schuchter, bevreesd, verlegen - Voorbeeld: ‘Zelfs in hun midden voelde zij zich misplaatst, op haar ongemak, vermijd, en 't was maar goed dat de gezelschapsjuffer hare bezigheid had met de kleuters te bedienen en haar onhandigheid niet opmerkte’ (Blijde Dag 58)
1) Beteuterd
beteuterd (toon de herkomst via de etymologiebank)