Spreekwoorden met `hol`

Zoek

23 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hol`

  1. achteruit gaan als een hollend paard (=snel terrein verliezen)
  2. als hollands welvaren (=blakend van gezondheid)
  3. dat kan ik wel in mijn holle kies stoppen (=dat is wel een heel klein beetje)
  4. de gestage drup holt de steen (uit) (=door vol te houden wordt uiteindelijk wel het doel bereikt)
  5. een holle darm. (=gezegd van iemand die veel eet)
  6. een paard dat eens op hol is geslagen, kan dat snel weer doen. (=een eens gemaakte fout, begaat men makkelijk weer)
  7. een schollekop (vissenkop) hebben (=een boeventronie hebben)
  8. het is een slechte muis die maar een hol heeft (=je doet er best aan een alternatieve oplossing achter de hand te hebben)
  9. het is hollen of stilstaan (=van het ene uiterste in het andere belanden)
  10. hij droomt van schol maar eet graag platvis (=hij verwacht te veel)
  11. hol over bol (=ondoordacht snel)
  12. hollands welvaren (=gezegd van een zeer gezond uitziend persoon)
  13. holle vaten bommen/klinken het hardst (=wie er het minste verstand van heeft, verkondigt het luidst zijn mening)
  14. holle vaten klinken het hardst. (=de minst competente persoon is vaak ook de luidste)
  15. hollen of stilstaan (=van het ene uiterste in het andere vallen)
  16. iets in zijn holle kies kunnen stoppen (=gezegd van eten : het is de moeite niet, het is te weinig)
  17. is de paus katholiek? (=een antwoord op een vraag waarvan het antwoord overduidelijk `Ja` is)
  18. je in het hol van de leeuw wagen (=een groot risico nemen , rechtstreeks bij de vijand te rade gaan)
  19. lege vaten klinken het holst (=zij die er niets over weten, roepen het hardst)
  20. van december tot maart is de schol de pan niet waard (=platvis moet je in de zomer eten)
  21. wie de teugel slap laat hangen, kan met een mak paard nog op hol raken. (=blijf altijd aandachtig en geconcentreerd)
  22. ze is zo plat als een botje (scholletje) (=ze heeft bijna geen borsten)
  23. zo hollands als haring met uitjes (=typisch Hollands)

13 betekenissen bevatten `hol`

  1. koud bier maakt warm bloed. (=alcohol maakt aggressief)
  2. een glaasje op hebben (=alcohol te hebben genuttigd)
  3. er verdrinken er meer in het glas dan in de zee (=er gaan veel mensen dood door het drinken van alcohol)
  4. zuipen als een ketter (=erg veel (alcoholische drank) drinken)
  5. een kruiwagen hebben (=geholpen worden)
  6. uit de brand zijn (=geholpen zijn, problemen opgelost)
  7. een goede dam leggen. (=goed eten (voor het drinken van alcohol))
  8. te diep in het glaasje kijken (=te veel alcohol drinken en daardoor erg dronken zijn)
  9. aan Bacchus offeren (=te veel alcoholhoudende drank nuttigen)
  10. zo Hollands als haring met uitjes (=typisch hollands)
  11. die wijn drinkt kweekt luizen. (=veel alcohol drinken maakt je arm)
  12. een kater hebben (=zich beroerd en vervelend voelen (meestal na te veel alcohol))
  13. boerenverstand (=zonder scholing toch slim zijn)

42 dialectgezegden bevatten `hol`

  1. ik hol van die (=ik hou van jou) (Gronings)
  2. A'j ow waart veur't aoverdeudige , dan hol i'j genog veur't neudige. (=Overdaad) (Achterhoeks)
  3. Afslaage; oep ze bakkes sloage; motte geve; en blauw oeëg sloage; van de roei geve, oep zenne smikkel slage, tege zen schene stampe; onder zijn hol stampe; afdruuëge; zijn hessens inslaage (=slaag geven) (Diesters)
  4. aut zen koej haole (=uit zijn hol lokken) (Bilzers)
  5. autheise (=iemand uit zijn hol halen) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. ei eet er deugd van; zèn oûgen drjaan nor 't hol van zè gat (=je ziet dat hij het prettig vindt....) (Sint-Niklaas)
  7. Haar op juh hol 'Ja, een bunder of vaijf!' (=Haar op je kont 'Ja, een hectare of 5') (westlands)
  8. hol de bene d'r onder en de gang d'r in . (=Ga door en houdt moed .) (achterhoeks)
  9. hòl de göllie zèllef oew kòkse op ut gasfebriek (=halen jullie je cokes zelf bij de gasfabriek) (Tilburgs)
  10. hol de kop d' r veur!! (=houd moed!!) (Westerkwartiers)
  11. hol euver trol (=overvloedig) (Mestreechs)
  12. hol mien vast, hol mien vast (=Ik sla je op je bek) (Groesbeeks)
  13. hol nou op te stommerdje speul' n (=zeg nou eindelijk weer eens wat) (Westerkwartiers)
  14. hol oen kop (=Hou je stil) (Hoogeveens)
  15. hol op met dat gefiedel (=stop met dat kattengejank) (Westerkwartiers)
  16. hol op met hikhakk' n (=hou op te bekvechten) (Westerkwartiers)
  17. hol op schei uut (=nu moet je echt ophouden) (Westerkwartiers)
  18. hol op te dunnerjoag'n (=hou op te klieren) (Westerkwartiers)
  19. hol op te foeder'n (=hou op te mopperen) (Westerkwartiers)
  20. hol op te groedje toet'n (=hou op te morsen) (Westerkwartiers)
  21. hol op te gromm'n (=grommen - hou op met grommen) (Westerkwartiers)
  22. hol op te jeuzel' n (=hou op te zeuren) (Westerkwartiers)
  23. hol op te kniez'n (=hou op met dat stiekeme lachen) (Westerkwartiers)
  24. hol op te mekker'n (=hou op te mopperen) (Westerkwartiers)
  25. hol op te miauw'n (=hou op te zeuren) (Westerkwartiers)
  26. hol op te tjauwel´n (=hou op met dat domme gepraat) (Westerkwartiers)
  27. hol toch es op te belk' n (=hou toch eens op te schreeuwen) (Westerkwartiers)
  28. hol toch op te kribb'n! (=hou toch op met ruzie maken!) (Westerkwartiers)
  29. hol toch op te snödder'n (=snotteren - hou toch op te snotteren) (Westerkwartiers)
  30. hol weezen tot aan zien / heur hakken (=honger hebben) (Gronings)
  31. iemëd autheeze (=iemand uit zijn hol lokken) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. iemed autheisse (=iemand uit zijn hol halen) (Bilzers)
  33. ien 't hol van 'e leeuw (=waar het gevaar het grootst is) (Westerkwartiers)
  34. ik hol 't heft ien hand'n (=ik blijf de baas) (Westerkwartiers)
  35. ik hol van die (=ik hou van jou) (Gronings)
  36. in 't hol van Pluto (=verafgelegen) (West-Vlaams)
  37. is hol tot aan zien hakken (=heeft honger) (Gronings)
  38. kik oe 'n hol ut eet (=kijk eens naar die dikke billen) (`t-Heikes)
  39. óp de loop gaon (=op hol slaan) (Steenwijks)
  40. un knèèn graoft un hòl omdèt gin kôoj kan timmere. (=iedereen presteert naar eigen vermogen.) (Tilburgs)
  41. Wat ken mèn ut nâh amme hol klonterûh? (=Wat kan mij het nou schelen?) (Haags)
  42. Zemme 't vuulen beve tot in 't hol van Pluto (=een wind laten / prot laten) (lenniks)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen