoelens voor iemand koesteren)
  30. een rib(be) uit iemands lijf (=een grote uitgave)
  31. een zak zout met iemand gegeten hebben (=iemand al lang kennen)
  32. een zwak voor iets of iemand hebben (=iets/iemand leuk of aardig vinden)
  33. fiolen van toorn over iemand uitstorten (=aan iemand duidelijk laten blijken dat je kwaad op diegene bent)
  34. gebraden duiven vliegen niemand in de mond (=je krijgt niets zomaar (zonder er enige moeite voor te doen))
  35. geloof nooit iemand die in de ene hand water en de andere hand vuur draagt (=wees niet lichtgelovig, niet iedereen is het vertrouwen waard)
  36. het iemand warm maken (=iemand in moeilijkheden brengen)
  37. het is een kwade wind die niemand voordeel brengt (=er is altijd wel iemand die van de omstandigheden weet te profiteren)
  38. het land hebben aan iets/iemand (=een hartgrondige afkeer hebben)
  39. het met iemand aan de stok hebben/krijgen (=ruzie met elkaar hebben/krijgen)
  40. het niet op iemand hebben (=iemand niet goed kunnen verdragen)
  41. het op iemand begrepen hebben (=iemand goed kunnen verdragen / iemand is altijd de pineut)
  42. het op iemand gemunt hebben (=steeds dezelfde persoon die ergens last van heeft)
  43. het op iemand niet begrepen hebben (=iemand niet vertrouwen)
  44. het tij wacht op niemand. (=benut kansen voor het te laat is)
  45. hoogmoed deed nooit iemand goed. (=arrogantie en overmoed zijn slechte eigenschappen)
  46. huizen op iemand kunnen bouwen (=sterk op iemand kunnen vertrouwen)
  47. iemand (aan) de pols voelen (=iemand uithoren)
  48. iemand aan de dijk zetten (=iemand ontslaan)
  49. iemand aan de tand voelen (=op strenge manier ondervragen)
  50. iemand aan het lijntje hebben (=meewerken met iemand)

575 betekenissen bevatten `iemand`

  1. naar iemands pijpen dansen (=(onderdanig) alles doen wat iemand vraagt)
  2. op de vingers kijken (=(Op een vervelende manier) scherp toezien hoe iemand iets doet, zodat elke fout direct opgemerkt wordt)
  3. aan de veren kent men de vogel (=aan het uiterlijk (verzorging/kleding) kun je zien met wat voor iemand je te maken hebt)
  4. niet in iemands schaduw kunnen staan (=aan iemand absoluut niet kunnen tippen)
  5. je hart uitstorten (=aan iemand alles (in vertrouwen) vertellen)
  6. fiolen van toorn over iemand uitstorten (=aan iemand duidelijk laten blijken dat je kwaad op diegene bent)
  7. bij iemand in het krijt staan (=aan iemand iets schuldig zijn)
  8. iemands maat niet kunnen halen (=aan iemand niet kunnen tippen)
  9. bij iemand nog wel kunnen schoolgaan (=aan iemand nog een voorbeeld kunnen nemen)
  10. plat op de buik gaan (=aan iemand toegeven, zich overleveren)
  11. in zijn eigen vet gaar koken (=aan zijn lot overlaten (iemand die iets misdaan heeft))
  12. iemand het hof maken (=aardig tegen iemand doen in de hoop aardig gevonden te worden)
  13. het tafellaken doorsnijden (=alle bindingen met iemand verbreken)
  14. iemand over de hekel halen (=allerlei slechte dingen vertellen over iemand)
  15. de wereld op zijn duim kunnen draaien (=alles doen wat iemand wil)
  16. de kust is veilig (=alles is in orde - er is niemand in de buurt)
  17. zo vrij als een vogeltje in de lucht (=alles kunnen doen en laten wat iemand wil)
  18. iemand tot op zijn hemd uitkleden (=alles van iemand afnemen, een te hoge prijs laten betalen)
  19. iemand om zijn vinger (kunnen) winden (=alles van iemand gedaan (kunnen) krijgen of alles mogen)
  20. je hebben en houwen verliezen (=alles wat iemand bezit kwijtraken)
  21. allemans werk is niemands werk. (=als iedereen verantwoordelijk is, doet niemand het daadwerkelijk.)
