1.handig, vlug, vaardig, bedreven in of geschikt tot hetgeen in de tijding is uitgedrukt of uit het zinsverband blijkt. Voorbeeld: ‘Is dat een kind om boerenwerk te verrichten? Ze is er niet naar gehand, en 't zal haar gauw tegensteken’ 2.gemakkelijk te hanteren Voorbeeld: ‘Voor Djooske betekende dit e...