• zo de waard is vertrouwt hij zijn gasten (=men ziet de anderen zoals men zichzelf ziet) • ongenode gasten zet men achter de deur (=wie niet welkom is, laat men niet binnen of laat men zo lang mogelijk wachten) • gasten en vis blijven maar drie dagen fris. (=je moet als gast niet te lang blijven.) Naar de spreekwoorden
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Gasten``] Uitgezochte matrozen der 1e klasse, bestemd om de dek- of onder-officieren bij te staan of als marsgasten in de marsen dienst te doen
1) Aangezetenen 2) Bezoek 3) Visite 4) Bezoekers
De toeristen die een dorp, stad of streek bezoeken.
Gasten zijn mensen die bij je op visite komen. [basiswoordenlijst groep 4]
Gasten zijn personen die op een plek op bezoek zijn. Een persoon kan op elke plek te gast zijn. De toeristen die een dorp, stad of streek bezoeken worden ook wel gasten genoemd.