aanleren

werkw.
Uitspraak:  ['anlerə(n)]
Afbreekpatroon:  aan·le·ren
Vervoegingen:  leerde aan (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen:  heeft aangeleerd (volt.deelw.) Toon alle vervoegingen

1) zorgen dat je iets weet of kunt
Voorbeeld:  `Autorijden moet je aanleren.`

2) zorgen dat iemand anders iets weet of kan
Voorbeeld:  `je hond aanleren dat hij niet mag blaffen`
Synoniem:  onderwijzen


Synoniemen
eigen maken   leren   oppikken   opsteken   verwerven   

1 definitie op Encyclo
  • 1) Oppikken 2) Zich eigen maken 3) Leren 4) Zich iets eigen maken 5) Verwerven 6) Gewennen 7) Opsteken 8) Onderwijzen 9) Eigen maken
Toon uitgebreidere definities

Vraag & Antwoord voor je slimme speaker
Wat is de verleden tijd van aanleren?
De verleden tijd van aanleren is 'leerde aan'. Het voltooid deelwoord is 'heeft aangeleerd'.
Wat betekent aanleren?
'zorgen dat je iets weet of kunt' en 'zorgen dat iemand anders iets weet of kan'
Hoe spel je aanleren?
aanleren spel je A A N L E R E N
Wat is een ander woord voor aanleren?
Andere woorden voor aanleren zijn eigen maken, leren, oppikken, opsteken en verwerven.

Op andere websites
Zoek aanleren op Woordenlijst.org
Zoek aanleren op Google
Zoek aanleren op Wikipedia