Spreekwoorden met `hui`

Zoek


113 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `hui`

  1. aan een balk, die uit het bos gehaald wordt, moet veel gehakt worden, voor hij in het huis past (=in een religieuze groep, vereniging, etc,: je kunt leden uit een gemeenschap winnen, maar hun moet wel geleerd worden zich aan te passen)
  2. alle heilige huisjes aandoen (=alle cafés onderweg bezoeken)
  3. als buurmans huis brand is het tijd om uit te zien. (=leer van andermans problemen)
  4. als een vlag op een modderschuit (=dat is veel te mooi voor die situatie)
  5. als het huis volbouwd is breekt men de steigers af (=als het doel bereikt is, vergeet men de helpers)
  6. beter thuis rapen eten dan elders gebraad. (=thuis is het altijd nog het beste.)
  7. bij elk heilig huisje aanleggen (=alle cafés onderweg bezoeken)
  8. dat hangt als een schijthuis boven de gracht (=dat is overduidelijk)
  9. dat is een aalshuid (=dat is van weinig waarde)
  10. dat is huilen met de pet op (=bedroevend resultaat)
  11. dat is zo vast als een huis (=dat is zeker)
  12. de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
  13. de handen thuis houden (=niet aanraken)
  14. de huid van de beer niet verkopen voor hij geschoten is (=je moet niet al willen genieten van wat men nog niet verworven heeft)
  15. de huid vol schelden (=flink uitschelden)
  16. de huik naar de wind hangen (=meeheulen - altijd andermans standpunt volgen)
  17. de markt afschuimen (=overal zoeken wat er `te koop` is)
  18. een dikke huid hebben (=veel kunnen verdragen)
  19. een echte huismus (=iemand die het thuis naar zijn zin heeft, geen uitgaanstype)
  20. een goede gevel versiert het huis. (=gezegd over mensen met een grote neus)
  21. een gouden dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)
  22. een harde huid hebben (=veel kunnen verdragen)
  23. een heilig huisje (=een herberg - een (voor de betrokkene) onaantastbare waarheid)
  24. een huis met gouden balken (=een huis met hypotheek bezwaard)
  25. een huis met zilveren pannen. (=een huis waar een hoge hypotheek op rust)
  26. een leeuwenhuid aantrekken (=zich dapper tonen)
  27. een olifantshuid hebben (=veel kunnen verdragen)
  28. een schuimspaan zijn (=een zuiplap of niksnut zijn)
  29. een verdieping op zijn huis zetten (=hypotheek nemen)
  30. een zilveren dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)
  31. elk huisje heeft z`n kruisje (=ieder gezin heeft eigen zorgen en problemen)
  32. er behoort meer tot een huishouden dan het zoutvat. (=er zijn veel bijkomende kosten)
  33. er is geen huis met hem te houden (=hij is niet tevreden te stellen, je kan er geen land mee bezeilen)
  34. er schuilt een addertje onder het gras (=er is een verborgen risico in het spel)
  35. er schuilt iets achter (=er is meer aan de hand dan op het eerste gezicht lijkt.)
  36. ergens als kind in huis zijn (=ergens bekend of goed behandeld worden)
  37. ergens kind aan huis zijn (=ergens graag en vaak gezien zijn)
  38. gehuisd en gehoofd zijn (=gegoede burger zijn)
  39. genoeg voor een heel weeshuis. (=als je ergens heel veel van hebt)
  40. het huilen staat hem nader dan het lachen (=hij ziet er vooral de trieste kant van)
  41. het huishouden van Jan Steen (=een slordige boel)
  42. het huisje bij het schuurtje houden/laten (=geen onnodige uitgaven doen)
  43. het zonnetje in huis (=iemand die zorgt voor een goede, opgeruimde sfeer)
  44. hij geeft niet om wiens huis in brand staat, als hij zich maar aan de gloed kan warmen (=overal voordeel uit halen, ongeacht gevolgen voor anderen)
  45. huilen als een hofhond (=erbarmelijk tekeer gaan)
  46. huilen met de wolven in het bos (=het er niet mee eens zijn maar wel de baas gelijk geven en bevestigen)
  47. huishouden van Kea (=een rommelig huishouden)
  48. huisjes melken (=kleine huizen duur verhuren)
  49. huizen op iemand kunnen bouwen (=sterk op iemand kunnen vertrouwen)
  50. huizenhoog springen (=erg gelukkig zijn)

50 betekenissen bevatten `hui`

  1. over de drempel komen (=aan huis komen)
  2. wat het huis verliest, brengt het weer terug (=als men iets in huis zoek maakt, komt het meestal vanzelf weer tevoorschijn)
  3. met hangende pootjes thuiskomen (=bewust van schuld (thuis)komen / zeer tegen zijn zin)
  4. de zwartepiet doorspelen (=de schuld doorschuiven)
  5. de haan is de baas als de hen niet thuis is. (=de vrouw is de baas in huis, ook al vindt de man van niet)
  6. thuis is in je schuur (=dit wordt gezegd als je weinig thuis bent)
  7. met een nat zeil thuiskomen (=dronken thuiskomen)
  8. als de vos de passie preekt boer pas op je ganzen (=een huichelaar is niet te vertrouwen)
  9. een gezicht van ouwe lappen (=een huilerig of lelijk gezicht)
  10. een huis met gouden balken (=een huis met hypotheek bezwaard)
  11. een huis met zilveren pannen. (=een huis waar een hoge hypotheek op rust)
  12. huishouden van Kea (=een rommelig huishouden)
  13. een bedrijvige Martha zijn (=een zeer ijverige vrouw zijn (Martha= bijbels symbool voor hardwerkende huisvrouw))
  14. een vreemdeling in Jeruzalem zijn (=ergens niet bekend zijn met de gang van zaken of zich ergens niet thuis voelen)
  15. een tandje bijzetten (=extra inspanning leveren. (de gashendel een tand verschuiven))
  16. met een baksteen in de maag geboren worden (=graag een huis willen hebben dat van jezelf is, dat je eigendom is)
  17. tranen met tuiten huilen/schreien (=heel erg huilen zonder dat het echt erg is)
  18. zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens (=het is nergens zo goed als thuis)
  19. eigen haard is goud waard (=het is nergens zo mooi als thuis / men hecht veel waarde aan het eigen bezit)
  20. een echte huismus (=iemand die het thuis naar zijn zin heeft, geen uitgaanstype)
  21. als een vis op het droge (=iemand die zijn draai niet kan vinden of daar niet thuis hoort)
  22. een kind van Laban (=iemand met een blanke huid)
  23. iemand naar het peperland zenden (=iemand ver van huis sturen)
  24. je als een kat in een vreemd pakhuis voelen (=je ergens niet thuis voelen)
  25. `t Mag vloeien, `t mag ebben. Die niet waagt zal `t niet hebben (=je moet niet denken als je niets onderneemt dat ze het dan bij je thuis komen bezorgen)
  26. Jantje lacht en Jantje huilt (=kind dat vaak huilt maar direct ook weer lacht)
  27. huisjes melken (=kleine huizen duur verhuren)
  28. iets niet met droge ogen kunnen aanzien (=letterlijk: gaan huilen/tranen bij het zien gebeuren van iets)
  29. je penaten opzoeken (=naar huis gaan)
  30. je klompen wegbrengen/wegzetten (=naar huis gaan/sterven)
  31. uit de pot van Egypte eten (=nog thuis eten bij de ouders die voor je zorgen)
  32. beter rapen aan eigen dis dan elders vlees of vis (=oost West thuis best)
  33. het paard ruikt de stal (=opschieten om gauw thuis te komen)
  34. oude bomen moet men niet verplanten (=oude mensen doet men liever niet verhuizen)
  35. met de kous op de kop thuiskomen (=teleurgesteld thuiskomen)
  36. van een koude kermis thuiskomen (=teleurgesteld thuiskomen)
  37. bij moeders pappot (=thuis)
  38. bij moeders pappot blijven (=thuis blijven - enkel spreken over iets waar men iets over weet)
  39. beter thuis rapen eten dan elders gebraad. (=thuis is het altijd nog het beste.)
  40. onder de pantoffel zitten (=thuis niets te vertellen hebben)
  41. geen beter gemak dan eigen dak. (=thuis voel je je het meest op je gemak)
  42. zo het handje thuis tost, tost het nergens (=uiteindelijk gaat er niets boven het eigen huis)
  43. roep geen mosselen voordat ze aan de wal zijn (=verkoop de huid niet voordat de beer geschoten is)
  44. oost west, thuis best (=waar je ook bent, thuis voel je beter op je gemak)
  45. een gouden dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)
  46. een zilveren dak op het huis hebben (=wonen in een huis dat gebouwd is met geleend geld)
  47. zeeman geen man (=zeemannen zijn heel vaak van huis en daarom minder als echtgenoot geschikt)
  48. met de klompen op het ijs komen (=zich onvoorzichtig ergens begeven waar men niet thuis hoort)
  49. je penaten ergens vestigen (=zich vestigen (zich ergens thuis voelen))
  50. als de ragebol rust werkt de spin (=zonder onderhoud raakt `n huis (de omgeving) snel in verval)

Eén dialectgezegde bevat `hui`

  1. inge hui voet hà (=niet goed snik zijn) (Heerlens)



Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen