Spreekwoorden met `aan`

Zoek


732 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `aan`

  1. boven aarde staan (=overleden zijn maar nog niet begraven)
  2. boven de pet gaan (=er niets van begrijpen)
  3. boven de wet staan (=niet gebonden zijn aan de wet)
  4. buiten de kerf gaan (=als iets te ver gaat)
  5. buiten zijn boekje gaan (=meer doen dan toegelaten)
  6. buiten zijn hoefslag gaan (=hij heeft er geen invloed over)
  7. buiten zijn rekening gaan. (=als het anders loopt dan verwacht)
  8. daar helpt geen lievemoederen/moedertje lief aan (=niets helpt, ook vriendelijke woorden niet)
  9. daar is kop noch staart aan te vinden (=daar geraak je niet uit wijs)
  10. daar is wat aan te kluiven (=daar is werk aan)
  11. daar staan klompen (=tevergeefs wachten)
  12. daar valt wel een mouw aan te passen (=daar is wel een oplossing voor te vinden)
  13. daar zitten nogal wat haken en ogen aan (=er zijn meer problemen dan je op het eerste gezicht zou denken)
  14. dat is iemand met een gebruiksaanwijzing (=dat is iemand waarvan je weet hoe je met diegene om moet gaan)
  15. dat is makkelijker gezegd dan gedaan (=het valt in de praktijk nog niet mee)
  16. dat is van de baan (=dat gaat niet door)
  17. dat mag met een krijtje aan de balk (=dat is een ongewone gebeurtenis)
  18. dat paard zal mij niet meer slaan (=dat zal mij niet meer gebeuren)
  19. dat raak je aan de straatstenen niet kwijt (=dat is niet te verkopen)
  20. dat zal je de dood niet aandoen (=iets is niet zo erg is als het lijkt)
  21. dat zet geen zoden aan de dijk (=dat is geen bijdrage van serieuze betekenis)
  22. de aanhouder wint (=wie volhoudt, zal uiteindelijk succes hebben.)
  23. de aanval bloedt dood (=de aanval komt geleidelijk uit op een mislukking)
  24. de aanval is de beste verdediging (=je kunt in een strijd of ruzie beter zelf actie ondernemen dan afwachten)
  25. de bal aan het rollen brengen (=de aanzet geven)
  26. de bal misslaan (=zich vergissen)
  27. de barricades opgaan (=actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden)
  28. de beste paarden staan op stal. (=de leukste meisjes gaan niet uit)
  29. de beste stuurlui staan aan wal (=de toeschouwers kunnen het altijd beter dan de uitvoerders)
  30. de bietenbrug opgaan (=falen, ten onder gaan, zwaar verliezen)
  31. de bijl aan de wortel leggen (=het kwaad in de oorsprong trachten uit te roeien)
  32. de bijl ligt al aan de wortel (=de straf zal spoedig volgen)
  33. de bodem inslaan (=vernietigen (bv.: de hoop de bodem inslaan))
  34. de boel aan kant maken (=opruimen)
  35. de boer op gaan (=de (niet-fysieke) markt opgaan om iets te verkopen / verdwalen / de stad verlaten)
  36. de boot is aan (=de maat is vol)
  37. de brede weg opgaan (=zondigen)
  38. de Breeveertien opgaan (=verkeerde dingen doen)
  39. de broek aan hebben (=de baas spelen (van een vrouw over haar man), het voor het zeggen hebben)
  40. de buikriem/broekriem aanhalen (=spaarzamer worden)
  41. de dampen aandoen (=pesten)
  42. de degen/harnas aangespen (=zich op de strijd voorbereiden)
  43. de derde man brengt de spraak aan (=drie hebben gemakkelijker een gesprek dan twee)
  44. de eindjes (niet) aan elkaar knopen (=(niet) rond komen (met z`n inkomen))
  45. de ene bedelaar ziet de andere niet graag voor de deur staan (=men is bang voor concurrentie)
  46. de fiets aan de haak hangen (=stoppen met wielrennen)
  47. de gaande en komende man (=iedereen die komt opdagen)
  48. de gebraden haan uithangen (=op onverantwoordelijke wijze erg veel geld uitgeven aan met name lekker eten en drinken)
  49. de haan en de vos hebben elkaar te gast (=twee bedriegers zijn steeds op hun eigen voordeel uit)
  50. de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)

821 betekenissen bevatten `aan`

  1. de mens wikt, maar God beschikt (=de mensen maken allerlei plannen, maar het is niet aan hen of dat ook gebeurt)
  2. niet door de beugel kunnen (=de norm overschrijden van wat aanvaardbaar of behoorlijk is)
  3. over de rooie gaan (=de perken te buiten gaan)
  4. het lieve leventje gaande (=de ruzie begonnen - de poppen aan het dansen)
  5. ook tussen de mooie bloemen groeien brandnetels (=de schoonheid van de omgeving biedt geen garantie voor onaangename zaken)
  6. in het krijt treden (=de strijd aanbinden)
  7. de degens kruisen (=de strijd aangaan)
  8. in het strijdperk treden (=de strijd aanvatten)
  9. het krijt ruimen (=de strijd opgeven, weggaan)
  10. olie drijft boven (=de waarheid komt aan het licht)
  11. de raven zullen het uitbrengen (=de waarheid komt hoe dan ook aan het licht)
  12. de kraaien zullen het uitbrengen (=de waarheid zal aan het licht komen)
  13. de leer veroordelen maar de leraar sparen (=de wortel van het probleem niet aanpakken)
  14. de ossen achter de ploeg spannen (=de zaak verkeerd aanpakken)
  15. van hetzelfde laken een pak (=dezelfde soort aanpak of respons)
  16. dat zaakje zal wel doodbloeden (=die kwestie zal geleidelijk aan wel worden vergeten)
  17. het paard dat de haver verdient krijgt ze niet (=diegene die het goede gedaan heeft, krijgt de beloning niet)
  18. platgetreden paden/wegen (=dingen die anderen al eerder gedaan hebben)
  19. moet is een bitter kruid. (=dingen die men moet doen kunnen onaangenaam of vervelend zijn.)
  20. je kan niet door een muur lopen, behalve als er een deur in zit (=dingen kunnen alleen gedaan worden als er een reële kans toe is)
  21. niet brandschoon zijn (=dingen misdaan hebben)
  22. op til zijn (=dingen zijn op dit moment gaande (met name veranderingen))
  23. de kop in het zand steken (=doen alsof er geen gevaar dreigt en er niets aan doen)
  24. het hoekje om gaan (=dood gaan)
  25. de kraaienmars blazen (=dood gaan)
  26. om een luchtje gaan (=dood gaan)
  27. de tol aan de natuur betalen (=dood gaan)
  28. tegen de dood is geen kruid gewassen. (=doodgaan is onvermijdelijk)
  29. Pietje de dood maait altijd. (=doodgaan is onvermijdelijk)
  30. een Babylonische spraakverwarring (=door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren en elkaar niet verstaan)
  31. reageren met de voeten (=door ergens weg te gaan, weg te blijven of niet meer terug te keren, aangeven dat men niet tevreden is)
  32. gierigheid is de wortel van alle kwaad (=door gierigheid ontstaan er veel problemen en is er veel ellende in de wereld)
  33. de regen schuwen en in de sloot vallen (=door iets onaangenaams te ontwijken in nog groter problemen komen)
  34. de nekslag geven (=door iets wordt de situatie een te groot probleem waardoor men het niet meer aan kan)
  35. voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast (=door voorzichtig te zijn, gaan tere zaken langer mee)
  36. alleen een piepend wiel krijgt olie (=door zich opvallend te gedragen bekomt men aandacht)
  37. de draad oppakken (=doorgaan van de plaats waar je was gestopt)
  38. een dronken vrouw is een engel in bed (=drank draagt bij aan het beëindigen van de tegenstand)
  39. zoet gedronken, zuur betaald. (=drankmisbruik kan veel schade aanrichten)
  40. jezelf op de borst slaan (=duidelijk aan de omgeving laten weten dat men ergens bijzonder trots op is)
  41. aan de bel trekken (=duidelijk maken dat er iets aan de hand is; duidelijk maken dat er iets niet klopt)
  42. iemand de les lezen (=duidelijk zeggen dat iemand iets verkeerds gedaan heeft)
  43. leven als een god in Frankrijk (=een aangenaam en zorgeloos leven hebben)
  44. meisjes die bloemen dragen, mag je kussen zonder te vragen (=een aanmoediging om meisjes met bloemen te kussen)
  45. in het zakje blazen (=een ademtest ondergaan)
  46. de kat uit de boom kijken (=een afwachtende houding aannemen)
  47. de pot verwijt de ketel dat die zwart ziet (=een ander aanwijzen als schuldige, terwijl die zelf hetzelfde gedaan heeft)
  48. ambt geeft verstand. (=een baan gekregen hebben zonder er iets van af te weten)
  49. zand schuurt de maag (=een beetje zand eten is niet erg (meer algemeen: stel je niet aan!))
  50. de knoop doorhakken (=een beslissing forceren. (Afgeleid van het verhaal van de Gordiaanse knoop))

50 dialectgezegden bevatten `aan`

  1. aenne hègk (=aan het eind van je Latijn) (Sint-joasters)
  2. aetë en maul tau (=aan tafel moet je zwijgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. Afsmoren (=Afbedelen van sigaretten en nooit aan een ander geven) (Amsterdams)
  4. agge over d n duvel praot traptum op z ne steert (=binnenkomend iemand over wie men net aan het praten was) (Oudenbosch)
  5. Ai lui bint doa kun ie niks an doon, maar ai meu bint is't oe eig'n schuld (=Als je lui bent kun je niets aan doen, maar als je moe bent is het je eigen schuld) (Twents)
  6. aij zitter gezooije en gebraaije (=hij is er als kind aan huis) (Hulsters (NL))
  7. Aj proemen hebt hej ok pitten (=Overal zitten consequenties aan) (Drents)
  8. al moeten et de kraeë autbringe (=ooit zal dit aan 't licht komen) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. al wat te klok slig (=aan de lopende band) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. alle foetëlkës koeëmë aut (=de waarheid komt altijd aan het licht) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. alleman kan zich al ës verdoëlë, mèr de loempste ieës (=vergissen is menselijk, maar sommigen zijn er erg aan toe) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. allemoêl aon de krip koëme (=allen aan tafel, het eten is gereed) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. altiëd aan de letste mem hange (=overal achteraan lopen (figuurlijk) ) (Venloos)
  14. an ' t sunterklaze (=sinterklaas aan het vieren) (Westfries)
  15. an d'naak aan (=der mee stoppen) (Knesselaars)
  16. án de gunne kânt (=aan de andere kant) (Horster)
  17. an de vrucht'n kenst doe de boom (=aan de resultaten kent men de mensen) (Westerkwartiers)
  18. án de wapper ziên (=aan het wandelen zijn) (Horster)
  19. an gastn ezet (=graan aan schoven gezet) (Nunspeets)
  20. an het labbere end. (=aan het eind van zijn latijn.) (Texels)
  21. An iën zeel sleur'n (=aan één lijn trekken, samenwerken) (Evergems)
  22. an mien lief gien polonaise (=aan mijn lijf geen polonaise) (Zwols)
  23. An olde huzen en olde wieven va.t vaeke wat an op te knappen (=aan beide komt mankeer) (Giethoorns)
  24. an olde uzen en an olde wieven valt altied wat an op te knappen (=Er komt aan beiden gebrek) (Giethoorns)
  25. An olde uzen en an olde wieven valt altied wat an op te lappen (=Er komt aan beiden mankeer) (Giethoorns)
  26. An olde uzen en olde wieven valt altied wat an op te knappen (=Er komt aan beide mankeer) (Giethoorns)
  27. an wark is ter nooit ienene an dood egoane (=aan werk is nooit iemand dood gegaan) (Vechtdals)
  28. an wezekantn (=aan weerszijden) (Veurns)
  29. Ane ginne kantj (=aan de andere zijde) (Hunsels)
  30. Antw: Poepe ien de schoe.n (=Wat ben je aan het doen?) (Genneps)
  31. ao puntje bie paoltje komt (=als het er op aan komt) (Kortemarks)
  32. aoën de graute klok hange (=iets aan iedereen vertellen) (Munsterbilzen - Minsters)
  33. aoën de pin lékke (=aan het kortste eind trekken) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. aoën den aaterkant van piëd en de viërkant van vrolaaj moeste vërzichtëg zin (=opgepast als je aan de achterkant van paarden of de voorkant van meisjes zit) (Munsterbilzen - Minsters)
  35. aoên en aoên (=aan de lopende band) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. aoën iemëd zittë te foeëmëlë (=aan iemand zitten te 'plukken') (Munsterbilzen - Minsters)
  37. aoj te scheepe zyt moej vaorn (=als je aan iets begint moet je het afwerken) (Kortemarks)
  38. aon ginne kaant (=aan de overkant) (Nieuwkuijks)
  39. aon jou is gin eer te b'aole (=aan jou is geen moeite welbesteed) (Oudenbosch)
  40. aon koume gesjees (=aan komen rijden) (Mestreechs)
  41. aon koume gestieveld (=aan komen gelopen) (Mestreechs)
  42. aon ze gerief koëme (=aan een vrouw geraken) (Bilzers)
  43. apart aan (=iets gescheiden houden (iets niet tesamen doen) ) (Sint-Niklaas)
  44. As 't brij reegent heb iederêên een lepel nôôdig (=Als ergens veel behoefte aan is, is het vaak slecht te krijgen) (Hoeksche Waards)
  45. As 't em knep (=Als het er op aan komt) (Giethoorns)
  46. As 't em knip (=Als het er op aan komt) (Giethoorns)
  47. as 't mar wower es , stut achter de kèrk geschraive (=daar valt aan te twijfelen) (Tiens)
  48. As boere nie mer knoaje en pastoers nie mer schojje is de wereld àn 't vergaon (=Als boeren niet meer mopperen en pastoors niet meer bedelen is de wereld aan het vergaan) (Wells)
  49. as de as brèktj vèltj de ker (=aan een ‘als redenering’ achteraf heb je niks) (Heitsers)
  50. as de boer mij niet holl'n wil, zee de knecht, wil ik niet langer bliev'm (=als men de eer aan zichzelf wil houden) (Westerkwartiers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen