suffen

werkw.
Uitspraak:  [ˈsʏfə(n)]
Afbreekpatroon:  suf·fen
Vervoegingen:  sufte (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft gesuft (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

sloom en onoplettend zijn
Voorbeeld:  `Let eens op en zit niet zo te suffen!`
Synoniem:  soezen


Synoniemen
dromen   dutten   gesuf   soezen   

2 definities op Encyclo
  • 1) Doezelen 2) Dolen 3) Dutten 4) In gedachten verzonken zijn 5) Gedachteloos zijn 6) Slapen 7) Dutsen 8) Dromen 9) Soezen 10) Drozen 11) Gedachtenloos zijn 12) Druilen 13) Piekeren 14) Ronddolen 15) Revelen 16) Peinzen 17) Uilen 18) Niet opletten 19) Niet helder denken
  • soezen Jaar van herkomst: 1285 (CG Rijmb. )
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op suffen:
versuffen

Herkomst volgens etymologiebank.nl
suffen (soezen)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van suffen?
De verleden tijd van suffen is 'sufte'. Het voltooid deelwoord is 'heeft gesuft'.
Wat betekent suffen?
'sloom en onoplettend zijn'
Hoe spel je suffen?
suffen spel je S U F F E N
Wat is een ander woord voor suffen?
Andere woorden voor suffen zijn dromen, dutten, gesuf en soezen.

Op andere websites
Zoek suffen op Woordenlijst.org
Zoek suffen op Google
Zoek suffen op Wikipedia