| Uitspraak: | [ˈbʏdʒɛt] |
| Afbreekpatroon: | bud·get |
| Verbuigingen: | budgetten (meerv.) |
| Voorbeelden: | `een budget van tien miljoen euro voor een bouwproject`, `huishoudbudget`, `je aankoopbudget voor een nieuwe auto`, `het onderwijsbudget van de overheid`, `het budget overschrijden` | |
| persoonsgebonden budget | (geldbedrag van je ziektekostenverzekeraar waarmee je zelf je zorg en hulp regelt als je ziek bent, een handicap hebt of erg oud bent) |