  22. als de maan vol is schijnt ze overal (=als iemand gelukkig is, kan iedereen dat zien)
  23. eens gezegd, blijft gezegd (=als iemand iets belooft moet die dat ook uitvoeren)
  24. dan moet de wal het schip maar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
  25. opgestaan is plaats vergaan (=als je even wegloopt kan iemand anders op je stoel gaan zitten)
  26. wie appelen vaart, die appelen eet (=als je handelt in bepaalde goederen, dan zul je deze zelf waarschijnlijk ook gebruiken. / iemand die bepaalde werkzaamheden voor een ander moet verrichten, geniet daar doorgaans zelf ook van)
  27. als je hem een vinger geeft, neemt hij de hele hand (=als je iemand een beetje helpt, wil diegene altijd je hulp)
  28. wie een hond wil slaan, vindt altijd wel een stok (=als je kritiek wil hebben op iemand, vind je altijd wel een reden)
  29. geen bericht is goed bericht (=als je niet weet hoe het met iets of iemand gaat, kun je ervan uitgaan dat het goed gaat, zolang je geen slecht bericht ontvangt)
  30. wie geeft wat hij heeft, is waard dat hij leeft (=als je zoveel geeft zoveel je kunt, dan kan niemand je iets verwijten)
  31. of je worst lust! (=antwoord als iemand `Wat?!` zegt)
  32. begaan zijn met (=bedroefd zijn omdat het met iemand niet goed gaat, meeleven met)
  33. geen mens is zijn eigen maker. (=beoordeel iemand niet om hun uiterlijk.)
  34. beter blooie Piet dan dooie Piet (=beter een aarzelend iemand dan iemand die ondoordacht handelt)
  35. iemand iets heten liegen (=beweren dat iemand gelogen heeft)
  36. iemand in het zeer tasten (=bij iemand de gevoelige plek raken)
  37. iemand de oren van het hoofd eten (=bij iemand erg veel eten)
  38. met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
  39. dat is lariekoek (=dat heeft iemand verzonnen)
  40. dat is iemand met een gebruiksaanwijzing (=dat is iemand waarvan je weet hoe je met diegene om moet gaan)
  41. er zal geen haan naar kraaien (=dat zal niemand te weten komen)
  42. uit het oog, uit het hart (=de aandacht voor iemand verliezen, als die persoon niet meer in de nabijheid is)
  43. bomen ontmoeten elkaar niet, mensen wel (=de kans dat je iemand toevallig tegenkomt is groot)
  44. iemand kunnen maken en breken (=de mogelijkheid hebben te beslissingen over iemands leven en dood en welbevinden)
  45. een streep door de rekening halen (=de schuld van iemand kwijtschelden en het er niet meer over hebben)
  46. weten waar de aal kruipt (=de ware bedoelingen van iemand doorzien)
  47. aan hetzelfde euvel mank gaan (=dezelfde fouten maken als iemand anders)
  48. het hart op de tong dragen (=direct zeggen wat iemand denkt, ongeacht of dat slim is of niet)
  49. scherven brengen geluk. (=dit zeg je om iemand zich minder schuldig te laten voelen)
  50. iemand links laten liggen (=doen alsof iemand er niet is, niet bemoeien met iemand)

50 dialectgezegden bevatten `iemand`

  1. Eine dae nao mich kumtj is altied de volgendje! (=iemand die na mij komt is altijd de volgende!) (Kinroois)
  2. (De meeste mensen gaan dood in bed) gekscherend gezegd als iemand aangeeft naar bed te gaan. (=Op berre goat de meeste mens'n doohd) (Epers)
  3. (h) em de stront uit zijn gat vraugen (=iemand aanhoudend persoonlijke vragen blijven stellen) (Lokers)
  4. (h) ij kan nog ginne puit beregten (=iemand die niets meer kan, krachteloos) (Lokers)
  5. `de bank is geduldig ` (=Antwoord waneer iemand pocht met zijn goederen, auto's of huizen) (Utrechts)
  6. `je gaot nog lang niet doad he jochie /messie/wijfie II: Je gaat bij lange na niet dood/hemeluh .. wat een stank. (=iemand die stinkt na poepen op het toilet/wc) (Utrechts)
  7. `je mot zeker weer iets van me hè / wat mojje nu weer van me? ) *ironisch bedoeld als iemand een beetje slijmt (vaak kinderen die dat doen richting een moeder) (=`je wilt zeker weer iets van mij ` (ironisch als iemand slijmt)) (Utrechts)
  8. ''Bèste bang dat dien moel iëder verslete is es dien vot!?` (=opmerking als iemand je in het voorbijgaan niet groet) (Steins)
  9. 'k drink nie uit da glas worda torjuust iemand ö gezabberd eet (=ik drink niet uit dat glas waar net iemand anders van dronk) (Sint-Niklaas)
  10. 'k goa eu een peere geeve da eu muile schief stoat (=iemand kloppen) (Gents)
  11. 'k goa eu ne schup in euwen inktpot geven dade al schraavend (schrijvend) vuurtluupt (=iemand bedreigen) (Gents)
  12. 'k stonne 'k ik doar te blink'n (=tevergeefs wachten op iemand) (Waregems)
  13. 'k zal tèn ies e vogelke vur ô vangen (=iemand een loze belofte doen) (Sint-Niklaas)
  14. 'n apaarde snoeshoan (=een vreemd iemand) (Westerkwartiers)
  15. 'n broave hennerk (=een oppassend iemand) (Westerkwartiers)
  16. 'n echte pinegel (=iemand die altijd tegendraads is) (Hoogstraats)
  17. 'n gezicht zette wi-j 'n schaermoês (=iemand die bang is) (Weerts)
  18. 'n harteg woordje met één proat'n (=iemand streng toespreken) (Westerkwartiers)
  19. 'n holt'n Kloas (=een houterig iemand) (Westerkwartiers)
  20. 'n koew en 'n zog hebbe noit genog (=over iemand die nooit genoeg heeft) (Astens)
  21. 'n kôw lektj gein vreemdje kaover (=als iemand voor de 2e keer trouwt en er al kinderen zijn) (Weerts)
  22. 'n loopn'de hond vangt altied wel 'n bot (=iemand die onderweeg is krijgt altijd wel iets) (Westerkwartiers)
  23. 'n schip op 't strand, is 'n boak'n ien zee (=houdt het ongeval van iemand anders voor ogen) (Westerkwartiers)
  24. 'n vaalze Judas (=iemand die de boel verraadt) (Westerkwartiers)
  25. 'n vleegende krauw vunk mië dan ein zittende (=iemand die op veel plaatsen komt, krijgt meestal ook vanalles) (Steins)
  26. 'n vliégende krei viendt lichtig wat (=iemand die geregeld op pad is vindt nog wel eens een voordeeltje.) (Wells)
  27. 'n wit voedje hoal'n (=jezelf bij iemand ophemelen) (Westerkwartiers)
  28. 'n zweeloeër (=iemand die net doet of ie niet gehoord heeft wat er is gezegd) (Weerts)
  29. 'ne aezel haat neet ummer lang oere (=aan de buitenkant is niet te zien of iemand dom is) (wijlres)
  30. 'ne boeëk offe d'r bagge in hieët zitte (=iemand met een dikke buik) (Weerts)
  31. 'ne flinke kloeët aafdrejje (=iemand een loer draaien) (Weerts)
  32. 'ne kop wi-j 'n mooshödje (=iemand met een dik hoofd) (Weerts)
  33. 'ne naakse mins kujje neet in zien tes veule (=van iemand die niks heeft, hoef je niks te verwachten) (Weerts)
  34. 'ne Naate paol es gauw beraengeltj (=iemand die zwak is, wordt vlug ziek) (Weerts)
  35. 'nen alweter (=iemand die altijd alles beter weet) (Sint-Niklaas)
  36. 'nen broebeljeir (=iemand die onverstaanbaar, binnensmonds praat) (Sint-Niklaas)
  37. 'pow, wat 'n batteri'je' (=iemand met een brede achterse) (Sallands)
  38. 't bij 'n aaner ien 'e schoen'n schuuv'm (=iemand anders de schuld geven) (Westerkwartiers)
  39. 't book is umgedrage (=als iemand te laat is) (Weerts)
  40. 't ei oyt zijn gat vroa'n (=iemand uithoren) (Waregems)
  41. 't en is gin trop of d'r zit e buk in: in elk gezelschap, in elke familie is er altijd wel één iemand die niet deugt (=er is geen troep of er zit een bok in) (Klemskerks)
  42. 't es gelijk e perdemuijle (=iemand met een lelijk uiterlijk) (Oudenhoofs)
  43. 't es lyk 'n Engels hoantje (=een hitsig, opvliegend iemand) (Harelbeeks)
  44. 't es nen karaudzigen (=iemand die veel moed heeft) (Zottegems)
  45. 't Gelök luiptj 'm nao (=iemand die het altijd mee zit) (Weerts)
  46. 't gieët 'm locht (=als iemand iets gemakkelijk af gaat) (Weerts)
  47. 't Goa ree'nen, de verkens luup'n mee struut in uir muile (=Wanneer iemand een sigaar of sigaret rookt) (Lierdens)
  48. 't hès van de zulle lwopn (hès=gras; zulle=drempel) (= (te) vaak bij iemand op bezoek gaan) (Izegems)
  49. 't is 'n verwonn'n popke (='t is een verwend iemand) (Westerkwartiers)
  50. 't is 'nen broekschijter, nen labbekakker (=iemand die schrik heeft) (Sint-Niklaas)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen