schuwen

werkw.
Uitspraak:  [ˈsxywə(n)]
Afbreekpatroon:  schu·wen
Vervoegingen:  schuwde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft geschuwd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

ontwijken uit angst of afkeer
Voorbeeld:  `Ik schuw de markt: zoveel mensen die maar lopen te schuifelen.`
(iets) niet schuwen  (bereid zijn eventueel (iets) te doen of te gebruiken) `We zullen de aanval niet schuwen.`


Synoniemen
mijden   ontlopen   ontwijken   verhoeden   vermijden   vermijding   

Spreekwoorden en zegswijzen
• de regen schuwen en in de sloot vallen (=door iets onaangenaams te ontwijken in nog groter problemen komen)
Naar de spreekwoorden

4 definities op Encyclo
  • het uit de weg gaan vb: hij schuwt contacten met mensen
  • 1) Vermijding 2) Vrezen 3) Uit angst vermijden 4) Ontlopen 5) Vermijden 6) Ontwijken 7) Uit vrees mijden 8) Uit de weg gaan 9) Mijden 10) Verhoeden
  • bang zijn, vermijden
  • bang zijn, vermijden Jaar van herkomst: 1100 (Willeram )
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op schuwen:
verafschuwenwaarschuwen

Herkomst volgens etymologiebank.nl
schuwen (vermijden; vrezen)

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van schuwen?
De verleden tijd van schuwen is 'schuwde'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geschuwd'.
Wat betekent schuwen?
'ontwijken uit angst of afkeer'
Hoe spel je schuwen?
schuwen spel je S C H U W E N
Wat is een ander woord voor schuwen?
Andere woorden voor schuwen zijn mijden, ontlopen, ontwijken, verhoeden, vermijden en vermijding.

Op andere websites
Zoek schuwen op Woordenlijst.org
Zoek schuwen op Google
Zoek schuwen op Wikipedia