boffen

werkw.
Uitspraak:  [ˈbɔfə(n)]
Afbreekpatroon:  bof·fen
Vervoegingen:  bofte (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft geboft (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

geluk hebben
Voorbeelden:  `Dat is boffen!`,
`boffen met een mooie plek op de camping`
Antoniem:  pech hebben
Synoniem:  mazzelen

Zie ook:  bof


Synoniemen
een meevaller hebben   geluk hebben   zwijnen   

6 definities op Encyclo
  • pochen - Voorbeeld: ‘Oom keek welgezind in de verte en bofte dat hij nog nooit zulken avond zag’ - Voorbeeld: ‘De boer riep de maaiers nu allen in zijn grote kamer, schonk hun menigvuldige kroezen wijn, zodat de kerels luide en blijgemoed aan 't klappen gingen en boften met de boer als de beste van al ...
  • •geluk hebben.
  • geluk hebben vb: ik bof wel met die goeie baan
  • 1) Een meevaller hebben 2) Zwijnen 3) Treffen 4) Sloffen 5) Mazzelen 6) Goed af zijn 7) Geluk hebben 8) Meevallen
  • Boffen is geluk hebben. Sommige mensen boffen altijd, andere hebben altijd pech . [basiswoordenlijst groep 3]
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden eindigen op boffen:
wanboffen

Herkomst volgens etymologiebank.nl
boffen (geluk hebben)

Taaladvies
Waar komt de zegswijze op rozen zitten vandaan? Zie Op rozen zitten

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van boffen?
De verleden tijd van boffen is 'bofte'. Het voltooid deelwoord is 'heeft geboft'.
Wat betekent boffen?
'geluk hebben'
Hoe spel je boffen?
boffen spel je B O F F E N
Wat is een ander woord voor boffen?
Andere woorden voor boffen zijn een meevaller hebben, geluk hebben en zwijnen.

Op andere websites
Zoek boffen op Woordenlijst.org
Zoek boffen op Google
Zoek boffen op Wikipedia