gepaard

bijv.naamw.
Uitspraak:  [xəˈpart]
Afbreekpatroon:  ge·paard

gepaard gaan met  (samengaan met) `De buien gaan gepaard met hevige windstoten.` Synoniem: gelijktijdig gebeuren

Zie ook:  paren


Synoniemen
dubbel   paarsgewijs   verdubbelen   

Spreekwoorden en zegswijzen
gepaard gaan met (=samengaan met)
Naar de spreekwoorden

2 definities op Encyclo
  • 1) Paarsgewijs 2) Tweetal vormend 3) Een tweetal vormend 4) Verdubbelen 5) Twee aan twee 6) Dubbel
  • Synoniem: gematched (Onderzoek met) proefobjecten, die worden gepaard (gematched) op factoren als leeftijd, geslacht of sociaal-economische status, waarvan mag worden aangenomen dat zij het onderzoeksresultaat beïnvloeden. De leden van de paren (matched pairs) krijgen een verschillende behandeling.
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op gepaard:
ongepaardmanegepaard

Taaladvies
Kun je zeggen dat griep gepaard gaat aan hoge koorts? Zie Gepaard gaan aan / met

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Hoe spel je gepaard?
gepaard spel je G E P A A R D
Wat is een ander woord voor gepaard?
Andere woorden voor gepaard zijn dubbel, paarsgewijs en verdubbelen.

Op andere websites
Zoek gepaard op Woordenlijst.org
Zoek gepaard op Google
Zoek gepaard op Wikipedia