Spreekwoorden met `dat kan`

Zoek

5 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `dat kan`

  1. dat kan al het water van de zee niet afwassen (=daar is niets aan te doen - dat kan je niet wegpraten)
  2. dat kan Bruin(tje) niet trekken (=dat kunnen we ons niet veroorloven (afgeleid van een populaire naam voor trekpaarden))
  3. dat kan het paard niet trekken. (=daar heb ik onvoldoende geld voor)
  4. dat kan hij in zijn zak steken (=dat is raak - die zit!)
  5. dat kan ik wel in mijn holle kies stoppen (=dat is wel een heel klein beetje)

2 betekenissen bevatten `dat kan`

  1. dat kan al het water van de zee niet afwassen (=daar is niets aan te doen - dat kan je niet wegpraten)
  2. dat groeit uit het raam (=dat kan men niet geheim houden)

50 dialectgezegden bevatten `dat kan`

  1. 't Komt op een dood peerd ok gien steek meer an (=dat kan er ook nog wel bij) (Zaans)
  2. as Poeësen en Pinkstëre op dezelfden daog valle (=dat kan helemaal niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. aske gou da kuntj doen (=als jij dat kan doen) (Meers)
  4. Ast met kanneke ni go muttet lierreke mor pakke (=Antwoord op dat kan ik niet) (Antwerps)
  5. Breek mien de bek niet lös (=dat kan ik beter voor me houden) (Kampers)
  6. d’n hóngerdste kintj ‘t (=dat is vakmanschap; dat kan lang niet iedereen) (Heitsers)
  7. Da hedde mèj (=dat kan gebeuren) (Siebengewalds)
  8. Da hedde wellus (=dat kan gebeuren) (brabants)
  9. da ka mijnen bruinen nie trekken (=dat kan ik mij niet veroorloven) (Zeels)
  10. da kaank nie, or (=dat kan ik niet, hoor!) (Bredaas)
  11. Da kama nie botte (=dat kan mij niet schelen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  12. Da kamme nie schille! (=dat kan me niets schelen!) (Roosendaals)
  13. Da kan den bruinen nie trekken. (=dat kan ik niet betalen) (Bevers)
  14. Da kan doch nie woor waenn (=dat kan toch niet zo zijn) (Achterhoeks)
  15. da kan eenderwie gedoan ein (=dat kan iedereen gedaan hebben) (Sint-Niklaas)
  16. Da kan maanen broëne nie trekke (=dat kan ik niet betalen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  17. da kan maë nie schille (=dat kan mij niet schelen) (winksels)
  18. da kan mainen broine nie trekke (=dat kan ik niet betalen) (Leefdaals)
  19. Da kan menne grijze nie trekke (=dat kan ik niet betalen) (Heusdens)
  20. da kan menne witte nie trekke (=dat kan ik niet bekostigen) (Tiens)
  21. da kan mich nie sjille (=dat kan me niet schelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. da kan mijnen bruinen nie trekken (=dat kan ik niet betalen) (Aspers)
  23. da kan zènnen bruin'n ni trekken (=dat kan hij niet betalen) (Meers)
  24. Da kannekik ni (=dat kan ik niet) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  25. da kannet daoglich nie verdraoge (=dat kan beter niet ontdekt worden) (Bilzers)
  26. da kannie nie lije (=dat kan hij niet uitstaan) (Oudenbosch)
  27. Da keije naarugus meer kriege (=dat kan je nergens kopen) (Flakkees)
  28. Da ken hendig (=dat kan makkelijk) (Eindhovens)
  29. da ken nie... (=dat kan niet...) (Rotterdams)
  30. da kende noeit ni groin (=dat kan je nooit raden) (Buggenhouts)
  31. Dâ kennie (=dat kan niet) (Alfus)
  32. Da kennie / Da kannie. (=dat kan niet.) (Dordts)
  33. da koejnde gèè oech ni parremetijre (=dat kan jij je niet veroorloven) (Wommersoms)
  34. da kom goe fa pas (=dat kan ik goed gebruiken) (Sint-Niklaas)
  35. Da mesan nie. / Gieën mesant! (=dat kan geen kwaad.) (Evergems)
  36. da rok mën kaa kleer nie! (=dat kan me niet schelen) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. da witte nie, kunde nie wete (=dat kan niemand weten) (Brabants)
  38. da's mij 'n roadsel (=ik weet niet hoe dat kan) (Westerkwartiers)
  39. da's niet rendoabel (=dat kan niet uit) (Westerkwartiers)
  40. da's slim twievelachteg (=dat kan nog lang niet zeker) (Westerkwartiers)
  41. da's tweeziedeg (=dat kan beide kanten uit) (Westerkwartiers)
  42. Da's zwoerder as m'ne portemonnei (=dat kan ik niet betalen) (Bilzers)
  43. Dadd'n eet ooltwuppe gin brwuh (=dat kan nog van pas komen) (Harelbeeks)
  44. daddis allabonneur (=dat kan gebeuren niets aan te doen) (Oudenbosch)
  45. dah hed niks te leijuh (=dat kan tegen een stootje) (Bosch)
  46. Dakkanditonnie. (=dat kan hij toch niet.) (Wagenings)
  47. Dao höb ich sjiet aan (=dat kan me niets schelen) (Roermonds)
  48. das de maks (=dat kan niet beter) (Kortemarks)
  49. dat bent gien grappen, dat bent streken (=dat kan niet door de beugel) (Drents)
  50. Dat get nie allemoal van bommelebuske (=dat kan bruintje niet trekken) (Genneps)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen