28 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `bek`
- aan een klein vogeltje past geen grote bek. (=kinderen moeten gehoorzamen)
- bekeken zijn (=op orde zijn, niets meer aan hoeven doen)
- bekend staan als de bonte hond met de blauwe staart (=berucht)
- breek me de bek niet open (=begin daar maar niet over, want daar kan ik heel veel negatieve dingen over vertellen)
- de lijdensbeker tot de bodem ledigen (=al het slechte, tot het laatste toe, over zich heen krijgen)
- dominee brand je bekje niet (=pas op! Het eten of de drank is heet!)
- door een donkere bril bekijken (=op een pessimistische manier bekijken)
- een bek als een hooischuur hebben (=een grote mond hebben)
- een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
- een onbekookt plan (hebben) (=een plan hebben waar niet goed over is nagedacht)
- een vette bek halen. (=goed eten, vooral frituur)
- elk vogeltje zingt zoals het gebekt is (=ieder laat zich uit op een wijze die door zijn eigen aard en opvattingen bepaald worden)
- er aan bekocht zijn (=een slechte koop doen)
- er bekaaid (van) afkomen (=een te lage prijs ervoor krijgen)
- geen spek voor de bek (=ongeschikt - iets wat men niet aankan)
- het bekomt hem als de hond de knuppel na het stelen van de worst (=het valt hem zwaar tegen)
- iets met argusogen bekijken (=iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
- je bekomst ergens van hebben (=ergens genoeg van hebben)
- kijk een gegeven paard niet in de bek (=je mag niet klagen over de kwaliteit van iets dat men gratis krijgt)
- kleur bekennen (=voor zijn standpunt uit moeten komen)
- met een kennersblik bekijken (=met kennis van zaken beoordelen)
- naar de bekende weg vragen (=vragen naar hetgeen men al weet / Overbodig handelen)
- onbekend maakt onbemind (=iets wat nog onbekend is, kan ook niet geapprecieerd worden)
- op je bek gaan (=een grote fout maken; afgaan)
- te goeder naam en faam bekend staan (=bekend staan voor goede dingen)
- veel bekijks hebben (=de aandacht trekken)
- wie aan de weg timmert heeft veel bekijks (=iemand die grote beslissingen moet nemen, krijgt vaak ook veel kritiek)
- wijd en zijd bekend zijn (=overal bekend zijn)
67 betekenissen bevatten `bek`
- boven water zijn (=alles is bekend geworden of is teruggevonden)
- het is maar een weet (=als het eenmaal bekend is, is het niet moeilijk meer)
- uitlekken (=als iets ongewenst publiekelijk bekend wordt)
- salva ratificatione (=behoudens bekrachtiging)
- aan het klokzeel hangen (=bekend maken)
- aan het licht brengen (=bekend maken (bijz. van ongunstige dingen))
- iets aan de kaak stellen (=bekend maken wat niet in orde is)
- te goeder naam en faam bekend staan (=bekend staan voor goede dingen)
- aan het licht komen (=bekend worden van ongunstige dingen)
- de deksel van de pot aflichten. (=bekendmaken wat voorheen verborgen was)
- op de bon gaan (=bekeurd worden)
- op de bon slingeren (=bekeuren)
- in ogenschouw nemen (=bekijken)
- iets in de verf zetten (=beklemtonen, accentueren)
- elk heeft genoeg in eigen tuin te wieden. (=bekritiseer geen anderen als je zelf niet perfect bent)
- wijd en zijd zijn (=bij iedereen bekend zijn)
- volgens Bartjens (=de allereenvoudigste rekenstof (als referentie aan onderwijzer Willem Bartjens die een bekend rekenboekje schreef))
- de dingen op hun kop zetten (=de dingen verkeerd of omgekeerd bekijken)
- vreemde ogen dwingen (=de ogen van een vreemde heeft meer invloed op je dan van een bekende)
