Spreekwoorden met `een vrouw`

Zoek

2 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `een vrouw`

  1. een vrouw zonder man is als een vis zonder fiets (=feministische uitspraak)
  2. een vrouwenhaar trekt sterker dan tien paarden. (=de invloed van een vrouw is zeer sterk)

7 betekenissen bevatten `een vrouw`

  1. de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
  2. eén onderrok trekt meer dan twee paarden. (=de invloed van een vrouw is heel sterk)
  3. een vrouwenhaar trekt sterker dan tien paarden. (=de invloed van een vrouw is zeer sterk)
  4. het ei met de kip krijgen (=een vrouw getrouwd met een kind trouwen)
  5. vrouwenhanden en paardentanden staan nooit stil. (=een vrouw is altijd wel wat aan het doen)
  6. een meid en een aardappel kies je zelf (=een vrouw kun je niet door iemand anders laten uitkiezen)
  7. met de linkerhand trouwen (=huwen met een vrouw van lagere adelstand)

50 dialectgezegden bevatten `een vrouw`

  1. 'n balg vol jongn jaagn (=een vrouw bevruchten) (Twents)
  2. 'n vrouwehand en 'ne paerdstand staon noeëts stil (=een vrouw is altijd bezig met een werkje) (Weerts)
  3. 't go wel e schele rechte kieken (=geraakt wel aan een vrouw) (Veurns)
  4. 't is mer 'n ertje op e plenkske (=een vrouw met kleine borsten) (Weerts)
  5. aon ze gerief koëme (=aan een vrouw geraken) (Bilzers)
  6. As 'n wief op n orgel spoalt kump d`r gen geluid oet (=als een vrouw orgel speelt komt er geen muziek uit.) (Twents)
  7. aste 'naen' zèks tieëge een vroo, dan hëbste de vroeëg nie goed begrieëpe (=pas op als je niet luister naar een vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. bau ne wil és, ésne waeg (=een vrouw kan je moeiteloos zover krijgen, dat ze ook doet wat ze zelf allang wilde) (Bilzers)
  9. cinema verniet (=wanneer je een vrouw haar slip kan zien) (Bornems)
  10. d'n oetgank doon / maken (=Zegening van een vrouw die pas bevallen is. Eerste kerkgang na de bevalling.) (Steins)
  11. da pakmech op menen ojem (=de kleding van een vrouw past perfect als het de mannen de adem afsnijdt) (Bilzers)
  12. Dao zeen manskaerels diej ein wolk van ein vrouw höbbe. Es diej dus ins weg is sjientj de zón! (=Er zijn mannen die een wolk van een vrouw hebben. Wanneer die dus weg is schijnt de zon!) (Kinroois)
  13. das ien van de sinkse foeir (=een vrouw met gezichts haar begroeiing) (Buggenhouts)
  14. de bèste vroo ès ën mëdam op stroët, ën prinses èn de kiëke en ën hoer ènt bèd (=een vrouw moet haar rol kunnen spelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. de hoês geen heil koe te kope aste on e glaos mëlk genoeg hëbs (=haal je niet zomaar een vrouw in huis) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. de koe méttet kaaf kope (=trouwen met een vrouw die al moeder is) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. de konijntses stoan mee uldere neuze tegen den droad (=een vrouw wiens tepels door haar kledij priemen) (Gents)
  18. dei verjoet nemi (zij is niet meer jarig) (=als een vrouw er heel oud uit ziet) (tervurens)
  19. den ekst' r zit ooge (=een vrouw met lange benen) (Iepers)
  20. di-j hieët ' t roeëd moos op staon (=wordt gezegd als een vrouw ongesteld is) (Weerts)
  21. Die hee nogal poeuten ongder heure pisbak (=een vrouw met lange, mooie benen) (Turnhouts)
