Spreekwoorden met `ten`

Zoek


800 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ten`

  1. als katten muizen, mauwen ze niet (=wanneer je aan het eten bent, praat je niet zoveel)
  2. als paddenstoelen uit de grond schieten (=snel en in grote massa tevoorschijn komen)
  3. als twee honden vechten om een been loopt de derde ermee heen (=als twee mensen ruzie maken, profiteert een derde ervan.)
  4. altijd brood eten verdriet ook. (=een mens wil ook eens een verzetje.)
  5. andere heren andere wetten (=nieuwe bazen willen nieuwe regels)
  6. bakkerskinderen eten oud brood. (=aan het vak dat men uitoefent, besteedt men in zijn directe omgeving weinig aandacht.)
  7. balsem in de wonde gieten (=het leed verzachten)
  8. bergen kunnen verzetten (=veel taken kunnen verrichten; heel veel werk aankunnen)
  9. beslagen ten ijs komen (=goed voorbereid zijn)
  10. beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald (=je kan beter iets voortijdig stoppen dan doorgaan tot het helemaal verkeerd gaat)
  11. beter thuis rapen eten dan elders gebraad. (=thuis is het altijd nog het beste.)
  12. bij de pakken neerzitten (=geen oplossing meer zoeken, niet meer verder doen)
  13. bij kleine hapjes leert men een hond eten. (=geleidelijk aan kun je zelfs aan onmogelijke dingen wennen.)
  14. bij kleine lapjes leert men de hond leer eten. (=geleidelijk aan wen je zelfs aan de onmogelijkste dingen.)
  15. blaffende honden bijten niet (=zij die het hardst roepen, zijn het minst gevaarlijk)
  16. bomen ontmoeten elkaar niet, mensen wel (=de kans dat je iemand toevallig tegenkomt is groot)
  17. boontjes uit water eten. (=een eenvoudige maaltijd.)
  18. bot gegeten hebben (=dom geboren zijn en zo blijven)
  19. boter op je hoofd smeren en droog brood eten. (=in de war zijn.)
  20. botten blijven platvis (=als je dom bent dan blijf je dat)
  21. buiten de kerf gaan (=als iets te ver gaat)
  22. buiten de schreef (=niet meer acceptabel)
  23. buiten de waard rekenen (=niet gerekend hebben op hoe anderen er werkelijk over denken)
  24. buiten hem om lopen (=hij heeft er geen invloed over)
  25. buiten iets kunnen. (=iets kunnen missen)
  26. buiten schot blijven (=niet worden aangetast)
  27. buiten spel blijven (=(willen) proberen niet betrokken te zijn)
  28. buiten westen (=bewusteloos)
  29. buiten zijn boekje gaan (=meer doen dan toegelaten)
  30. buiten zijn hoefslag gaan (=hij heeft er geen invloed over)
  31. buiten zijn rekening gaan. (=als het anders loopt dan verwacht)
  32. daar groeit het gras in de straten (=daar is het erg saai)
  33. daar is wel wachten maar geen vasten naar (=dat zal niet gauw gebeuren)
  34. daar lusten de honden geen brood van. (=het is volstrekt onacceptabel)
  35. daar zitten graten in (=daar klopt iets niet)
  36. daar zitten nogal wat haken en ogen aan (=er zijn meer problemen dan je op het eerste gezicht zou denken)
  37. dat gaat je niet in de kouwe/koude kleren zitten (=dat is heel ingrijpend. Daar ben je niet snel overheen (bijvoorbeeld een traumatische ervaring))
  38. dat is het hele eieren eten (=zo zit de zaak in elkaar.)
  39. dat mag de duivel weten (=dat weet ik niet)
  40. dat raak je aan de straatstenen niet kwijt (=dat is niet te verkopen)
  41. dat zal hem niet glad zitten (=iets zal niet meevallen en moeilijk zijn)
  42. dat zal mijn klomp niet roesten (=ik maak me er niet druk om; het kan mij niet schelen)
  43. de aardappelen afgieten (=een plasje doen door heren)
  44. de admiraal heeft geschoten. (=de gastheer heeft het sein gegeven te gaan eten.)
  45. de bakens verzetten (=van richting of ingesteldheid veranderen)
  46. de bietenbrug opgaan (=falen, ten onder gaan, zwaar verliezen)
  47. de bloemetjes buiten zetten (=uitbundig vieren)
  48. de boeken sluiten (=ermee stoppen - bankroet gaan)
  49. de boel de boel laten. (=tijdelijk afstand nemen van een lastige situatie of probleem)
  50. de bom is gebarsten (=een langdurige spanning of conflict is tot een uitbarsting gekomen)

827 betekenissen bevatten `ten`

  1. zitten alsof men een luis in zijn oor heeft (=alsof hij door zijn geweten beschuldigd wordt)
  2. met alle winden waaien (=altijd iedereen gelijk geven / door alles en iedereen laten beïnvloeden)
  3. draaien als een molen (=altijd meegaan met de heersende mening - naar de mond van de toehoorder praten)
  4. niets dan wonden en builen zoeken (=altijd willen vechten)
  5. in de rats zitten (=bang zijn of angst hebben / in de problemen zitten)
  6. de paal door de oven steken (=bankroet gaan, zich te gronde richten)
  7. van leer trekken (=beginnen met vechten, duidelijk laten merken dat iets als vervelend ervaren wordt)
  8. aan de slag gaan (=beginnen te werken, starten)
  9. gewicht hechten aan (=belang hechten aan)
  10. van je buik een afgod maken (=belang hechten aan lekker eten en drinken)
  11. onder dak zijn (=bescherming genieten - behoren bij)
  12. er voor gaan (=besluiten aan een onzekere onderneming te beginnen en zich er volledig voor in te zetten)
  13. geen slapende honden wakker maken (=beter niet over een bepaald onderwerp beginnen / aan mensen die ergens niets van weten en het er wellicht niet mee eens zijn, niets erover vertellen)
  14. ons kent ons (=betrekkelijk afgesloten clubje mensen dat onderling de zaken regelt)
  15. aan het laatje zitten (=bij de bron zitten / geld hebben)
  16. iemand de oren van het hoofd eten (=bij iemand erg veel eten)
  17. gezouten scherts (=bijtende scherts)
  18. bij zijn positieven blijven (=blijven opletten)
  19. je kop erbij houden (=blijven opletten, aandacht vasthouden)
  20. op de boom verkopen (=boomvruchten verkopen voor ze geplukt zijn)
  21. van zijn á propos (=buiten bewustzijn, groggy)
  22. zin noch wit hebben (=buiten jezelf zijn van woede)
  23. uit je dak gaan (=buiten zinnen raken)
  24. onder de mensen komen (=buitengaan , mensen ontmoeten)
  25. door merg en been gaan/dringen/snijden (=buitengewoon kwetsend of doordringend zijn)
  26. zo lustig zijn als een vogeltje dat koe heet (=buitengewoon loom zijn)
  27. als een olifant in de porseleinkast (=buitengewoon onvoorzichtig of tactloos)
  28. ze waren fout (=collaborateurs en fascisten gedurende de Tweede Wereldoorlog)
  29. water bij de wijn doen (=compromissen zien te sluiten)
  30. steen en been klagen (=constant en hevig klagen. (klagen bij alles wat heilig is, bv. botten (=been) in een graf (=steen)))
  31. dat kan al het water van de zee niet afwassen (=daar is niets aan te doen - dat kan je niet wegpraten)
  32. daar zit `em de kneep/knoop (=daar zitten de moeilijkheden/problemen)
  33. dat mag met een krijtje aan de balk (=dat is een ongewone gebeurtenis)
  34. iets op je lever hebben (=dat je nog iets wilt uiten, dat er iets is dat je heel erg dwars zit en dat gezegd moet worden)
  35. een bodemloze put (=dat kost ontzettend veel geld)
  36. daar moet de schoorsteen van roken (=dat moet de inkomsten voortbrengen. Daar moeten we van bestaan)
  37. er zal geen haan naar kraaien (=dat zal niemand te weten komen)
  38. de natuur is sterker dan de leer (=datgene wat aangeleerd is wordt gauw vergeten)
  39. de kraan dichtdraaien (=de (financiële) hulp sterk verminderen of stopzetten)
  40. de boer op gaan (=de (niet-fysieke) markt opgaan om iets te verkopen / verdwalen / de stad verlaten)
  41. iemands rechterhand zijn (=de belangrijkste assistent zijn)
  42. aan de rand van het ravijn bloeien de mooiste bloemen (=de beste resultaten dragen tegelijkertijd de grootste risico`s)
  43. de harp aan de wilgen hangen (=de bezigheden stopzetten)
  44. in het honderd sturen/lopen (=de boel met opzet mis laten lopen, in de war laten lopen)
  45. mastiek maken (=de dagelijkse schoonmaak verrichten)
  46. de puntjes op de i zetten (=de details erbij zetten - orde op zaken stellen)
  47. in de kerk geboren zijn (=de deur open laten staan)
  48. het oog ziet altijd van zich af (=de eigen fouten ziet men niet, maar andermans fouten altijd wel)
  49. de admiraal heeft geschoten. (=de gastheer heeft het sein gegeven te gaan eten.)
  50. je ei kwijt kunnen (=de gelegenheid hebben zich te uiten; of, zijn creativiteit kunnen gebruiken)

50 dialectgezegden bevatten `ten`

  1. jis tgat of (=hij is ten einde krachten) (Lichtervelds)
  2. Keermëse tOunorde `Mé Keeremëse tOunorde ëst ten aachtn donkre.` (=kermis (septemberkermis)) (oudenaards)
  3. kikt tèn doar mor ies (=kijk dan daar maar eens) (Sint-Niklaas)
  4. lègter ou kop bij tèn èd' uefflakke (=wanneer iemand de opgediende maaltijd niet lust) (Lokers)
  5. malgré / per forse (=ten koste van alles) (Waregems)
  6. mee ten oet rondgoan (=een omhaling doen (bedelend)) (Kaprijks)
  7. mogowze of wuk ten duvel is da (=wat is dat nou) (West-vlaams)
  8. nau brik mëne kloemp (=dat verbaast me ten zeerste) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. ne voëgel ver de kat (=ten dode opgeschreven) (Bilzers)
  10. Ne vogel veu de kat (=ten dode opgeschreven) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  11. ne wermën erm, ne platte derm (=uiterlijke schijn door dure kleding is meestal ten koste van goed eten) (Munsterbilzen - Minsters)
  12. op den duur (=ten laatste) (Lovendegems)
  13. op stroate raakn (=financieel ten onder gaan) (Veurns)
  14. op tën êrme laeve (=op kosten van het OCMW leven) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. op ten trèk stoeën (=in de tocht staan) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. op zijn aosem tèrten, buit'n oasem zijn, tèn aosem zijn (=buiten adem zijn) (Brakels)
  17. ouw zeekre!, emmaar allee gouw zeg!, ten e nie woar ee! (=nee maar!) (Waregems)
  18. pak ten daog waaj ter kump (=het leven wordt één kruisweg als je spijt krijgt van gisteren en angst voor morgen) (Munsterbilzen - Minsters)
  19. stekese garrel (Stekene ligt ten westen van Kemzeke) (=opklaring vanuit het westen) (kemzekes)
  20. ten blakke gao (=er op uit trekken) (Heezers)
  21. ten djokt nie mië tussen die twië (=Die twee komen niet meer overeen) (Harelbeeks)
  22. ten doet (=Toch wel) (Overmeers)
  23. ten Draai Dol gjin Kanten (=het gaat niet goed) (Kortrijks)
  24. ten duu (=Respons op iets dat niet waar of onjuist is) (Walshoutems)
  25. ten ee gieën angezichte niemre (=niet meer om aan te zien) (Waregems)
  26. ten eerste ben je dronken en ten tweede ben je toch al nooit helemaal bij de tijd. (=irstes zèède bezoope èn twiddes zèède tòch nôot himmòl hèlder.) (Tilburgs)
  27. ten elve (=om 11 uur) (Gents)
  28. ten enj'n ouësem (=buiten adem) (Meers)
  29. ten ennen ousem zein (=Helemaal uitgeput zijn) (Bevers)
  30. ten es gieën riesse (van)! (=daar hoef je niet eens aan te denken) (Waregems)
  31. ten es ol geên oar snij'n, ten es nie sooê simple (=zo eenvoudig is 't niet) (Waregems)
  32. ten es oltoëpe geen avanse (=je schiet er niets mee op) (Waregems)
  33. ten es van gieën keure (='t is duidelijk (nu blijkt het) ) (Waregems)
  34. ten halven. stirten loaten stoan (=onafgewerkt laten) (Zottegems)
  35. ten ieën, ten twieën ten drêën, ... (=om één uur, om twee uur, om drie uur ...) (Kaprijks)
  36. ten iptelle (vb. nog 2 stoeln ten iptelle) (=op 't laatste nog bij te zetten / plaatsen) (Waregems)
  37. ten kandêêle gaon (=een boom of iets anders wegruimen) (Knesselaars)
  38. ten kandeele goan (=iemand aanvallen) (Ursels)
  39. ten kandieële goan (=ruw aanpakken) (Kaprijks)
  40. ten luuëpt nie ovre (=matige prestatie, vind ik) (Waregems)
  41. ten noste keer, in 't vervolg (=voortaan) (Sint-Niklaas)
  42. ten onverlette (=niet op een werkdag) (Maldegems)
  43. ten optelle (=op overschot) (Veurns)
  44. ten oudt nied in / 't e goe te doene (=het is makkelijk realiseerbaar) (Waregems)
  45. ten tets komme (=op iets uitkomen) (Kortenbergs)
  46. ten trekt op gien kluute (=het trekt op niets) (Gents)
  47. ten trekt op nieks (=het lijkt nergens op) (Gents)
  48. ten twieje (=om 2 uur (ook 14u) ) (Gents)
  49. ten twoalve (=om 12 uur) (Gents)
  50. ten zèemen mee ons ker van 't èes (=Dan zijn we uit de grootste zorgen) (Wichels)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen