Spreekwoorden met `geluid`

Zoek

Eén spreekwoord bevat `geluid`

  1. iemands geluid niet horen (=niet naar iemand willen luisteren)

Eén betekenis bevat `geluid`

  1. een hazenslaapje (=een slaap, die zo licht is, dat men bij `t minste geluid wakker wordt)

12 dialectgezegden bevatten `geluid`

  1. 't gurravot van de kinderen (=het geluid van spelende kinderen) (Sint-Niklaas)
  2. ' t geplets van de zwemmers int woater (=het geluid van de zwemmers in het water) (Sint-Niklaas)
  3. As 'n wief op n orgel spoalt kump d`r gen geluid oet (=als een vrouw orgel speelt komt er geen muziek uit.) (Twents)
  4. de klok het gelooien (=de (toren-) klok heeft geluid (betekent: het is tijd) ) (Lekkerkerks)
  5. de luudsprekers graanz'n (=de luidsprekers hebben een krakend geluid) (Westerkwartiers)
  6. doëvan wiën ich heil daovërwèttëg (=ik word niet goed door dat geluid) (Munsterbilzen - Minsters)
  7. èt trumptj (=kleine klok wordt geluid om aan te geven dat de mis over .... minuten gaat beginnen.) (Heels)
  8. kokkedein (=geluid dat hennen maken als ze een ei leggen) (Sint-Niklaas)
  9. Pa hoorde nen stoemmeling oep den trap, pakte ze geweer en schoot in z'n broek (=Vader hoorde een geluid op de trap, nam zijn geweer en trok zijn broek aan) (Antwerps)
  10. smakken (=geluid maken als men eet) (Sint-Niklaas)
  11. Stoet en bitsje, stoet en bitsje, stoet en bitsje e bitsje heller, e bitsje heller, e bitsje heller kis m'n kont, kis m'n kont. (=Op het geluid van een stoomtrein.) (Genker)
  12. woar dat er zulken hondn bassn zijn der menschen thuis (=waar men dit geluid hoort (van blaffende honden) zijn er mensen thuis) (Ursels)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen