belijden

werkw.
Uitspraak:  [bə'lɛidə(n)]
Afbreekpatroon:  be·lij·den
Vervoegingen:  beleed (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft beleden (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

uitspreken dat je iets gelooft
Voorbeeld:  `belijdend lid van een kerk`
je zonden belijden  (erkennen dat je hebt gezondigd)


Synoniemen
aanhangen   bekennen   getuigen   

6 definities op Encyclo
  • (een geloof) aanhangen, bekennen
  • (een geloof) aanhangen, bekennen Jaar van herkomst: 1282 (CG I 1, 662 )
  • • [ov] een verklaring afleggen een bepaald geloof aan te hangen
  • er eerlijk voor uitkomen vb: hij beleed zijn zonden een bepaald geloof aanhangen vb: hij belijdt de protestante godsdienst
  • (godsdienst) Een godsdienst belijden wil zeggen een bepaald geloof uitoefenen. [basiswoordenlijst groep 8]
Toon uitgebreidere definities

Deze woorden beginnen met belijden:
belijdenisbelijdenisgeschrift

Herkomst volgens etymologiebank.nl
belijden (bekennen; een geloof aanhangen)

Taaladvies
Schrijf je belijden met ei of ij? Zie belijden / beleiden

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van belijden?
De verleden tijd van belijden is 'beleed'. Het voltooid deelwoord is 'heeft beleden'.
Wat betekent belijden?
'uitspreken dat je iets gelooft'
Hoe spel je belijden?
belijden spel je B E L I J D E N
Wat is een ander woord voor belijden?
Andere woorden voor belijden zijn aanhangen, bekennen en getuigen.

Op andere websites
Zoek belijden op Woordenlijst.org
Zoek belijden op Google
Zoek belijden op Wikipedia