Spreekwoorden met `ko`

Zoek


444 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ko`

  1. iemand een kool stoven (=iemand op een onprettige manier ertussen nemen)
  2. iemand een kopje kleiner maken (=iemand vermoorden)
  3. iemand een koud bad geven (=iemand kalmeren , illusies ontnemen)
  4. iemand een veer in de broek/kont steken (=iemand complimenteren of prijzen)
  5. iemand in het naadgaren komen (=iemand erg hinderen)
  6. iemand in zijn eigen sop gaar laten koken (=iemand aan zijn lot overlaten (iemand die iets niet goed gedaan heeft))
  7. iemand knollen voor citroenen verkopen (=iemand wat wijsmaken, met praatjes foppen)
  8. iemand koeien met gouden horens beloven (=iets moois beloven maar niet nakomen)
  9. iemand kort houden (=iemand niet veel bewegingsvrijheid geven (fig.))
  10. iemand kunnen verraden en verkopen (=iemand veel te slim af zijn)
  11. iemand met een zwarte kool tekenen (=iemand erg ongunstig voorstellen)
  12. iemand tekort doen (=iemand te weinig geven of begrijpen)
  13. iemand zien aankomen (=weten waar hij over zal beginnen, zich er alvast tegen wapenen)
  14. iemands eer te na komen (=iemand beledigen - iemands naam aantasten)
  15. iets bij de roes kopen (=iets kopen in de staat zoals het is)
  16. iets bij de roes verkopen (=iets verkopen in de staat zoals het is)
  17. iets langs je (koude) kleren af laten glijden (=ergens niets van aan trekken)
  18. iets met een korreltje zout nemen (=iets niet helemaal voor waarheid aannemen)
  19. iets niet koud laten worden (=ergens onmiddellijk op ingaan)
  20. iets of iemand op de korrel nemen (=kritiek op iets of iemand hebben)
  21. iets prediken/verkondigen (=iets luid, voor iedereen, verkondigen)
  22. iets tegen de penning zestien verkopen (=iets zeer duur verkopen)
  23. iets voor een appel en een ei verkopen (=voor een erg lage prijs verkopen)
  24. iets voor zoete koek aannemen (=iets geloven wat je hoort of ziet zonder kritisch te zijn.)
  25. iets voor zoete koek slikken (=iets zomaar geloven)
  26. iets zeggen om de kool (=iets zeggen voor de grap)
  27. iets zo beu zijn als koude pap (=iets grondig beu zijn)
  28. ijskoud zijn gang gaan (=zich nergens van aantrekken)
  29. in adamskostuum (=naakt, zonder kleren)
  30. in andermans weide lopen de vetste koeien. (=bij een ander lijkt het altijd beter)
  31. in een goed blaadje proberen te komen (=een goede reputatie proberen te verkrijgen)
  32. in geen kerk of kluis komen (=niet godsdienstig zijn)
  33. in het gedrang komen (=met moeilijkheden te maken krijgen)
  34. in het gevlij komen (=doen wat iemand graag ziet om in de gunst te komen)
  35. in het land der blinden is eenoog koning (=tussen dommeriken volstaat een klein beetje verstand om baas te zijn)
  36. in iemands kraam te pas komen (=iets wat iemand nodig had)
  37. in koelen bloede iets doen (=geheel kalm en rustig iets doen, alsof er niets aan de hand is)
  38. in zijn eigen vet gaar koken (=aan zijn lot overlaten (iemand die iets misdaan heeft))
  39. in zijn sop gaar laten koken (=zijn kritiek en protesten negeren)
  40. in zwang komen / raken (=iets wordt een modeverschijnsel)
  41. je bekomst ergens van hebben (=ergens genoeg van hebben)
  42. je huid duur verkopen (=het niet gemakkelijk opgeven)
  43. je kan er je kont niet keren (=gezegd als het erg druk is)
  44. je kan geen kaalkop bij het haar vatten (=bij de arme valt niets te rapen)
  45. je kan niet de kool en de geit sparen (=je moet keuzes maken)
  46. je koetjes op het droge hebben (=genoeg (geld) hebben voor de rest van het leven)
  47. je kop erbij houden (=blijven opletten, aandacht vasthouden)
  48. je kop houden (=stil zijn, niet praten)
  49. je kop in het zand steken (=doen alsof iets (een probleem) er niet is)
  50. je koren/korentje groen eten (=zich geen zorgen maken om de toekomst, niet sparen.)

422 betekenissen bevatten `ko`

  1. iemand het brood uit de mond nemen/stoten (=iemand het onmogelijk maken om in eigen inkomen te kunnen voorzien)
  2. iemand iets aansmeren (=iemand iets (weinig waardevols) verkopen)
  3. tegen iemand aanlopen (=iemand toevallig tegenkomen)
  4. het voorland zijn (=iemands toekomst zijn)
  5. bij het scheiden van de markt leert men de kooplui kennen (=iemands ware karakter blijkt pas als het erop aankomt)
  6. vijgen na Pasen (=iets doen wat te laat komt)
  7. van eeuwigheid tot amen duren (=iets duurt heel erg lang, er komt maar geen einde aan)
  8. goedkoop is duurkoop (=iets goedkoops kan later kosten veroorzaken, bijvoorbeeld door slechte werking, reparaties of onderhoud)
  9. van zijn mast een schoenpin maken (=iets goeds bederven om iets van weinig waarde te bekomen)
  10. er geen speld tussen kunnen krijgen (=iets klopt precies, geen gelegenheid krijgen in een gesprek ertussen te komen)
  11. iets bij de roes kopen (=iets kopen in de staat zoals het is)
  12. op de pof komen (=iets kopen zonder direct te betalen)
  13. een kat in de zak kopen (=iets kopen zonder het gezien te hebben - bedrogen worden)
  14. iets prediken/verkondigen (=iets luid, voor iedereen, verkondigen)
  15. iemand koeien met gouden horens beloven (=iets moois beloven maar niet nakomen)
  16. de vlag dekt de lading niet (=iets onder een goede naam verkopen zonder dat het ook die kwaliteit heeft)
  17. een kink in de kabel komen (=iets tussen komen)
  18. iets aan de man brengen (=iets verkopen)
  19. iets bij de roes verkopen (=iets verkopen in de staat zoals het is)
  20. met iets op de proppen komen (=iets vertellen, ermee voor de dag komen)
  21. een heilige koe (=iets waar je niet aan mag komen en zuinig op bent, voor sommige mensen is dat bijv. een auto)
  22. wat van ver komt, is lekker (=iets wat van ver komt, is bijzonder. Daarom denkt men dat het ook beter zal zijn)
  23. een witte raaf (=iets wat zelden voorkomt, een zeldzaamheid)
  24. iets van de hand doen (=iets weggeven of verkopen)
  25. iets tegen de penning zestien verkopen (=iets zeer duur verkopen)
  26. geen haar op mijn hoofd die er aan denkt (=ik wil hiermee niet akkoord gaan)
  27. de kast indraaien. (=in de gevangenis komen.)
  28. de rijzende/opgaande zon aanbidden (=in de gunst trachten te komen van iemand die succesvol is)
  29. tussen de wal en het schip geraken (=in de knel komen, iets raakt per ongeluk verloren of zoek)
  30. aan de bedelstaf raken (=in een situatie terechtkomen waarin je geen geld of bezittingen meer hebt)
  31. in een mum van tijd (=in heel korte tijd)
  32. in een zwenk (=in heel korte tijd)
  33. in een vloek en een zucht (=in heel korte tijd , zonder moeite)
  34. in een wip (=in heel korte tijd , zonder moeite)
  35. op grote schaal (=in het groot , zeer veel voorkomend)
  36. een goeie vis moet drie keer zwemmen (=in het water, in de boter of kookvocht en in de wijn)
  37. als de nood het hoogste is, is de redding nabij (=in hoge nood komt er vaak plotseling een oplossing)
  38. je maag wel aan de kapstok kunnen hangen. (=in moeilijke financiële omstandigheden verkeren waardoor men weinig eten kan kopen.)
  39. te hoop lopen (=in opstand komen)
  40. een kat komt altijd op z`n pootjes terecht (=ingewikkelde en vervelende dingen kunnen vanzelf weer voor elkaar komen)
  41. de liefde van een man gaat door de maag. (=je kan een man veroveren met goede kookkunst en lekker eten.)
  42. je bedje is gespreid (=je komt in een situatie terecht waarin alles al voor je geregeld is)
  43. wie pleit om een paard, behoudt de staart. (=je kunt beter wat toegeven, dan het tot een duur en langslepende kwestie te laten komen)
  44. wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje (=je kunt nooit boven de stand komen waarin je geboren bent. Arm geboren, zal wel arm blijven)
  45. de vis aardt naar de zee (=je kunt wel zien waar hij vandaan komt)
  46. je mening niet onder stoelen of banken steken (=je mening niet verbergen, openlijk voor je standpunten uit durven komen, bij voorbeeld van afkeuring van iets)
  47. `t Mag vloeien, `t mag ebben. Die niet waagt zal `t niet hebben (=je moet niet denken als je niets onderneemt dat ze het dan bij je thuis komen bezorgen)
  48. je moet een gegeven paard niet in de mond kijken (=je moet niet te kritisch zijn over cadeaus, of koopjes)
  49. een mens moet werken voor de brok en voor de rok. (=je moet werken om te kunnen eten en kleding te kunnen kopen.)
  50. jesus nazarenus rex judaeorum (=jezus van Nazareth, koning der Joden)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen