[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Schooner``] Scherp gebouwd, tweemastig vaartuig zoodanig opgetakeld dat het zoo digt mogelijk bij den wind kan zeilen
Let op: Spelling van 1858 Schoener, een lang, meestal 2 of 3 mastig zeeschip, waarvan de tonneninhoud zeer verschillend is
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Driemast -) heeft drie masten, meet 200 tot 300 ton, en wordt in dezelfde vaart gebruikt als de schooner.