Spreekwoorden met `eren`

Zoek


199 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `eren`

  1. hoogtij vieren (=overvloedig aanwezig zijn)
  2. iemand achter de broek/veren/vodden zitten (=iemand aansporen/opjagen / nauwlettend volgen)
  3. iemand bijspijkeren (=iemand met geld of kennis ondersteunen)
  4. iemand de mond snoeren (=iemand verbieden iets te zeggen / tot zwijgen brengen)
  5. iemand de nek toekeren (=zich minachtend van iemand afwenden)
  6. iemand de rekening presenteren (=iemand de kosten ten laste brengen (ook figuurlijk))
  7. iemand honing om de mond smeren (=tegen iemand aardige dingen zeggen/vleien om iets gedaan te krijgen)
  8. iemand iets aansmeren (=iemand iets (weinig waardevols) verkopen)
  9. iemand iets in het oor fluisteren (=iemand iets zachtjes zeggen, heimelijk laten weten)
  10. iemand mores leren (=wraak op iemand nemen en/of flink zeggen hoe het er voor staat)
  11. iemand uit kuieren sturen (=iemand wandelen sturen - niet geven wat hij verlangt)
  12. iemands licht betimmeren (=in de weg staan - het licht benemen)
  13. iets dat krom is recht proberen te praten (=met praten proberen een fout iets goeds te laten lijken)
  14. iets in zijn schild voeren (=iets van plan zijn, een geheim hebben, stilzwijgend een plan uitvoeren)
  15. iets langs je (koude) kleren af laten glijden (=ergens niets van aan trekken)
  16. iets niet kunnen gebeteren (=iets niet kunnen verhelpen)
  17. in de papieren lopen (=duur uitkomen, veel geld kosten)
  18. in een goed blaadje proberen te komen (=een goede reputatie proberen te verkrijgen)
  19. in februari klagen de boeren het minst. (=boeren klagen altijd maar februari heeft de minste dagen om in te klagen (grapje))
  20. in hart en nieren (=vanuit volle overtuiging)
  21. in het oor fluisteren (=zachtjes (heimelijk) zeggen)
  22. je bent nooit te oud om te leren (=je kan altijd nog bijleren)
  23. je eieren goed naar de markt brengen (=met een rijke vrouw getrouwd zijn)
  24. je groen en geel ergeren (=je heel erg ergeren aan iets of iemand)
  25. je in je graf omkeren (=zelfs na zijn dood er nog door geschokt zijn)
  26. je kaken roeren. (=goed eten of praten.)
  27. je kan er je kont niet keren (=gezegd als het erg druk is)
  28. je kan geen omelet maken zonder eieren te breken (=soms moet men iets verliezen om een hoger doel te bereiken)
  29. je kent een vogel aan zijn veren (=je kent de mens aan zijn gedragingen)
  30. je kinderen in het wild laten opgroeien (=zijn kinderen geen (of een slechte) opvoeding geven)
  31. je kunt van een kale kikker geen veren plukken (=er valt niets te halen bij iemand die niets heeft)
  32. je oor te luisteren leggen (=informeren)
  33. je rokje omkeren (=lid van een andere (bv politieke) partij worden)
  34. je schaapjes scheren (=er de winst uithalen)
  35. je vergalopperen (=al te snel iets willen doen)
  36. je weren als een kat in de krullen (=je fel verweren)
  37. je zou er toveren leren (=het is er erg vervelend)
  38. kijken of men het in Keulen hoort donderen (=heel erg verbaasd kijken)
  39. kinderen die vragen worden overgeslagen (=brutale kinderen die altijd overal om vragen, worden genegeerd)
  40. kinderen die zwijgen zullen ook nooit wat krijgen (=aanvulling op `Kinderen die vragen worden overgeslagen.`)
  41. kinderen en dronkaards spreken de waarheid (=ze zeggen wat ze vinden, ze zijn ongeremd)
  42. kip zonder eieren (=politieman)
  43. leeuwen en beren op de weg zien (=bezwaren zien)
  44. liever van achteren zien dan van voren (=niet goed kunnen verdragen)
  45. liever vrij en geen eten dan een volle buik aan een ijzeren keten. (=vrijheid is een hoger goed dan materiële welvaart.)
  46. long en lever verteren (=alles opmaken)
  47. luisteren als een vink (=erg gehoorzaam zijn)
  48. luisteren naar groeien van het gras (=erg lui zijn)
  49. men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst)
  50. met andermans veren pronken (=weglopen met de ideeën van een ander, met iets van een ander zelf gaan pronken)

401 betekenissen bevatten `eren`

  1. eerst oompje en dan oompjes kinderen (=eerst ik, daarna de anderen)
  2. de gek in de mouw dragen (=eigenaardigheden verbergen voor anderen)
  3. goede sier maken (=er (overdreven) goed van leven / goed overkomen bij anderen)
  4. het is een kwade wind die niemand voordeel brengt (=er is altijd wel iemand die van de omstandigheden weet te profiteren)
  5. er dienen geen twee masten op een schip (=er kan er maar één het bevel voeren)
  6. de muren hebben oren (=er kan ongewenst worden meegeluisterd door anderen)
  7. met de sok op de kop gezet (=er onbewust door toedoen van anderen voor joker bijlopen)
  8. je in allerlei bochten wringen (=er op alle mogelijke wijzen proberen onderuit te geraken)
  9. er een balletje over opgooien (=er voorzichtig over beginnen te praten om erachter te komen wat anderen ervan vinden)
  10. er zijn kapers op de kust (=er zijn er die willen meeprofiteren)
  11. er zijn vele wegen die naar Rome leiden (=er zijn meerdere manieren om iets te doen)
  12. er is onkruid onder de tarwe (=er zijn minderwaardige goederen (of personen) tussen de betere)
  13. alle dingen hebben twee handvatten. (=er zijn vaak meerdere manieren zijn om een situatie aan te pakken)
  14. alle wegen leiden naar Rome (=er zijn veel manieren om je doel te bereiken / de uitkomst is altijd hetzelfde)
  15. redeneren als een kip zonder kop (=erg dom redeneren)
  16. iemand het hemd van het lijf vragen (=erg nieuwsgierig zijn en alles van iemand proberen te vragen)
  17. een doorn in het oog zijn (=ergens aan ergeren)
  18. geen oren hebben naar iets (=ergens niet naar willen luisteren)
  19. dat raakt mijn koude kleren niet (=ergens niets mee te maken hebben en zich niet voor interesseren)
  20. voor de schenen/voeten werpen (=ermee confronteren)
  21. een tandje bijzetten (=extra inspanning leveren. (de gashendel een tand verschuiven))
  22. de bocht achter/onder de arm houden (=extra voorzichtig zijn, iets nog niet garanderen. (een bocht houden in het touw dat je laat vieren))
  23. leergeld betalen (=fouten maken tijdens het leren)
  24. je de wet niet voor laten schrijven (=geen bevelen accepteren van een ander)
  25. uit de kleine kinderen zijn (=geen kleine kinderen meer hoeven opvoeden)
  26. een hart van steen hebben (=geen medelijden met anderen hebben)
  27. wie dan leeft die dan zorgt (=geen zorg om de toekomst van anderen)
  28. het is licht dansen op andermans vloer. (=geld van anderen uitgeven is makkelijk.)
  29. het is moeilijk de oude mens af te leggen. (=gewoonten zijn moeilijk af te leren)
  30. wat goed eet, schijt goed. (=gezond eten laat het lichaam goed functioneren.)
  31. uit de verf komen (=goed bij anderen overkomen / zich doen opmerken)
  32. de oren scherpen (=goed luisteren)
  33. de oren spitsen (=goed luisteren)
  34. men wordt wel door een mestkar maar niet door een rijtuig overreden (=goed opgevoede mensen beledigen anderen minder)
  35. goederen in de dode hand (=goederen die niet vererven)
  36. alle mensen moeten leven (=gun de anderen ook wat)
  37. geheel oor zijn (=heel goed opletten - goed luisteren)
  38. er zonder kleerscheuren afkomen (=helemaal niets mankeren na een ongeluk)
  39. iemand uit de loog borstelen (=hem nieuwe kleren geven)
  40. in zijn laatste schoenen lopen (=het einde naderen - erg ziek zijn)
  41. parels/paarlen voor de zwijnen werpen (=het goede verspillen aan hen die het niet verdienen/waarderen)
  42. de rook kan het hangerijzer niet deren (=het heeft geen zin te proberen iets dat vast staat te veranderen)
  43. wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet (=het is beter om energie te steken in het verbeteren van jezelf, dan in het bekritiseren van anderen)
  44. makkelijker gezegd dan gedaan (=het is eenvoudiger om iets te zeggen dan om het ook daadwerkelijk uit te voeren)
  45. het is gezond om in het vuur te pissen (=het is goed om hevigheid te kalmeren)
  46. het kan verkeren (=het kan veranderen, de dingen blijven niet zoals ze zijn)
  47. struisvogelpolitiek (=het negeren of ontkennen van een probleem in de hoop dat het vanzelf verdwijnt.)
  48. de duivel schijt altijd op de grootste hoop (=het ongeluk treft meestal degenen die al in moeilijkheden verkeren.)
  49. met het hoofd tegen de muur lopen (=het onmogelijke proberen)
  50. het roer omgooien (=het op een heel andere manier proberen)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen