65 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `op één`
- op een oude fiets moet je het leren (=lesmateriaal is zelden nieuw)
- op een papieren zoldertje lopen (=grote risico`s nemen)
- op een schoen en een slof aankomen (=niets hebben en ergens komen)
- op een strowis komen aandrijven (=helemaal berooid en arm ergens komen)
- op een volle buik staat een vrolijk hoofd. (=een volle buik brengt een blij en tevreden humeur.)
- op een zuinigje (=erg goedkoop - weinig moeite doend)
- twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen (=als twee personen van een verschillend geloof trouwen, gaat het zelden goed)
- twee handen op een buik (=ze werken samen, ze denken er hetzelfde over)
- twee handen op één buik zijn (=het altijd met elkaar eens zijn)
- twee koetsiers op één dak. (=beter is er maar één baas)
- vorderen als een luis op een teerton (=erg moeizaam opschieten)
- werken als een rode lap op een stier (=onmiddellijk erg kwaad maken)
- ze niet allemaal (alle vijf) op een rijtje hebben (=niet bij zijn volle verstand zijn. (alle vijf = de zintuigen))
- zitten als een kikker op een kluitje (=zonder enige bewegingsruimte)
- zo veeg als een luis op een kam (=in groot gevaar verkerend)
50 dialectgezegden bevatten `op één`
- de flosj pakk'n (=kwast op de kermismolen (die recht geeft op een gratis rit)) (Meers)
- de kop lopt heur deur (=zij heeft het niet op een rijtje) (Westerkwartiers)
- De liefde kan zowel op ne stroont vallen as op een roos (=Liefde is blind) (Bevers)
- de minsen stingen allegoare t'hope op den diek (=de mensen stonden op een kluitje op de dijk) (Terneuzens)
- de moes nie alles op één heepkë goejë (=je moet nog altijd onderscheid maken) (Munsterbilzen - Minsters)
- de moes zër eër nie ammël èn dezelfste körf lègge (=nooit op één paard wedden !) (Munsterbilzen - Minsters)
- de moesset nau wir nie op nen aandre gon staeke (=zoek de schuld niet op een ander te steken) (Bilzers)
- de pap in de mond krèegen (=het op een presenteerblaadje aangereikt krijgen) (Wichels)
- De pochel vol schelden (=Flink de waarheid zeggen en niet op een vriendelijke manier) (Giethoorns)
- de vinks ze, ziëker (=jij hebt ze zeker niet meer allemaal op één rij) (Munsterbilzen - Minsters)
- den dien zit er euk op gelijk een vliege op een boerenhespe (=een dunne manspersoon met een zeer dikke vrouw) (Wetters)
- det stiktj d’r zich langs zien batse aaf (=hij pakt dat op een oneerlijke manier aan) (Heitsers)
- deur de maunde vaulen (=betrapt worden op een leugen) (Lokers)
- die woon'n doar ien 'n paradies (=die wonen daar op een prachtig stee) (Westerkwartiers)
- Die zit er op as een bok op een aeverkiste (=Er heftig en intensief mee bezig zijn) (Giethoorns)
- Diê zit oep eun goei waa (=Die zit op een goede weide) (Sint-Katelijne-Waver)
- diech bes nej rèet zjus (=jij hebt ze niet alle vijf op een rij) (Zichers)
- dieje hit een vijs los (=die heeft ze niet op een rij) (Lummens)
- Diejen bal kreeg ne valsen bots (=Die bal veranderde van richting door te botsen op een oneffen oppervlak) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- doe es nen oek af (=die heeft ze niet allemaal op een rij) (Overijses)
- dunne wind (=koude wind op een zonnige dag) (Koersels)
- een hroeaten oop op een klein potje doen (=groot doen) (Zeeuws)
- een kaa doesj ieëvër zich krijge (=op een sisser eindigen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Een leven as een luus op een zeer eufd (=Een goed leven) (Giethoorns)
- een scheete in nen netzak (=het loopt op een sisser uit) (Brugs)
- een zittend gat hef altied wat (=Iemand die zelf niets doet heeft vaak commentaar op een ander) (Drents)
- elk mee zijn slonse en oas ge giene et pakt de mijne (=elk met zijn vrouw, indien u er geen heeft neem de mijne maar (wordt veel gezegd op een feest waar gedanst wordt) ) (Gents)
- èn alle gekkighèts (=alle gekheid op een stokje) (Munsterbilzen - Minsters)
- er juëzekeszalf oan straëke (=speeksel op een pijntje doen) (winksels)
- érges aanes, op een aander (=elders) (Bilzers)
- Erop zitte as 'n duvel op 'n zieltje. (=Als een bok op een haverkist.) (zaans)
- Es te noeëts mieë de kans kriegs kan 't ieëste opzicht en 't ieëste gedacht dich waal ins op e vals spoor zètte! (=Wanneer je nooit meer de kans krijgt kan het eerste opzicht en het eerste gedacht je wel eens op een vals spoor zetten!) (Kinroois)
- euvereinhaoje (=Twee handen op een buik) (Hunsels)
- Ga maar op een blauw steentje piesen (=Bekijk het maar een tijdje) (Helders)
- gaank in de bokse (hemmn) (=rennen, op een draf lopen, snel lopen) (Sallands)
- gank op een aander zevërë (=ga iemand anders vervelen met je gezaag) (Munsterbilzen - Minsters)
- ge komt ongelegen (=gij komt op een slecht moment) (Sint-Niklaas)
- Get mij op een zoeë gezet (=je hebt mij laten wachten) (Overmeers)
- gien twee kapteins op één schip (=er kan maar één de baas zijn) (Westerkwartiers)
- gij zijdop auwe kop gevalle zeker (=niet allemaal op een rijtje hebben) (Brechts)
- gistëre noch een joeng raus, vandaog al een aa daus (=je jeugd is op een wip voorbij) (Munsterbilzen - Minsters)
- goed besloag'n ten ies komm'm (=goed voorbereiden op een klus) (Westerkwartiers)
- Gósting kruuptj dèk samen op e klein plaetske!
(=Goesting kruipt soms samen op een klein plaatsje!) (Kinroois)
- Grat Stoek (=Gerrit reed op een oude traktor) (Riekevorts)
- Hae hieët d' r e strieëpke doeër (=Niet alle zeven op een rijtje) (Weerts)
- has doe ing pan aaf (=Heb jij ze wel allemaal op een rijtje) (kerkraads)
- has doe inge sjlaag mit dr wieksbustel gehat (=Heb je ze wel allemaal op een rijtje) (kerkraads)
- Has doe ze nog wal alleneuj óp d'r krisboom? (=Heb jij ze wel allemaal op een rijtje) (kerkraads)
- hé rijdt op zen grote steke (=hij rijdt op een grote versnelling) (Kalkens)
- he tik neet gans richtig (=hij heeft ze niet allemaal op een rijtje) (Susters)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen