• naar de kabeljauwskelder (=schip wat gezonken is) • er kan nog een kabeljauw onderdoor (=er is ruimte genoeg (brug, speling)) • een spiering uitwerpen om een kabeljauw te vangen (=iets kleins aan een ander geven met de gedachte zelf iets groots terug te krijgen) • een kink in de kabel komen (=iets tussen komen) • de spiering doet de kabeljauw afslaan (=veel slechte waar op de markt doet de prijzen van de goede waar dalen) Toon alle 6 spreekwoorden die kab bevatten
2 definities op Encyclo
(Uit `De sociologische structuur onzer taal - De Jodentaal.`, 1914) (Hebr.): maat voor droge waren