de huwelijkspartner

zelfst.naamw. (m.)
Uitspraak:  ['hywələkspɑrtnər]
Verbuigingen:  huwelijkspartners (meerv.)

degene met wie je getrouwd bent
Voorbeelden:  `je huwelijkspartner kiezen`,
`verblijfsvergunning voor een huwelijkspartner`
Synoniem:  echtgenoot


Synoniemen
echtgenoot   echtgenote   partij   

2 definities op Encyclo
  • 1) Partij 2) Echtgenote 3) Eega 4) Echtgenoot
  • Een 'huwelijkspartner' is de (bij polygamie 'een') persoon met wie men gehuwd is. 'Eega', 'gade' en 'wederhelft' zijn formele Nederlandstalige synoniemen voor huwelijkspartner.
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Is het 'de huwelijkspartner' of 'het huwelijkspartner'?
Het is 'de huwelijkspartner', want huwelijkspartner is mannelijk. Als je het aanwijst is het 'die huwelijkspartner'.
Wat is het meervoud van huwelijkspartner?
Het meervoud van huwelijkspartner is 'huwelijkspartners'. Eén huwelijkspartner, twee huwelijkspartners.
Wat betekent huwelijkspartner?
'degene met wie je getrouwd bent'
Hoe spel je huwelijkspartner?
huwelijkspartner spel je H U W E L I J K S P A R T N E R
Wat is een ander woord voor huwelijkspartner?
Andere woorden voor huwelijkspartner zijn echtgenoot, echtgenote en partij.

Op andere websites
Zoek huwelijkspartner op Woordenlijst.org
Zoek huwelijkspartner op Google
Zoek huwelijkspartner op Wikipedia