800 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ten`
- eten als een paard. (=heel veel eten)
- eten als een varken. (=ongemanierd eten.)
- eten als een wolf. (=veel en gulzig eten.)
- eten dat je zweet en werken dat je het koud krijgt, dat zijn de waren. (=slecht personeel. Uit de tijd dat meiden en knechts bij de boer in de kost waren.)
- eten en drinken houdt lijf en ziel bijeen. (=eten en drinken blijven levensbehoeften.)
- eten en drinken is geen beroep / ambacht. (=werken is noodzakelijk om te kunnen leven.)
- eten is een goed begin: het ene beetje brengt het ander in. (=letterlijke betekenis.)
- eten uit de korf zonder zorg (=geen zorgen meer hebben over zijn levensonderhoud)
- eten wat de pot schaft. (=eten wat op tafel komt.)
- fiolen van toorn over iemand uitstorten (=aan iemand duidelijk laten blijken dat je kwaad op diegene bent)
- ga patatten planten (=loop naar de maan)
- gasten en vis blijven maar drie dagen fris. (=je moet als gast niet te lang blijven.)
- gauw op het paard zitten. (=snel driftig worden)
- gedachten zijn tolvrij (=iedereen mag vrij denken wat diegene wil)
- geef een man een vis dan heeft hij die dag te eten (=je kunt iemand beter leren vissen dan heeft hij z`n leven lang vis te eten)
- geen aarde aan de dijk zetten (=niet helpen)
- geen complimenten maken met (=niet ontzien, beslist optreden)
- geen ezel en kan zijn eigen oren afbijten. (=het onmogelijke hoef je niet te doen.)
- geen graten in iets vinden (=het niet erg vinden, zich er niet aan storen)
- geen heil verwachten (=niets positiefs zien)
- geen krieken zonder stenen. (=niemand is er perfect.)
- geen maat weten te houden (=onbeheerst doorgaan waarmee men begonnen is)
- geen middel onbeproefd laten (=alles proberen om een doel te bereiken.)
- geen voet verzetten (=niet bewegen - niets willen doen)
- geen zoden aan de dijk brengen/zetten (=niets bijdragen tot)
- gegeven brokken zijn gauw gegeten. (=weldadigheid gaat meestal niet ver.)
- geld ophoesten (=met tegenzin of met moeite betalen)
- geld over de balk gooien (of smijten) (=geld verspillen, zonder nadenken uitgeven)
- genade voor recht laten gelden (=de straf kwijtschelden)
- genadebrood eten (=door anderen onderhouden worden)
- geramd zitten (=in een gunstige positie verkeren)
- gewicht hechten aan (=belang hechten aan)
- gezouten scherts (=bijtende scherts)
- goed in de slappe was zitten (=veel geld hebben)
- grote ogen opzetten (=erg verbaasd zijn)
- harde noten kraken (=moeilijke tijden moeten doormaken)
- hazenvlees gegeten hebben (=een bangerik zijn)
- heb je het ooit zo zout gegeten (=heb je het ooit zo straf meegemaakt)
- heden ten dage (=tegenwoordig)
- heeft de duivel `t paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in handen van slechte mensen gevallen, dan verlies je alles.)
- heeft de duivel het paard gegeten, dan neemt hij de toom ook nog. (=ben je eenmaal in de macht van slechte mensen, dan wordt het alleen maar erger)
- heg noch steg weten (=ergens de omgeving totaal niet kennen)
- het achterste van je tong (niet) laten zien (=zich (niet) meteen laten kennen; (n)iets verbergen)
- het anker lichten (=ergens vertrekken, weggaan en verder reizen)
- het beste paard van stal vergeten. (=een belangrijk persoon over het hoofd zien)
- het een eind uit de broek laten hangen (=royaal zijn)
- het eerste gewin is kattengespin (=wie het eerste spelletje wint, verliest soms alle volgende spelletjes)
- het ene ongeluk kan niet op het andere wachten. (=ongeluk komt zelden alleen)
- het er niet bij laten zitten (=niet opgeven)
- het eten is niet te pruimen. (=het smaakt niet)
827 betekenissen bevatten `ten`
- in de piepzak zitten (=geen oplossing weten, Bang zijn voor de gevolgen)
- al zijn kruit verschoten hebben (=geen verdere oplossingen meer weten - niet meer verder kunnen)
- niet thuis zijn van (=geen verstand hebben van - niet willen weten van)
- je ziel in lijdzaamheid bezitten (=gelaten het ongelijk verdragen)
- aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
- de schapen scheren (=gemakkelijk grote winsten maken)
- mooi weer spelen (=genieten (meestal van andermans goed) / mooier voordoen dan het is)
- je in het slijk wentelen (=genieten van iets dat slecht is)
- waar de klok luidt, daar is een kapel. (=geruchten hebben vaak een kern van waarheid)
- hoog spel spelen (=gevaarlijk spel spelen, veel inzetten)
- het is moeilijk de oude mens af te leggen. (=gewoonten zijn moeilijk af te leren)
- iets in zijn holle kies kunnen stoppen (=gezegd van eten : het is de moeite niet, het is te weinig)
- wat goed eet, schijt goed. (=gezond eten laat het lichaam goed functioneren.)
- de tafel eer aandoen (=goed en veel eten)
- een goede dam leggen. (=goed eten (voor het drinken van alcohol))
- je kaken roeren. (=goed eten of praten.)
- een vette bek halen. (=goed eten, vooral frituur)
- op goede voet staan met iemand (=goed kunnen opschieten)
- een gladde tong hebben (=goed kunnen praten, het goed kunnen uitleggen)
- in ere houden (=goed onderhouden, niet laten voorbijgaan)
- op je qui vive zijn (=goed opletten)
- van wanten weten (=goed weten hoe men iets moet aanpakken)
- buig de boom als hij jong is (=goede gewoonten kunnen het beste al jong worden aangeleerd)
- het takje buigen als het nog jong is (=goede gewoonten leert men het beste op jonge leeftijd aan)
- je natje en je droogje lusten (=graag eten en drinken)
- op het procrustesbed leggen (=grofweg inkorten)
- Keulen en Aken zijn niet op een dag gebouwd (=grote projecten kosten tijd (en vergen geduld))
- haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
- op je duimpje kennen (=heel goed kennen, van buiten weten)
- geheel oog zijn (=heel goed opletten)
- geheel oor zijn (=heel goed opletten - goed luisteren)
- steen en been vriezen. (=heel hard vriezen (alles wordt zo hard als steen en botten))
- op je dooie gemak (=heel rustig, zonder zich te haasten)
- eten als een paard. (=heel veel eten)
- er de hand voor in het vuur steken (=heel zeker weten dat iets zo is)
- zwijgen in alle talen (=helemaal niets zeggen, niets van zich laten horen)
- tot op de draad versleten (=helemaal versleten)
- aan zijn neus hangen (=hem inlichten)
- in Rome geweest zijn, maar de Paus gemist hebben (=het belangrijkste laten schieten)
- de vingers jeuken hem (=het bijna niet kunnen laten er op los te slaan)
- de haring over de kop varen (=het doel voorbijschieten)
- het uitzingen (=het einde ervan afwachten, het volhouden)
- het is krabben op de naad (=het eten is op)
- wortelen doet `t gat bortelen. (=het eten van wortelen bevordert de stoelgang.)
- het houdt geen rooi (=het gaat de perken te buiten)
- de haring braadt hier niet (=het gaat niet zoals het zou moeten)
- op dezelfde golflengte zitten (=het grotendeels eens zijn)
- als je alles van tevoren weet, ga je liggen voor je valt (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
- als je alles van tevoren wist, dan kwam je met een dubbeltje de wereld rond (=het heeft geen zin zich na afloop te beklagen over gebrek aan voorkennis. (Meestal in antwoord op klachten als `Als ik dat van tevoren geweten had.`))
- het in de ramen hebben (=het in de gaten hebben)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen