• samen onder een deken liggen (=een gezamenlijk standpunt innemen) • een natte deken (=een borrel) • alle hens aan dek (=met alle beschikbare mensen of alle middelen) Naar de spreekwoorden
15 definities op Encyclo
Uit `De lagere vaktalen: De tabakbewerkerstaal` 1914 buitenblad van de sigaar.
[Mil. Woordenboek, spelling van 1861 ``Dek``] Ieder der vloeren, die het schip in verschillende verdiepingen verdeelen en die verdiepingen zelve (zie Vaartuigen); het boven- of opperdek wordt gewoonlijk bij uitsluiting het dek genoemd; het schip heeft een glad dek wanneer het bovendek van voren naar achteren ...
•verdieping op een schip.
laag die over iets heen ligt vb: het wegdek is van asfalt het dek opschudden [de dekens en lakens] alle hens aan dek! [oproep om allemaal te komen helpen]
[Let op: Spelling en uitleg uit 1890] zoldering in een schip. Op grote schepen heeft men 1o. het bovendek; 2o. het midden of kuildek en 3o. het benedendek.