  22. Die heure kop in e keldergat en der komt giejen kat mer binne. (=Wordt gezegd van een vrouw met een lelijk gezicht.) (Ransts)
  23. diej is goe verzien van woare en pwoate (=een vrouw die goed voorzien is van borsten en benen) (Brechts)
  24. e vra met ere mensj (=een vrouw met een man (let op dit gaat over Aalst bij Eindhoven!) ) (Aalsters)
  25. een aa koar (=een vrouw die alles bewaart en niets kan wegdoen) (Sint-Niklaas)
  26. Een fraue hef zolt water uut de kettel in 'n bäkkie of pöttie edaone. (=een vrouw heeft zout water uit de ketel in een bakje of potje gedaan.) (Sallands)
  27. Een goei djoeb (=een vrouw die haar hart op haar handen heeft) (Walshoutems)
  28. een leugenas (=een vrouw die liegt) (Sint-Niklaas)
  29. een levende weeve (=een vrouw wiens echtgenoot voor lange en / of onbepaalde tijd weg is) (Lokers)
  30. een modepop (=een vrouw die altijd modieus gekleed is) (Sint-Niklaas)
  31. Een stroontmadam (=een vrouw met streken die denkt dat ze beter is als anderen) (Herentals)
  32. een zunege vrouw is de beste spoarpot (=het is een zegen een vrouw te hebben die met geld kan omgaan) (Westerkwartiers)
  33. eerst 't kooike kloar, dan 't vogeltje d'r ien (=eerst voor een onderkomen zorgen, dan een vrouw zoeken) (Westerkwartiers)
  34. Ein grièze doèf (=een vrouw met grijze haren) (Venloos)
  35. Ein vrouw diej wiltj aafvalle mót mètdoon aan miss-verkezinge. Den heet ze kans det ze al es ieëste aafviltj! (=een vrouw die wil afvallen moet meedoen aan de miss-verkiezingen. Dan heeft ze kans dat ze reeds als eerste afvalt!) (Kinroois)
  36. Ein vrouw mót altied good naodinke veur det ze zwiegtj! (=een vrouw moet altijd goed nadenken voor dat ze zwijgt!) (Kinroois)
  37. èn oere lik e pèèrd (=een vrouw die veel van partner wisselt) (Iepers)
  38. ën proem ès rapper rijp dan ën eekel (=een vrouw komt rapper klaar dan een man) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. ën vroo hèt vier lippe, twei vër riezing te maoke en twei vër ët wier goed te maoke (=een vrouw heeft buiten de lippen die kwaad maken nog 2 extra lippen om alles goed te maken) (Munsterbilzen - Minsters)
  40. eur tetten angen op euren rug; zee twee punijzen (=een vrouw met zeer kleine of bijna geen borsten) (Sint-Niklaas)
  41. freulle trip (zierikzee (=een vrouw met allure) (Zeeuws)
  42. goo verzeen van uure en puute (=een vrouw met prominente vrouwelijke kenmerken) (Brussels)
  43. hinne daaj kraeë en vrolaaj daaj flete, zin geen goej (=een vrouw moet geen mannenmanieren aannemen) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. Hoar op 'n diek (=een vrouw in zicht) (Eibergs)
  45. ich hëb geen iëzëlke wo geld sjit, mér waol ë luksepiëd wottët opmok (=zeg nooit te gauw, 't is weer een vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. iej kuent heur vuur poas'n en peekstern kiek'n (=als je een vrouw onder de rok kon kijken) (Rijssens)
  47. Ien me veurwielaondraaiving (=een vrouw met zware borsten) (Antwerps)
  48. juh, daar loop een buik met benen (=een vrouw die zwanger is) (Leids)
  49. Kiek duir, achtor die piluir, dà wief mè rooie huir! (=Kijk daar, achter die pilaar, een vrouw met rood haar) (Arnhems)
  50. kiek mér goed aut zën koetër eistë ë vroomësop tich trèks (=let maar goed op eer je je aanlegt met een vrouw) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen