de maandag

zelfst.naamw. (m.)

Uitspraak:	['mandɑx]
Afbreekpatroon:	maan·dag
Verbuigingen:	maandagen (meerv.)

1) eerste dag van de week
2)

een blauwe maandag

(een heel korte periode)

• maandag houden (=niet werken op Maandag)
• een blauwe maandag (=erg kort)
Naar de spreekwoorden

• •een dag van de week, de eerste dag na het weekeinde.
• de eerste dag van de week vb: op maandag doe ik altijd de was
• [Let op: Spelling en uitleg uit 1890] (Flora-, Raas -) oudere naam van Koppermaandag (zie aldaar) en Maandag (Verzworen -).
• 1) Weekdag 2) Wasdag 3) Dag 4) Deel van de week 5) Deel van een week
• eerste dag van de week

Toon uitgebreidere definities

• maandagavond• maandagmiddag• maandagmorgen• maandagmorgenexemplaar• maandagmorgengevoel• maandagnacht• maandagnamiddag• maandagochtend• maandagochtendblues• maandagochtendexemplaar• maandags• maandagsavonds• maandagsmiddags• maandagsmorgens• maandagsnachts• maandagsochtends• maandagvoormiddag• maandagziekte

• raasmaandag• pinkstermaandag• paasmaandag• koppermaandag• carnavalsmaandag

maandag (tweede dag van de week)

1. Schrijf je woorden waarmee we de tijd indelen, zoals dagdelen, dagen, maanden en seizoenen, klein, of met een hoofdletter? Zie Kleineofhoofdletters bij dagen van de week
2. Waar komt het gezegde een blauwe maandag vandaan? Zie Blauwe maandag
3. Hoe komen we aan de benamingen voor de dagen van de week? Zie maandag

Is het 'de maandag' of 'het maandag'?

Het is 'de maandag', want maandag is mannelijk. Als je het aanwijst is het 'die maandag'.

Wat is het meervoud van maandag?

Het meervoud van maandag is 'maandagen'. Eén maandag, twee maandagen.

Wat betekent maandag?

'eerste dag van de week' en ''

Hoe spel je maandag?

maandag spel je M A A N D A G

Zoek maandag op Woordenlijst.org
Zoek maandag op Google
Zoek maandag op Wikipedia