- alleen een piepend wiel krijgt olie (=door zich opvallend te gedragen bekomt men aandacht)
- een tipje van de sluier oplichten (=een klein stukje van het onbekende onthullen)
- een ijzer in het vuur hebben (=een plan hebben dat nog onbekend is voor de buitenwereld)
- tussen twee stoelen in de as vallen (=er bekaaid vanaf komen)
- ergens als kind in huis zijn (=ergens bekend of goed behandeld worden)
- een vreemdeling in Jeruzalem zijn (=ergens niet bekend zijn met de gang van zaken of zich ergens niet thuis voelen)
- achter de schermen blijven (=geen bekendheid ergens mee willen krijgen terwijl diegene het wel bedacht heeft)
- goed geld naar kwaad geld gooien (=geld ergens insteken waarvan bekend is dat het verlies oplevert)
- het is zo lang als het breed is (=het blijft hetzelfde, hoe je het ook bekijkt)
- als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
- als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
- wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet (=het is beter om energie te steken in het verbeteren van jezelf, dan in het bekritiseren van anderen)
- vrij buurmans` kind, dan weet je wat je vindt. (=het is verstandig om vast te houden aan wat bekend en vertrouwd is)
- het mes snijdt aan twee kanten (=het levert dubbel voordeel op (NL.) Er zijn niet alleen voordelen aan verbonden, je kan eender wat vanuit verschillende en zelfs tegengestelde standpunten bekijken (BE).)
- die heeft een graat in z`n keel (=hij is (spreekt) bekakt)
- men heeft hem de hoorns opgezet (=iemand (vooral een bekende) heeft een relatie met zijn vrouw)
- iemand met schele/scheve ogen aankijken (=iemand afgunstig bekijken)
- in een slechte reuk staan (=iemand die niet goed bekend staat)
- iemand de handen zalven (=iemand een geschenk geven in de hoop een gunst te bekomen)
- iets aan de klokreep hangen (=iets algemeen bekend maken)
- iets aan het licht brengen (=iets bekend maken wat verborgen is)
- van zijn mast een schoenpin maken (=iets goeds bederven om iets van weinig waarde te bekomen)
- iets op de keper beschouwen (=iets nauwkeurig bekijken)
- elke medaille heeft een keerzijde (=iets van twee kanten bekijken, aan iedere zaak zitten twee kanten, vaak een positieve en minder positieve kant)
- iets met argusogen bekijken (=iets wantrouwend bekijken. Iets nauwlettend in de gaten houden)
- onbekend maakt onbemind (=iets wat nog onbekend is, kan ook niet geapprecieerd worden)
- het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
- over iemand een boekje opendoen (=informatie over iemand geven, waarvan diegene niet wil dat het bekend wordt)
- de tijd zal het leren (=na verloop van tijd is er bekend hoe het gegaan is)
- onder de loupe nemen (=nader bekijken, aandachtig bestuderen)
- een onbeschreven blad zijn (=nauwelijks bekend zijn)
50 dialectgezegden bevatten `bek`
- 'k Hew 't end in de bek (=Ik ben moe) (Westfries)
- 'n geev'm peerd maag je niet ien 'e bek kiek'n (=een kado mag je niet bekritiseren) (Westerkwartiers)
- 'n geev'm peerd moe'j niet ien 'e bek kiek'n (=een gegeven paard moet je niet in de bek kijken) (Westerkwartiers)
- 'n geev'n peerd maag je niet ien 'e bek kiek'n (=geven - 'n gegeven paard mag je niet in de bek kijken) (Westerkwartiers)
- 't gat of zien (=bek af zijn) (Veurns)
- a es op nen bek de gaas geleupen (=hij is afgewezen) (Ninoofs)
- aa bèk hëbbe staajf hoëre (=oude mensen kun je niet van hun oude gewoonten afhouden) (Munsterbilzen - Minsters)
- Aa es oep nen bek de gaas geloëpe (=hij heeft een blauwtje gelopen) (leuvens)
- aagd au toot (muil, bek...) (=hou je bek) (Wichels)
- aj'd aën toadere (=hou je bek) (Kaprijks)
- Appelweek ofhouw'n (=Iemand op de bek slaan) (Twents)
- As ge nou oe-en bèk nie houdt, dan sloa ik daluk al oe krulle uit oe hoar (=Moeder wil jengelend kind stil krijgen) (Bosch)
- as ie oe bek ewm hoalt, dan kunt wie normaal kuieren. (=als jij je mond even houdt, kunnen wij normaal overleggen.) (Twents)
- asten haon get vrig begint te kraeë, moete ze ze bekske mér taunaeë (=als de haan 's morgens altijd te vroeg kraait, wordt hem wel snel de bek toegenaaid) (Munsterbilzen - Minsters)
- attet tich bek (=als het je aanstaat (smaakt) ) (Munsterbilzen - Minsters)
- aud aun bek en au pluimen (=zwijgen dat je zweet) (Lokers)
- baeter ne kleene bek asne kleene gek (=beter een klein mondje dan een klein kontje (orgaan)) (Munsterbilzen - Minsters)
- bekken doen / bek toen Beggen doetj / Begge doetj (=Toch niet toch wel!) (bambrugs)
- boatsjevolk oppe bek houwe (=excessief uitgaansgeweld tegen toeristen) (Snekers)
- braekmech de bek nie oëpe (=daag me niet te veel uit) (Bilzers)
- breek me de bek niet oop'n (=daag mij niet uit!) (Westerkwartiers)
- breek me de bek niet open! (=hou daar maar over op.) (Rotterdams)
- Brèèk mie de bek niet lös (=Laat mij niet zeggen wat ik denk) (Zwols)
- Breek mien de bek niet lös (=Dat kan ik beter voor me houden) (Kampers)
- da 's gin spek vo joen bek (=Dat is niets voor jou) (Veurns)
- da bek mich nie (=dat staat me niet aan) (Munsterbilzen - Minsters)
- da's giene spek veur aâ bek (=dat is te fijn, of te duur ...enz. voor U) (Marks)
- dae hoch zën toeng wijd aut te bek hangë (=hij was doodop !) (Munsterbilzen - Minsters)
- das gieen spek veur mijnen bek (=dat is te duur voor mij) (Vels)
- das gièèn spek voe mne bek (=dat is aan mij niet besteed) (Kortemarks)
- das spek noë mene bek (=dat staat me aan!) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat bék mich nie (=dat lust ik niet -dat wantrouw ik) (Munsterbilzen - Minsters)
- dat bek mich nie (=dat lust ik niet -(ovd) dat staat me niet aan) (Munsterbilzen - Minsters)
- de bek dichte holln (=niks zeggen) (Vechtdals)
- de bek op slaon (=op de mond slaan) (Sallands)
- de raenger vult mèt ganse bèk autte loch (=de regen valt met bakken uit de lucht) (Munsterbilzen - Minsters)
- Den is bange dat hee 'n bek earder verslit as 't gat (=Een zwijgzaam iemand) (Twents)
- die et ok en bek as en hooischuur (=grote mond) (Urkers)
- Die geef z'n bek ook maar een douw (=Hij zegt maar wat) (Dordts)
- Die heit een bek as ' n mendeure (=Die heeft een grote mond) (Ouddorps)
- die het ' n bek as ' n biel (=die heeft een tong als een scheermes) (Westerkwartiers)
- die kirrel het ' n bek as ' n biel (=die man heeft een grote mond) (Westerkwartiers)
- dit spek is niet veur dien bek (=hiervan krijg jij niets) (Westerkwartiers)
- dor bèk wa tegen gekommen! (=daar heb ik wat beleefd (tegengekomen)!) (Sint-Niklaas)
- e grote mule hen (=een grote bek hebben) (Veurns)
- een bek as een biele emmen (=een scherpe tong hebben) (Steenwijks)
- Een bek as een scheermes (=Scherpe tong) (Giethoorns)
- Een. bek as een scheermes (=Scherpe tong) (Giethoorns)
- gien spek veur euwen bek (=niet voor u weggelegd) (Gents)
- ginnen bek eej? (=geen grote mond geven, hè?) (Bredaas)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen