Spreekwoorden met `hij loopt`

Zoek

2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hij loopt`

  1. geef een ezel haver en hij loopt naar de distels. (=mensen zijn soms koppig en willen geen hulp of advies)
  2. geef een ezel klaver hij loopt naar de distels/biezen. (=sommige mensen zijn nooit tevreden met wat ze hebben)

Eén betekenis bevat `hij loopt`

  1. het gaat aan zijn neus voorbij (=hij loopt iets mis)

50 dialectgezegden bevatten `hij loopt`

  1. 'j es zijn kluutn goan schuurn (=hij loopt weg als er moet gewerkt worden) (Knesselaars)
  2. 't is net of 'er op eier lopt (=hij loopt zeer voorzichtig) (Westerkwartiers)
  3. a angd'op zan zoemerzou (=hij loopt scheef) (Ninoofs)
  4. a weet va veren nie datten vanachter liëeft (=hij loopt in de wolken) (Ninoofs)
  5. at hi-j nog langzamer lup, luppe achteruut (=hij loopt langzaam) (Achterhoeks)
  6. dae hèt de bibbërëbitsjës op zë lijf (=hij loopt te huiverenn) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. dae hèt viël zjaer bij (=hij loopt te pronken) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. Dae hiltj d'r zich lieëlik naeve (=hij loopt er de kantjes vanaf) (Weerts)
  9. Dae lupt d'r bi-j wie inge haofgehangene (=hij loopt er onverzorgd bij) (Mechels (NL))
  10. dae löptj waat d’n hemel gaeve kan (=hij loopt zo hard hij kan) (Heitsers)
  11. Die loop voor schobberdebonk (=hij loopt er slordig (gekleed) bij) (Dordts)
  12. din löp zich 't kruus uut de bokse. (=hij loopt zich het kruis uit de broek.) (Vechtdals)
  13. è liuëp mee ‘n ej in zijn gat (=hij loopt zenuwachtig te tobben) (Kaprijks)
  14. ei loopt rond gullèk e kieken dad een ei moet gô leigen (=hij loopt onrustig rond) (Sint-Niklaas)
  15. ei loopt soe recht as een kjeis (=hij loopt mooi rechtop) (Sint-Niklaas)
  16. ei loûpt soe krom as ne zichel (=hij loopt helemaal krom) (Sint-Niklaas)
  17. ès zoe krom as een zichel (=hij loopt helemaal krom) (Sint-Niklaas)
  18. hae és zoe kroemp assen ziëkel (=hij loopt zwaar voorover gebukt) (Bilzers)
  19. hai drijt zenneh zak (=hij loopt naar de tegenpartij over) (Arendonks)
  20. hè leipterbiej wiej eine bing (=hij loopt er onverzorgd bij) (Opglabbeeks)
  21. hè lopt as unnen òssestaawer (=hij loopt wel erg moeilijk) (Tilburgs)
  22. hee löp te nöaln (=hij loopt te zeuren) (Twents)
  23. Hej löp veur mij uut (=hij loopt voor mij uit) (Hoogeveens)
  24. Hie laopt zôô krom as 'n zekel (=hij loopt erg krom) (Ouddorps)
  25. hij het de piep uut (=hij loopt op zijn laatste benen) (Westerkwartiers)
  26. hij is altied hoandje de veurste (=hij loopt altijd vooraan) (Westerkwartiers)
  27. Hij loapt van riefke noar raufken (=hij loopt over en weer) (Hansbeeks)
  28. hij lopt as 'n stoterse hoan (=hij loopt heel trots) (Westerkwartiers)
  29. hij lopt ien 't blode bezroen (=hij loopt in een overhemd) (Westerkwartiers)
  30. hij lopt met meul'ntjes (=hij loopt met molentjes) (Westerkwartiers)
  31. hij lopt op eier (=hij loopt zeer behoedzaam) (Westerkwartiers)
  32. hij lopt zich uut de noad (=hij loopt zich het apezuur) (Westerkwartiers)
  33. hij lup naor huis (=hij loopt naar huis) (Maas en waals)
  34. Hij löp al (=hij loopt al) (hoogeveens)
  35. hij stao krom van de rimmetiek. (=hij loopt kreupel door de reuma.) (Tilburgs)
  36. hij stijt mij ien 't licht (=hij loopt mij voor de voeten) (Westerkwartiers)
  37. hij zal 'r z'n bloas nie aon scheure (=hij loopt er de kantjes vanaf) (Luyksgestels)
  38. Ie luupt in zinne vlieënde vlendel... (=hij loopt poedelnaakt) (Avelgems)
  39. ij denkt dattie -j-ut is (=hij loopt naast zijn schoenen) (Oudenbosch)
  40. IJ eed de gaank der in (=hij loopt snel.) (Roosendaals)
  41. ij luept van riefken noar roafken (=hij loopt van de ene plaats naar de andere, hij loopt van het kastje naar de muur) (Lokers)
  42. je lopt erbie voî spek en boînn (=hij loopt er bij als het vijfde wiel aan een wagen) (Kortemarks)
  43. je lopt in ze bloît vel (=hij loopt naakt) (Kortemarks)
  44. je lopt roend lik e kieken die moe leggn (=hij loopt nerveus rond) (kortemarks)
  45. je lot de poîtn van oender ze gat (=hij loopt vlug) (Kortemarks)
  46. jeet e groît gedacht van zezelvn (=hij loopt hoog op met zichzelf) (Kortemarks)
  47. jeet oîgup (=hij loopt hoog op met zichzelf) (Kortemarks)
  48. lievre isnen oas en je lopt an vennestjes (=Livre is een haas en hij loopt aan Vannestjes) (Brugs)
  49. tsop liuëpt aw uit zij muile van de goeste (=hij loopt al te kwijlen) (Kaprijks)
  50. tutuut zei den tram, en de stoesse ging voech! (tut tuut zei de trein en het station ging voort!) (=hij loopt totaal naast zijn schoenen!) (Brussels)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen