Spreekwoorden met `er iets`

Zoek

4 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `er iets`

  1. achter iets zitten (=er de oorzaak van zijn)
  2. het hoofd breken over iets (=trachten een antwoord te vinden op een moeilijke vraag)
  3. lijnrecht tegenover iets staan (=volledig het omgekeerde zijn of denken)
  4. vaart achter iets zetten (=iets snel (doen) uitvoeren)

42 betekenissen bevatten `er iets`

  1. waar aas is vliegen kraaien (=als er iets te halen valt staat iedereen vooraan)
  2. beter een half ei dan een lege dop (=beter iets dan helemaal niets)
  3. beter een blind paard dan een leeg halster. (=beter iets dan niets)
  4. iets op je lever hebben (=dat je nog iets wilt uiten, dat er iets is dat je heel erg dwars zit en dat gezegd moet worden)
  5. het waren allebeiden vuilaards. (=de een verwijt de ander iets waaraan hij zich)
  6. het beestje bij zijn naam noemen (=duidelijk en precies zeggen hoe je over iets of iemand denkt; precies zeggen hoe iets zit)
  7. aan de bel trekken (=duidelijk maken dat er iets aan de hand is; duidelijk maken dat er iets niet klopt)
  8. ambt geeft verstand. (=een baan gekregen hebben zonder er iets van af te weten)
  9. tegen het zere been schoppen (=een pijnlijke opmerking maken over iets wat gevoelig ligt)
  10. teken aan de wand (=een waarschuwing dat er iets gaat gebeuren)
  11. de kost gaat voor de baat uit (=eerst moeten er kosten worden gemaakt alvorens men er iets aan verdienen kan)
  12. er een loodje op leggen (=er iets aan toevoegen)
  13. er een muisje van hebben horen piepen (=er iets van gehoord hebben)
  14. iets wikken en wegen (=erg lang over iets nadenken en alle voors- en tegens afwegen)
  15. er prat op gaan (=erg trots over iets zijn en er over opscheppen)
  16. zwijgen als het graf (=helemaal niets zeggen en/of totaal niets over iets vertellen)
  17. je (te) sappel maken (=je (te) druk over iets maken)
  18. beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald (=je kan beter iets voortijdig stoppen dan doorgaan tot het helemaal verkeerd gaat)
  19. een slak op de goede weg, wint het van een haas op de verkeerde weg (=je kunt beter iets langzaam en goed doen, dan snel en niet goed)
  20. wie maaien wil moet zaaien (=je moet er iets voor doen om iets te verkrijgen)
  21. wat de mens zaait zal hij maaien (=je moet er iets voor doen, als je wat wil krijgen)
  22. glashard liegen (=liegen zonder er iets van in zijn houding te laten merken)
  23. voor het opscheppen hebben (=meer dan genoeg hebben, zonder er iets voor te moeten doen)
  24. je licht niet onder de korenmaat zetten (=meespreken, je mening geven en laten merken dat je er iets van weet)
  25. nakaarten heeft geen zin (=men moet niet doorgaan met zeuren over iets dat al geweest is)
  26. nattigheid voelen (=merken dat er iets niet klopt of iets niet goed gevonden wordt)
  27. geld ruiken (=merken dat er iets te verdienen is)
  28. zo zijn we niet getrouwd (=op die manier iets niet afgesproken hebben)
  29. niet op zijn mondje gevallen zijn (=precies duidelijk maken hoe iemand over iets denkt)
  30. geen blad voor de mond nemen (=precies zeggen hoe er over iets gedacht wordt)
  31. als een blinde over de kleuren oordelen (=spreken alsof men een kenner is, over iets waar men niets van weet)
  32. een tere snaar aanroeren (=spreken over iets waar men beter niet over had gesproken)
  33. bij moeders pappot blijven (=thuis blijven - enkel spreken over iets waar men iets over weet)
  34. doe wel en zie niet om. (=toon vriendelijkheid of behulpzaamheid zonder iets in ruil te verwachten)
  35. naar de bar(re)biesjes gaan (=totaal verloren gaan zonder dat er iets van overblijft (bijv. een schip dat vergaat))
  36. iets breed uitmeten (=uitvoerig (overdreven) over iets praten)
  37. slapende rijk worden (=veel geld verdienen zonder er iets voor te moeten doen)
  38. uit het zicht, uit het hart (=wanneer iets niet meer zichtbaar is, wordt het vaak vergeten.)
  39. wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in (=wie een ander iets wil misdoen, kan er zelf het slachtoffer van worden)
  40. ergens over inzitten (=zich zorgen over maken over iets)
  41. van zijn hart geen moordkuil maken (=zijn gevoelens niet opkroppen / vrijuit zeggen wat je niet bevalt / eerlijk zeggen over hoe er over iets gedacht wordt)
  42. maak geen slapende honden wakker (=zwijgen over iets, om te voorkomen dat een autoriteit op het idee komt om er werk van te maken)

23 dialectgezegden bevatten `er iets`

  1. 'n vleegendje krej vingtj mieër as 'n zittendje (=je zult er iets voor moeten doen) (Weerts)
  2. aes de as brikt velt de ker (=bang dat er iets verkeerd gaat) (Maasbrees)
  3. As mijne'n ond zó lillek waar, scheerde ik z'n kont kaol en leerde ik 'm achteruit lòòpe! (=Als ik zo lelijk was als u, zou ik er iets aan laten doen!) (Roosendaals)
  4. Ast er iet is.....da welle gekreege hemme van ozze lieven hiejer. Dan ist toch wel `TIJD` en een lijf in ozze bloewete. Ge zoo zot mutte zen, oem da deur een aander te loate verkloewete. (=Als er iets is dat we gekregen hebben van onzen Lieven Heer, dan is het toch wel `TIJD` en een lichaam in onzen bloten. Ge zou toch gek moeten zijn, om dat door iemand anders let laten verkloten.) (Geels)
  5. aste ieëk hëbs, moeste krabbe (kretsë) (=als er iets stoort, moet je reageren) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. de vès begint altijd te rotte aon zëne kop (=de oversten op het werk zijn altijd verantwoordelijk als er iets misloopt, niet de gewone werkman) (Bilzers)
  7. deur de baank genome komdur wel aon uit (=er iets (voordeel) aan overhouden) (Oudenbosch)
  8. Dinke... Löt ö paeërd dinke, da hit de kop tör vur (=als iemand zegt `ik denk...` en men is niet echt overtuigd dat er iets zinnigs gezegd gaat worden) (Stals)
  9. doet er wat op? (=is er iets) (Zeeuws)
  10. e kerremesse es e hèselinge weird (=je moet er iets voor over hebben) (Ostêns)
  11. er iets uitlappen (=onverwachts iets zeggen zonder na te denken) (Sint-Niklaas)
  12. er mee nen riek gestoken zijn (=er altijd zijn als er iets te halen is) (Graauws)
  13. gae mótj ieërst koêlekop zeen, um kwakkert te waere (=wil je iets bereiken, dan moet je er iets voor doen) (Weerts)
  14. moet doewe aids op oere frit zen (=moet er iets op uwe frit zijn) (Lummens)
  15. oepla, oeplala (=uitroep als er iets valt) (Sint-Niklaas)
  16. Waat mos' se? Meujlik hè? (=Is er iets waar u moeite mee heeft?) (Roermonds)
  17. wadestmiskien | wa schilter e? (=scheelt er iets) (Moorsel)
  18. wat sjilter (=is er iets niet in orde) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. weendj deut muuëles drejje, mer völtj gein zek (=je zult er iets voor moeten doen) (Weerts)
  20. wo hëbs tich toch mér op zën praaj (=is er iets wat je niet bevalt) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. zaumèr èn zene sjaut gegojt gekriëge (=verkregen zonder er iets te hebben moeten voor doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. ze kreeg'n d'r lucht van (=ze hoorden er iets over) (Westerkwartiers)
  23. zëne nauwsjierige bestoje (=overal willen bijzijn als er iets te zien / horen is) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen