Spreekwoorden met `feit`

Zoek

Eén spreekwoord bevat `feit`

  1. iemand met de neus op de feiten drukken (=iemand iets zó onder de aandacht brengen, dat hij het niet langer kan negeren)

10 betekenissen bevatten `feit`

  1. ipso facto (=door het feit zelf)
  2. in de fout gaan (=een onaanvaardbaar of strafbaar feit begaan)
  3. een tegenslag (=een onverwacht nadelig feit of voorval)
  4. doorgestoken kaart (=er is heel duidelijk iets mis! Hier is getracht om iemand te laten geloven dat er bij toeval iets gebeurt, terwijl het in feite van tevoren gearrangeerd is)
  5. een sigaar uit eigen doos presenteren (=iemand iets aanbieden dat in feite door de ontvanger zelf is betaald)
  6. je wel voor de kop kunnen slaan (=kwaad zijn op jezelf over het feit dat men ergens niet aan gedacht heeft)
  7. een reus op lemen voeten (=schijnbaar sterk maar in feite zwak)
  8. met los kruit schieten (=schijnbaar streng straffen met een straf die in feite geen nadeel oplevert)
  9. vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)
  10. de jure et de facto (=volgens het recht en de feiten)

2 dialectgezegden bevatten `feit`

  1. duur de komprenuur (`flamingisme` Fr. dur, comprendre) (=traag van begrip, een mening of feit niet willen aannemen) (Wichels)
  2. tschaup es de preut af (=voldongen feit) (Moes)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen