Spreekwoorden met `ter`

Zoek


368 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ter`

  1. flink wat achter de knopen hebben (=veel gegeten en gedronken hebben)
  2. gapen als een oester (=met de mond wijd open geeuwen)
  3. gapen als een oester die in de warmte komt (=met de wond wijd open geeuwen)
  4. gas terugnemen (=het iets rustiger aan gaan doen)
  5. geef mijn fiets terug (=grapje om Duitsers te wijzen op de Tweede Wereldoorlog, toen er veel fietsen geconfisqueerd werden)
  6. geen beter gemak dan eigen dak. (=thuis voel je je het meest op je gemak)
  7. geen ding betert door ouderdom (=alles verslijt door de ouderdom)
  8. geen groter venijn, dan vriend tonen en vijand zijn. (=iemands vertrouwen schaden is het gemeenste wat je kunt doen)
  9. geen spreker die een zwijger verbetert. (=als je niets zegt zeg je niets verkeerds)
  10. geen water te diep zijn (=nergens bang voor zijn, alles durven)
  11. geld in het water gooien (=geld verspillen)
  12. geloof nooit iemand die in de ene hand water en de andere hand vuur draagt (=wees niet lichtgelovig, niet iedereen is het vertrouwen waard)
  13. goede naam is beter dan goede olie (=een goede reputatie is beter dan veel geld)
  14. had je me gisteren gehuurd dan was ik vandaag je knecht geweest (=je moet zo niet commanderen - dat doe ik gewoon niet!)
  15. haring in het land, dokter aan de kant (=haring eten is zeer gezond; haring is zelfs één van de beste vissen voor je gezondheid)
  16. het aan zijn water voelen (=het instinctief aanvoelen)
  17. het achter de ellebogen hebben (=achterbaks; zonder zijn zelfzuchtige bedoelingen te laten zien)
  18. het achter de oren hebben (=niet zo dom zijn als men lijkt)
  19. het achterste van je tong (niet) laten zien (=zich (niet) meteen laten kennen; (n)iets verbergen)
  20. het achterste voor (=omgekeerd)
  21. het beste brood ligt voor het venster. (=wat je ziet is niet per se wat je krijgt)
  22. het botert niet tussen hen (=ze kunnen niet goed met elkaar over weg)
  23. het heilig kruis achterna geven (=hopen dat iets of iemand nooit meer terugkomt)
  24. het hinkende paard komt achteraan (=de grootste problemen houdt men voor het laatst)
  25. het hoofd boven water houden (=financieel rondkomen, juist genoeg geld hebben om te kunnen leven)
  26. het interesseert me geen drol (=het interesseert me niets)
  27. het is beter de bakkers te paard, als de dokters. (=je kunt beter voldoende en gezond eten, dan straks naar de dokter te moeten)
  28. het is beter een andermans hemd dan geen (=wat men niet heeft kan men desnoods nog altijd lenen)
  29. het is boter aan de galg gesmeerd (=het is zinloos, het kan niet helpen)
  30. het is een pleister op een zere wonde (=het is bedoeld om het leed wat te verzachten)
  31. het is galgen of burgemeesteren. (=het is goed of fout, er is geen tussenweg)
  32. het is melk en water (=het is een futloze zaak)
  33. het is water en melk (=het is een futloze zaak)
  34. het kind met het badwater weggooien (=samen met het slechte ook het goede wegdoen)
  35. het kwaad loont zijn meester (=wie kwaad doet, kwaad ontmoet)
  36. het oog is groter dan de maag (=meer op het bord scheppen dan er opgegeten kan worden)
  37. het oog van de meester maakt het paard vet (=het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt)
  38. het op je boterham krijgen (=een stevig standje incasseren)
  39. het paard achter de wagen spannen (=iets nutteloos doen of verkeerd aanpakken)
  40. het smelt als boter in de mond (=(van eten) het is erg mals)
  41. het warm water (her)uitvinden (=iets wat reeds lang bekend is, presenteren alsof het een originele innovatie is. (Niet verwarren met `het wiel opnieuw uitvinden`))
  42. het water is veel te diep (=hij durft het niet aan)
  43. het water komt aan/tot de lippen (=in groot gevaar, in hoge nood)
  44. het water komt op de dijk. (=de tranen komen op)
  45. het water loopt altijd naar de zee (=zij die al het meest hebben, krijgen ook het meeste)
  46. het water loopt hem in de mond (=hij heeft er heel veel trek in)
  47. het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen (=wie in weelde leeft moet oppassen om niet op het slechte pad te raken)
  48. het zwoerd/zwoord achter de oren hebben (=doof zijn)
  49. hoe groter geest hoe groter beest (=wel verstandig, maar daarom niet goedhartig)
  50. hoe later op de avond, hoe schoner volk. (=vriendelijke of juist schertsende verwelkoming van late bezoekers)

414 betekenissen bevatten `ter`

  1. zo sterk als een paard. (=heel sterk zijn)
  2. in de schaduw stellen (=het beter doen dan een ander, iemand overtreffen)
  3. wie wat bewaart, die heeft wat (=het bewaren van zaken kan op lange termijn voordelig blijken te zijn)
  4. de rode draad (in een verhaal of betoog) (=het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen)
  5. bergafwaarts gaan (=het gaat steeds slechter, bijvoorbeeld met iemands gezondheid)
  6. een ketting is niet sterker dan de zwakste schakel (=het geheel is maar zo sterk als het zwakste onderdeel)
  7. de sterkte van de ketting wordt bepaald door de zwakste schakel (=het geheel is niet sterker dan het zwakste onderdeel)
  8. het interesseert me geen drol (=het interesseert me niets)
  9. het laat mij Siberisch koud (=het interesseert me totaal niet)
  10. beter laat dan nooit (=het is beter dat iets een beetje te laat komt, dan dat het nooit gebeurt)
  11. beter hard geblazen dan de mond gebrand (=het is beter dat men zich inspant dan dat er door slordigheid of luiheid iets fout gaat)
  12. met hem is het kwaad kersen eten. (=het is beter hem te mijden.)
  13. wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet (=het is beter om energie te steken in het verbeteren van jezelf, dan in het bekritiseren van anderen)
  14. beter blode Jan dan dode Jan (=het is beter zich laf blood te gedragen, dan te sterven, dood te zijn)
  15. het is op een oor na gevild (=het is bijna klaar. Het is bijna achter de rug)
  16. de vruchten zullen de beloften der bloemen overtreffen (=het is nu al goed, maar het eindresultaat wordt nog veel beter)
  17. er is reuk noch smaak aan (=het is weinig waard, het is niet interessant)
  18. de wolf/vos ruilt wel van baard maar niet van aard (=het karakter van de mensen verandert nooit)
  19. de aard van het beestje (=het karakter van iemand)
  20. een aardje naar zijn vaartje (=het karakter van zijn vader hebben)
  21. een zoon van zijn vader zijn (=het karakter van zijn vader hebben)
  22. als de dagen lengen, gaan de nachten strengen (=het koudste deel van de winter valt na de kortste dag)
  23. je laatste troef uitspelen (=het laatste wat iemand achter de hand had naar buiten brengen)
  24. het is kermis in de hel (=het regent terwijl de zon schijnt)
  25. de tramontane kwijt zijn (=het spoor bijster zijn)
  26. het oog wil ook wel wat (=het uiterlijk van iets speelt ook een rol)
  27. het onderste uit de kan willen (=het uiterste willen)
  28. een vogel kent men aan zijn veren (=het uitwendige zegt ook iets over de aard, het karakter)
  29. het oog van de meester maakt het paard vet (=het werk gebeurt beter als de baas toezicht houdt)
  30. met gelijke munt betalen (=hetzelfde kwaad terugdoen)
  31. klein is de rouwe, valt de oude koe dood. (=hoe ouder iemand sterft hoe minder het verdriet)
  32. het heilig kruis achterna geven (=hopen dat iets of iemand nooit meer terugkomt)
  33. de dood kent geen lieve kinderen (=ieder moet sterven)
  34. het muist al wat van katten komt (=ieder volgt zijn karakter)
  35. iemand met open ogen bedriegen (=iemand bedriegen terwijl hij erbij staat)
  36. iemand een pluim op zijn hoed steken (=iemand complimenteren)
  37. iemand een veer in de broek/kont steken (=iemand complimenteren of prijzen)
  38. die haalt de nieuwe aardappelen niet (=iemand die gauw zal gaan sterven)
  39. een paling (snoek) gevangen hebben (=iemand die per ongeluk in het water is gevallen)
  40. een jantje-secuur (=iemand die uiterst nauwgezet werkt)
  41. iemand de ogen verblinden (=iemand door uiterlijke schijn misleiden)
  42. je meester gevonden hebben (=iemand gevonden hebben die beter is, het beter doet)
  43. iemand de mantel uitvegen (=iemand hevig uitfoeteren)
  44. iemand iets in het oor bijten (=iemand iets op bitsige wijze influisteren)
  45. iemand iets aan de neus hangen (=iemand iets vertellen wat die beter niet kan weten)
  46. de strop om de hals doen (=iemand in uiterste problemen brengen)
  47. iemand iets voor de voeten gooien (=iemand met iets confronteren)
  48. aan de schors blijven hangen (=iemand of iets alleen op het uiterlijk beoordelen)
  49. iemand of iets de baas zijn (=iemand of iets kunnen overmeesteren)
  50. iemand voor vol aanzien (=iemand serieus nemen en respecteren.)

50 dialectgezegden bevatten `ter`

  1. ie es ter deure (=hij is geslaagd (examen) ) (Waregems)
  2. ie es ter gerust in (=hij laat het niet aan zijn hart komen) (Waregems)
  3. ie es ter wél mee (=hij is te beklagen) (Waregems)
  4. ie hoeng ter op an bie ophestookn zeiln (=opaan) (Zeeuws)
  5. ie hoeng ter op mie de botte biele (=hard) (Zeeuws)
  6. ie is ter me bekaaid of ekomn (=hij is er maar klein uitgekomen) (Zeeuws)
  7. ie is ter nie op bluuvn lihhen (=iemand die het durft te zeggen) (Zeeuws)
  8. ie lop ter an te zeuln (=er aan trekken) (Zeeuws)
  9. ie sprong ter op as un bok op un (haver) iver kisteas nduuvel oophie-erad (=rap) (Zeeuws)
  10. ie sprong ter op asn duvel op hi -erad (=reageren) (Zeeuws)
  11. ie sti ter bie te hielen (=ook zin in) (Zeeuws)
  12. Ie was ter an en bie (=Hij stond er zeer dichtbij) (Harelbeeks)
  13. ie was ter kliëne van (=hij voelde zich vernederd) (Harelbeeks)
  14. iemed autmaoke vër alwot lëlëkès (=iemand overladen met alle zonden ter wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. iemëd bezeeke bau tër zelf bijsteet (=het zelf gezocht hebben !) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. iemëd tër defttig mèt rammële (=iemand voor de gek houden-) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. iemëd tër doër (doër de stront) trèkke (=van iemand kwaadspreken) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. iemëd ter doër trèkke (=iemand bekladden) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. ij é ter zaane tsoep oan (=hij pakt er naast) (Gents)
  20. ij es ter klôf op (=hij heeft het bij het rechte eind) (Gents)
  21. ij is goe ter toale (=hij kan het goed uitleggen) (Kaprijks)
  22. ik legge mi'j ter dale (=ik ga naar bed) (Sallands)
  23. ik zie niks ouw hemde zit ter voor (=iets niet kunnen zien) (Graauws)
  24. imposant (=ter zelfdee tijd) (Opglabbeeks)
  25. is es ter deure (=hij is geslaagd (examen) ) (Waregems)
  26. is ter gien verlet (=kan ik binnenkomen) (Oudenhoofs)
  27. is ter ier etwod te kadiezn (=is hier iets te verdienen) (Veurns)
  28. j ei ter niks bie te mikken (=niks met mee te maken) (Zeeuws)
  29. j' es ter vandeure (=hij is weg) (Zwevegems)
  30. Je Goa ter Meugen Achter Skuffelen (=ze zullen hem niks geven) (Kortrijks)
  31. Je kan ter Achter Skuffelen (=hij mag het vergeten) (kortrijks)
  32. je kan ter anangen (=de pot op) (Zeeuws)
  33. je kan ter een tip an zuugen (=hij kent of weet het bijlange zo goed niet) (Brugs)
  34. ter deug van in zijn doarms (=binnenpretjes) (Knesselaars)
  35. ter zijnn deun in (=binnenpret, leedvermaak) (Knesselaars)
  36. je ziet ter uut as een vuul emde (=er bleek uit zien) (Zeeuws)
  37. jee ter ne truuk van weg (=hij kan er goed mee omgaan) (Kortemarks)
  38. jis ter nie mee gediend (=hij is er niet gelukkig mee) (Kortemarks)
  39. jis ter noatoeë met e lank gat (=hij gaat er heen met tegenzin) (Lichtervelds)
  40. jis ter van oendre gemuusd (=hij is heimelijk vertrokken) (kortemarks)
  41. jo frou hat mar ien skonk (=uw vrouw is slecht ter been) (Fries)
  42. kan ich ter stoeët op maoke? (=kan ik daar op rekenen?) (Munsterbilzen - Minsters)
  43. kiek dn bakker is ter deur ekropen (=brood met gat er in) (Zeeuws)
  44. koëm ich tër haajë nie, dan èssët vër mërgë (=we komen er wel, is het niet vandaag dan is het morgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. koëme vër ter vendaog nie, dan esset vür mörge (=morgen komt nog een dag) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. komp ter in (=kom binnen) (Sallands)
  47. koot ter vazeleev'n nie iejn gezien (=dat had ik niet van hem / haar verwacht) (Brakels)
  48. kotte métte tër mèt maoke (=er komaf mee maken, kordaat doen stoppen) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. kotte mette ter mèt maoke (=komaf mee maken) (Munsterbilzen - Minsters)
  50. Leg ter a boenen ma ni op te weik (=Reken er maar niet op) (Londerzeels)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen