Spreekwoorden met `ter`

Zoek


368 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ter`

  1. beter onbegonnen dan ongeeindigd (=beter niet beginnen als men het niet kan afwerken)
  2. beter rapen aan eigen dis dan elders vlees of vis (=oost West thuis best)
  3. beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald (=je kan beter iets voortijdig stoppen dan doorgaan tot het helemaal verkeerd gaat)
  4. beter thuis rapen eten dan elders gebraad. (=thuis is het altijd nog het beste.)
  5. beter van een stad dan van een dorp (=beter dat een rijke betaalt dan een arme)
  6. bitter in de mond maakt het hart gezond (=ook wat minder aangenaam is, kan gezond of goed zijn)
  7. blijf uit zijn kielwater of je raakt in zijn zog (=blijf uit zijn buurt, want je wordt er slechter van)
  8. boompje groot, plantertje dood (=sommige dingen hebben effecten die je niet kunt voorzien)
  9. boontjes uit water eten. (=een eenvoudige maaltijd.)
  10. boter aan de galg smeren (=tevergeefse moeite doen, iets zal niet helpen)
  11. boter bij de vis (=betaling bij de levering)
  12. boter op je hoofd hebben (=zelf ook schuldig zijn)
  13. boter op je hoofd smeren en droog brood eten. (=in de war zijn.)
  14. botertje aan de boom zijn / het is botertje tot de boom (=alles gaat goed zonder problemen)
  15. boven water komen / boven water halen (=tevoorschijn komen / tevoorschijn halen, verschijnen, opduiken)
  16. boven water zijn (=alles is bekend geworden of is teruggevonden)
  17. boven zijn theewater (=dronken)
  18. daar is een haartje in de boter (=daar is ruzie of wrijving)
  19. dat is alleen voor pater en mater en niet voor het hele convent (=dat is voor jou te hoog gegrepen)
  20. dat is andere tabak dan kanaster (=dat is wat anders!)
  21. dat is een klontje boter uit zijn pap (=dat kost een flink deel van zijn fortuin)
  22. dat is een paal onder water (=dat brengt meer nadeel dan voordeel)
  23. dat kan al het water van de zee niet afwassen (=daar is niets aan te doen - dat kan je niet wegpraten)
  24. dat komt als mosterd na de maaltijd (=dat komt op een moment dat het geen nut meer heeft)
  25. dat maakt van Jezus nog een ketter (=dat is zelfs bij de meest integer mens een schanddaad)
  26. dat staat als een paal boven water (=dat is een absolute zekerheid)
  27. dat wast al het water van de zee niet af (=iets is niet meer te veranderen/aan te passen)
  28. de bal terugkaatsen (=op een vraag die gesteld wordt geen antwoord geven, maar een tegenvraag stellen; op een kritische opmerking van iemand reageren door zelf ook meteen een kritische opmerking te maken over de ander)
  29. de bastaard van de graaf wordt later bisschop (=alleen hoge heren kunnen hun buitenechtelijke kinderen een toekomst bieden)
  30. de bocht achter/onder de arm houden (=extra voorzichtig zijn, iets nog niet garanderen. (een bocht houden in het touw dat je laat vieren))
  31. de boter alleen op zijn koek willen hebben (=de anderen niets gunnen - zelf alles willen hebben)
  32. de boter en de kaas te dik gesneden hebben (=te veel verteerd hebben)
  33. de boter eruit braden (=het ervan nemen)
  34. de klok achteruit zetten (=terug naar oude toestanden gaan)
  35. de kruik gaat zo lang te water tot ze barst/breekt (=als men steeds risico`s blijft nemen, gaat het een keer mis)
  36. de kruik gaat zolang te water tot zij barst (=alles heeft zijn beperkingen)
  37. de muizen sterven er voor de kast (=het is er armoe troef)
  38. de natuur is sterker dan de leer (=datgene wat aangeleerd is wordt gauw vergeten)
  39. de ossen achter de ploeg spannen (=de zaak verkeerd aanpakken)
  40. de paternosters aandoen (=boeien aandoen)
  41. de scepter zwaaien (=baas zijn)
  42. de schepen achter zich verbranden (=een beslissing nemen en niet meer terug kunnen)
  43. de sterke arm der wet (=met gepast geweld optredende overheidsorganisatie, bijvoorbeeld politie of justitie)
  44. de sterkte van de ketting wordt bepaald door de zwakste schakel (=het geheel is niet sterker dan het zwakste onderdeel)
  45. de tering naar de nering zetten (=leven met de middelen die men heeft)
  46. de verloren zoon is terecht (=wat (of wie) al lang verloren was, is teruggevonden)
  47. de voorsten doen wat de achtersten niet mogen (=wie eerst komt is in het voordeel)
  48. de zee is altijd zonder water. (=hebberige mensen willen altijd meer)
  49. de zon in het water kunnen zien schijnen (=kunnen verdragen dat een ander ook iets krijgt)
  50. de zon niet in het water kunnen zien schijnen (=jaloers zijn, iets niet kunnen verdragen)

414 betekenissen bevatten `ter`

  1. als jut voor de haakmand staan (=beteuterd, triest)
  2. buurmans gras is altijd groener (=bij anderen lijkt het altijd beter (omdat men daar de interne problemen niet van kent))
  3. in andermans weide lopen de vetste koeien. (=bij een ander lijkt het altijd beter)
  4. waar er twee ruilen moet er een huilen (=bij het ruilen is de een altijd beter af dan de ander)
  5. blijf uit zijn kielwater of je raakt in zijn zog (=blijf uit zijn buurt, want je wordt er slechter van)
  6. voor het zingen de kerk uit (=coïtus interruptus)
  7. men heeft daar latten op het dak (=daar wordt afgeluisterd)
  8. daar steekt meer in dan een enkele panharing (=daar zit meer achter)
  9. dat is vers twee. (=dat is voor later)
  10. de kraan dichtdraaien (=de (financiële) hulp sterk verminderen of stopzetten)
  11. eén onderrok trekt meer dan twee paarden. (=de invloed van een vrouw is heel sterk)
  12. een vrouwenhaar trekt sterker dan tien paarden. (=de invloed van een vrouw is zeer sterk)
  13. de krenten uit de pap halen (=de meest aantrekkelijke gedeelten voor zichzelf bestemmen, bijvoorbeeld de meest interessante taken uit een omvangrijk werk)
  14. de rotte appels uit de mand halen (=de minder getalenteerde personen wegsturen, de minder goede dingen sorteren van de goede dingen)
  15. van de wal in de sloot (helpen) (=de situatie verergeren in plaats van verbeteren)
  16. in de lift zitten (=de situatie waarin het zit wordt beter)
  17. de beste stuurlui staan aan wal (=de toeschouwers kunnen het altijd beter dan de uitvoerders)
  18. alle zeilen bijzetten (=de uiterste best doen om iets toch te bereiken)
  19. mindere goden (=de wat minder sterke of slimme)
  20. het kind van de rekening (=degene die schade lijdt, terwijl anderen niets hebben)
  21. je doet de boter in de pan, maar bakt er niks van (=denken dat je iets begrijpt, terwijl je dat niet doet)
  22. tussen die twee was er geen chemie (=die twee mensen hadden te veel karakterverschillen om goed te kunnen samenwerken)
  23. zoete broodjes bakken (=dingen zeggen om een goede indruk achter te laten bij mensen met invloed)
  24. de tijd vliet snel gebruik hem wel (=doe wat je moet doen, terwijl je nog kan)
  25. de lever doen schudden (=doen schaterlachen)
  26. een beentje lichten (=doen struikelen (letterlijk of figuurlijk))
  27. een Babylonische spraakverwarring (=door elkaar spreken zonder naar elkaar te luisteren en elkaar niet verstaan)
  28. reageren met de voeten (=door ergens weg te gaan, weg te blijven of niet meer terug te keren, aangeven dat men niet tevreden is)
  29. buurmans leed troost (=door het verdriet of de pijn van een ander kun je je eigen verdriet en pijn beter verdragen)
  30. de regen schuwen en in de sloot vallen (=door iets onaangenaams te ontwijken in nog groter problemen komen)
  31. oefening baart kunst (=door veel te oefenen verbeteren de prestaties)
  32. voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast (=door voorzichtig te zijn, gaan tere zaken langer mee)
  33. dun van leer en dik van smeer (=dunne boterham die dik gesmeerd is)
  34. een boterham met tevredenheid (=een (droge) boterham (zonder beleg))
  35. de pot verwijt de ketel dat die zwart ziet (=een ander aanwijzen als schuldige, terwijl die zelf hetzelfde gedaan heeft)
  36. het is altijd vet op een andermans schotel (=een ander heeft het schijnbaar altijd beter)
  37. een blind paard zou er geen schade doen (=een armoedig interieur)
  38. de schepen achter zich verbranden (=een beslissing nemen en niet meer terug kunnen)
  39. een goede buur is beter dan een verre vriend (=een goede buur kan je beter helpen dan een verre vriend)
  40. een goede naam is beter dan olie (=een goede naam (reputatie) is beter dan veel geld (olie) bezitten)
  41. goede naam is beter dan goede olie (=een goede reputatie is beter dan veel geld)
  42. de hoofdvogel schieten (=een hoofdprijs winnen, maar vaak ironisch bedoeld. Letterlijk: de hoofdvogel is de hoofdprijs bij het vogelschieten)
  43. droge stokvis (=een houterig iemand)
  44. in de grond boren (=een idee op vervelende wijze sterk afkeuren)
  45. een Egyptische duisternis (=een inktzwarte duisternis)
  46. een ei is geen ei twee ei is een half ei drie ei is een paasei (=één is niet genoeg, twee is beter, drie is goed)
  47. het is kruis of munt, zei de non en ze trouwde de bankier (=een keuze voor het materiële kan ten koste gaan van het spirituele)
  48. een taling uitzenden om een eendvogel te vangen (=een kleinigheid opofferen om iets belangrijks terug te krijgen)
  49. iets in petto houden (=een mededeling voor later bewaren)
  50. een gouden zadel maakt geen ezel tot paard. (=een mens verandert niet door uiterlijkheden)

50 dialectgezegden bevatten `ter`

  1. dae wieët vanvieër nie of ter aater ook laef (=die profiteert niet van het leven) (Munsterbilzen - Minsters)
  2. dae wiët van viër nie waaj tër van aater laef (=hij is oliedom) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. dae wor tër nie zoe sjiëtëg op (=hij was er niet zo voor te vinden) (Munsterbilzen - Minsters)
  4. dalik haet ter 't 'eile (=Straks heeft hij spijt) (Steins)
  5. das vër daud te valle, -terdievel ès ter mèt gemoeid -de makral zit trop (=daar krijg je wat van, dat is te veel pech in ééns) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. dat geet ter bij mich nie én (=begrijp ik niet!) (Bilzers)
  7. dat geet tër èn waaj soekkër (=die vindt dat heel lekker) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. dat hèt niks te mèt te maoke (=dat doet niet ter zake) (Bilzers)
  9. dat lik tër groesdik op (=dat is overduidelijk) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. dat schöt 't de leste tied ter nog wel bi-j in (=daar is tegenwoordig niet zoveel tijd meer voor) (Vechtdals)
  11. dat stik ter nie op (=dat kompt er niet zo precies op aan) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. dat trèk tër nie op (=dat kan er niet mee door !) (Munsterbilzen - Minsters)
  13. dat trèk tër nie op ! (=dat is helemaal niet mooi !) (Munsterbilzen - Minsters)
  14. de bès joenk en de wilds tër mér op los (=als je jong bent leef je wild en onbezonnen) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. de bès mèt zën kont èn de botter gevalle (=jij hebt alle geluk ter wereld) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. de bestees pas aste ter ook bès! (=een pad ontstaat pas door er over te lopen) (Munsterbilzen - Minsters)
  17. de dikste krinten al autte koek pikke, vërdat tër gebakken ès (=geen risico willen lopen om niet het beste voor zichzelf te kunnen voorbehouden) (Munsterbilzen - Minsters)
  18. de haoën kan zoe hel kraeë as ter wilt, ët zin toch de hinne daaj de eer lègge (=de man mag zeggen wat hij wil, maar de vrouw beslist) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. dè is ter enne van lek mien vestje (=een niet zo betrouwbaar iemand, die er met de pet naar gooit) (Sin tunnis)
  20. de kèntsjës tër van aof lope (=alle mogelijke moeite doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  21. de kons zene villo ter tiëge zètte (=grote planten in de tuin hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. de kos ter e spengske heire valle (=het was er muisstil) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. de man oet nog nen heiring waaj ter daud wos (=de man at nog een haring toen hij dood was) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. de man oet nog nen heiring waaj ter daus wor (=dat is gemakkelijk) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. de plis zaag tieëge de fitsër : kom tër ès aof, mennêke, dat ich tich trop zèt (=de politie-agent zei tegen de fietser (in overtreding) : kom eens van je fiets af, ik ga je op de bon zetten)) (Munsterbilzen - Minsters)
  26. de russe zin tër wier (=ze heeft haar maandstonden) (Munsterbilzen - Minsters)
  27. de sjoer trèk aof noë den hollender, twatter kraaj (g) ter graotës (=de bui trekt weg naar Nederland, die willen toch alles gratis) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. De tón es nog good, mer de raajer douge neet mieër (=Hij is slecht ter been) (Weerts)
  29. de tón is nog good, mer de raajer douge neet mieër (=iemand die slecht ter been is) (Weerts)
  30. dëktaurs zin tër mei as genoeg, mér dat wilt nog nie zègge dattët genaisheire zin (=een dokter is daarom nog geen geneesheer) (Munsterbilzen - Minsters)
  31. den atste taus wor nog èn de fleur van ze laeve waaj ter nen attak kriëg (=mijn vader was nog kerngezond toen hij een infarct kreeg) (Munsterbilzen - Minsters)
  32. Der duvel sjiet ömmer óp ter groeëtste hoop (=De rijken krijgen altijd het meest) (Eys)
  33. dezju, vëndaog stees ter sjaun op (=verdorie, wat ben je vandaag fijn uitgedost) (Munsterbilzen - Minsters)
  34. dich bés groemmelentaeres geboëre (=je bent al grommelend ter wereld gekomen) (Bilzers)
  35. dich bès nog mèr e kaud joenk ter tiëge (=in vergelijking ben je nog maar een onderbeginneling) (Munsterbilzen - Minsters)
  36. dich moks tër één graute sirk van (=jij maakt het allemaal belachelijk) (Munsterbilzen - Minsters)
  37. dich moks tër nogal ën graute poeppëkas van (=jij blaast de zaken nogal op) (Munsterbilzen - Minsters)
  38. dich vërstees tër ook al mér hondskloete van (=jij verstaat ook niets !) (Munsterbilzen - Minsters)
  39. die is nog gengig (=zij is nog goed ter been) (Heitsers)
  40. Diejên hé ter mé zen klak hènne geslage . (=Hij heeft er geen moeite voor gedaan.) (Kastels)
  41. dinke moeste ieëverloeëte aon ze pieëd, dat hèt ter de kop vër (=daar ben jij te dom voor!) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. Dje kreig ter gi verloat van (=Beklijven, aanklampen, vastklampen) (Walshoutems)
  43. doeë bèn ich as tër daud van (=daar heb ik grote schrik van) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. e ne verstoat ter géen sikkepit van (=Hij begrijpt er niets van) (Langemarks)
  45. een bind perd kan ter hin schi doen (=rommeltje) (Zeeuws)
  46. een hèndsje ter van voert hëbbe (=dat is typisch) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. en et ter gin oge voorn (=het interesseert hem niet) (Veurns)
  48. èn iëlke vroo stik get goeds, mér de moessët tër altijd zelf èn staeke (=aan 's mans (gods) hulp is alles gelegen) (Munsterbilzen - Minsters)
  49. En Slèddere do sjijte ze doeër de lèddere en sjijte ze ter nèève, dan moete ze e knepke gèève. (=plaagrijmpje, Sledderlo) (Genker)
  50. erm zin ter van krijge (=er mismoedig van worden) (Bilzers)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen