83 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `laten`
- iets niet koud laten worden (=ergens onmiddellijk op ingaan)
- iets niet op je laten zitten (=iets niet aanvaarden zonder tegenstand)
- iets op zijn beloop laten (=iets gewoon maar verder laten gaan zonder dat je je ermee bemoeit, zonder dat je ingrijpt)
- iets over z`n kant laten gaan (=zich nergens iets van aantrekken)
- iets uit het hoofd laten (=het vaste voornemen hebben om iets na te laten, iets niet doen)
- in de lucht laten vliegen (=laten ontploffen)
- in zijn hemd laten staan (=voor schut laten staan)
- in zijn sop gaar laten koken (=zijn kritiek en protesten negeren)
- je de wet niet voor laten schrijven (=geen bevelen accepteren van een ander)
- je hielen laten zien (=weggaan)
- je iets laten aanleunen (=je iets laten welgevallen)
- je in de kaart laten kijken (=meestal onopzettelijk een ander inzicht geven in je bedoelingen)
- je kinderen in het wild laten opgroeien (=zijn kinderen geen (of een slechte) opvoeding geven)
- je laten kennen (=het (al te vroeg) opgeven)
- je laten kisten (=het (al te vroeg) opgeven)
- je licht ergens op laten schijnen (=iets duidelijk maken)
- je moet de kat niet aan de kaas laten komen. (=zorg voor niet te veel verleiding)
- je niet laten kennen (=het niet te vlug opgeven)
- je oren laten hangen (=depressief zijn, het opgeven)
- je rolletje laten aflopen (=volop genieten)
- je tanden laten zien (=tonen dat men niet bang is, van zich afbijten; stevig uitvaren; streng zijn)
- laten waaien (=verwaarlozen, zich er niets van aantrekken)
- laten we elkaar geen mietje noemen (=laten we precies zeggen hoe we denken over de ander)
- leven en laten leven (=iemand of iets z`n gang laten gaan en niet mee bemoeien)
- ruw laten stikken (=aan zijn lot overlaten)
- te wensen overlaten (=niet geheel voldoen)
- van de bok (laten) dromen (=een pak slaag (laten) krijgen)
- van God en alle mensen verlaten (=afgelegen; stil)
- van zijn veren laten (=van zijn eer kwijtraken)
- verstek laten gaan (=niet komen opdagen)
- voor dood achterlaten (=in de steek laten zonder hoop op herstel.)
- we zullen ze eens een poepie laten ruiken (=we zullen iets doen dat hen zal verbluffen (vooral toegepast in situaties waar sprake is van competitie))
- zich de kaas niet van het brood laten eten (=opkomen voor iets)
124 betekenissen bevatten `laten`
- de hete aardappel doorspelen (=iemand anders de vervelende klus laten opknappen)
- iemand op het matje roepen (=iemand bij zich laten komen en om uitleg vragen waarom iets zo gedaan is)
- iemand iets in de mond geven (=iemand de mening van een ander laten geven in plaats van de eigen mening)
- iemand in zijn eigen vet gaar laten smoren (=iemand die iets misdaan heeft aan zijn lot overlaten)
- iemand om een boodschap sturen (=iemand een opdracht laten uitvoeren)
- iemand de stuipen op het lijf jagen (=iemand erg laten schrikken en/of bang maken)
- iemand de vrije hand geven (=iemand geheel vrij laten in de wijze waarop hij een opdracht uitvoert)
- iemand laten barsten (=iemand helemaal niet helpen, aan zijn lot overlaten)
- iemand iets in het oor fluisteren (=iemand iets zachtjes zeggen, heimelijk laten weten)
- iemand klein krijgen (=iemand laten merken dat je hem aankunt, over iemand de baas zijn en diegene tot gehoorzaamheid dwingen)
- leven en laten leven (=iemand of iets z`n gang laten gaan en niet mee bemoeien)
- iemand een poot uitdraaien (=iemand te veel laten betalen)
- iemand het vel over de oren halen (=iemand te veel laten betalen)
- iemand villen (=iemand te veel laten betalen / Iemand afpersen)
- iemand het nakijken geven (=iemand verslaan of achterlaten.)
- iemand voor het naadgaren zetten (=iemand voor de schulden laten opdraaien)
- iemand van het kastje naar de muur sturen (=iemand voor niets heen en weer laten lopen)
- iemand het gat van de deur wijzen (=iemand zeggen dat die het pand moet verlaten of iemand wegsturen)
- iemand de vrije teugel laten. (=iemand zijn eigen gang laten gaan)
- iemands voetveeg zijn (=iemands slaaf zijn (zich alles moeten laten welgevallen))
- je gal spuwen/uitbraken (=iets afkeuren en dat duidelijk laten merken)
- iets op zijn beloop laten (=iets gewoon maar verder laten gaan zonder dat je je ermee bemoeit, zonder dat je ingrijpt)
- iets blauw blauw laten (=iets maar laten voor wat het is, er niet meer over praten)
- voor dood achterlaten (=in de steek laten zonder hoop op herstel.)
- je met hand en tand verzetten (=je heftig verzetten en er alles aan doen om het niet te laten doorgaan)
- je iets laten aanleunen (=je iets laten welgevallen)
- wie pleit om een paard, behoudt de staart. (=je kunt beter wat toegeven, dan het tot een duur en langslepende kwestie te laten komen)
- iets op de hals halen (=je met een probleem laten opzadelen)
- bezoek en vis blijven drie dagen fris (=je moet geen gasten te lang laten logeren want dan ga je je aan hun gewoonten ergeren)
- een zwarte kat krabt niet (=je moet je niet laten leiden door je angsten)
- het hoofd koel houden (=kalm blijven, zich niet door de spanning laten meeslepen)
- er lucht aan geven (=laten blijken)
- een lang gezicht trekken/zetten (=laten merken dat men niet tevreden is)
- in de lucht laten vliegen (=laten ontploffen)
- te kennen geven (=laten verstaan)
- laten we elkaar geen mietje noemen (=laten we precies zeggen hoe we denken over de ander)
- in de meuk staan (=laten weken om zacht te worden)
- je kaarten op tafel leggen (=laten weten over welke middelen je beschikt om iets gedaan te krijgen)
- glashard liegen (=liegen zonder er iets van in zijn houding te laten merken)
- liever lui dan moe (=liever niet werken, het liever aan anderen overlaten)
- buiten zijn boekje gaan (=meer doen dan toegelaten)
- meer pijlen op zijn boog hebben (=meer kunnen dan reeds laten zien)
- je licht niet onder de korenmaat zetten (=meespreken, je mening geven en laten merken dat je er iets van weet)
- geld dat stom is, maakt recht wat krom is (=mensen kunnen door financiële bevoordeling ertoe gebracht worden om onrecht toe te laten)
- de lont in het kruit werpen (=mensen laten loskomen, opstoken)
- iets dat krom is recht proberen te praten (=met praten proberen een fout iets goeds te laten lijken)
- een kind om een boodschap sturen. (=niet de juiste persoon iets op laten lossen)
- geen teken van leven meer geven (=niets meer van zich laten horen)
- met de noorderzon vertrekken (=onaangekondigd vertrekken en niets meer van zich laten horen)
- twee linkerhanden hebben (=onhandig zijn, werk altijd laten mislukken)
50 dialectgezegden bevatten `laten`
- dat hemm'n ze legg'n loat'n (=liggen - dat hebben ze laten liggen) (Westerkwartiers)
- De beêsem oetstaeke (=Doen en laten wat men wil als de baas er niet is) (Weerts)
- De bloemekes boëte zette (=Zich goed laten gaan) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- de broek afsteekn (=de broek laten zakken) (Kaprijks)
- de flaërik (slappëling) authangë (=het laten afweten, flauw doen) (Munsterbilzen - Minsters)
- de keis van a broeét laten eten (=je laten bedriegen) (Pamels)
- De keis van aven boterham lauten aule (=Je laten doen) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
- de kerk midd'n ien 't dörp loat'n (=leven en laten leven) (Westerkwartiers)
- de knubbel ien 't piekehok smiet'n (=de bom laten barsten) (Westerkwartiers)
- de komplementen van mijnen eetzak (=een grote boer laten) (Wetters)
- De laatste drop is de boterknop (= (bij borstvoeding) De borst flink leeg laten drinken) (Giethoorns)
- de moes tich nie loeëte loempe (=niet laten aangaan dat je iets niet weet) (Munsterbilzen - Minsters)
- de moes tich nie op zëne kop loëte sjijte (=je mag je nooit laten bezeiken) (Munsterbilzen - Minsters)
- de pannë vant daok spieëlë (=het beste van zich laten zien) (Munsterbilzen - Minsters)
- de sjaune authange (=zich van zen goede kant laten zien) (Munsterbilzen - Minsters)
- de was te waaëk zette (=de was laten weken) (winksels)
- de wilde hoar'n benn'n d'r nog niet uut (=hij blijft jeugdig in zijn doen en laten) (Westerkwartiers)
- DET GEIT DOOR AL GEIT ' T KUEPKE DEN BOÓM OET (=ZEER ZEKER DOOR laten GAAN) (Maasbrees)
- det is tillefonieëre sônger draod zag Graad en hae trôk d'r eine aaf det 't kraakdje (=zegt iemand die een scheet wil laten) (Weerts)
- dich loeëte loempe (=zich in zak laten zetten) (Munsterbilzen - Minsters)
- Die 'brië ee lat het brië hang'n (=Die weelde heeft het laten zien) (Harelbeeks)
- die kaans motte waorneme (=dat kun je niet laten lopen) (Oudenbosch)
- Die krokusse lawe legge hoeffie niks an te doen. (=Die krokussen laten we leggen hoeft hij niks aan te doen.) (Bollenstreeks)
- die kunde nou rustig laote petije (=die kun je nu verder met rust laten) (Oudenbosch)
- Die versjlakkerde bleumkes ruuzele (=Die verlepte bloemetjes laten eea vallen) (Roermonds)
- diech neet de kies vaan dien bontram laote ete (=je niet laten bedotten) (Mestreechs)
- dinken moej je oan un perd leaten doewn de hit unne gruttere kop (=denken moet je aan een paard laten doen dat heeft een groter hoofd) (Budels)
- Doar he'j alle proemen in'drek (=Iets laten vallen / Iets gaat goed fout) (achterhoeks)
- doe m's dich neet op d'r kop laote sjiete (=men moet zich niet laten ringeloren) (wijlres)
- doë moeste gee graos lette iëver wasse (=die kans mag je niet laten varen) (Bilzers)
- doen waaj èn Mestrich (=het laten regenen) (Munsterbilzen - Minsters)
- Doo(r) mo'j nao(r) laoten kieken. (=Dat moet je laten controleren / nakijken.) (Aaltens)
- du bliende du kar leten troken (=de blinde de kar laten trekken) (Zeeuws)
- dur enne loate vleege (=een scheet laten) (Horster)
- Duu.t hin (=Leven en laten leven) (Genneps)
- e èèt ém lauten ringeluëren (=hij heeft zich laten ringelen hij heeft zich bij de neus laten nemen) (Meers)
- ë graut bakkës opzëtte (=van zich laten horen) (Munsterbilzen - Minsters)
- e mes loate wetten (=een mes laten slijpen) (Sint-Niklaas)
- e përses daud doen (=een PV laten vallen) (Munsterbilzen - Minsters)
- e speetsje gaeve (=laten inslapen) (Munsterbilzen - Minsters)
- edder veul motte laote snokke? (bij de Gud aon ut spoor 1950 ) (=heb je veel tanden moeten laten tr ekken?) (Oudenbosch)
- één 't vel over d'oor'n trekk'n (=iemand een te hoge prijs laten betalen) (Westerkwartiers)
- een geword'n loat'n (=iemand zijn gang laten gaan) (Westerkwartiers)
- één gien strobreed ien 'e weg legg'n (=iemand rustig laten geworden) (Westerkwartiers)
- een haas in de grond staike (=enorme funderingswerken laten uitvoeren wegen slechte ondergrond) (Tiens)
- een padde doodtrappen (=een windje laten) (Waaslands)
- Een poepie laten ruiken (=Iemand de les lezen) (Monnickendams)
- één poodje licht'n (=iemand laten struikelen) (Westerkwartiers)
- een scheet laten (=een windje laten) (Sinnekloases en niekaarks)
- een skeete loat'n (=een wind laten) (Kortrijks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen