Spreekwoorden met `zijn eigen`

Zoek

18 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zijn eigen`

  1. bang zijn voor zijn eigen schaduw (=overdreven bang zijn)
  2. de haring hangt aan zijn eigen kieuwen (=men dient verantwoording te nemen voor de eigen daden)
  3. een hond is stout op zijn eigen dam. (=op bekend terrein durf je meer)
  4. elk ziet door zijn eigen bril (=ieder ziet het op zijn eigen manier)
  5. elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=men moet zich niet zorgen maken over de toekomst)
  6. geen ezel en kan zijn eigen oren afbijten. (=het onmogelijke hoef je niet te doen.)
  7. geen mens is zijn eigen maker. (=beoordeel iemand niet om hun uiterlijk.)
  8. geen zorgen voor morgen, elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad (=de moeilijkheden van vandaag zijn genoeg om je zorgen over te maken)
  9. ieder meent dat zijn eigen pak het zwaarst is. (=mensen overdrijven hun eigen moeilijkheden in vergelijking met die van anderen)
  10. ieder moet zijn eigen kruis dragen (=ieder moet zijn eigen tegenslagen verwerken)
  11. ieder moet zijn eigen stoep schoonvegen (=ieder moet zijn eigen problemen oplossen - zich afvragen of hij zelf schuldig is)
  12. iemand in zijn eigen sop gaar laten koken (=iemand aan zijn lot overlaten (iemand die iets niet goed gedaan heeft))
  13. iemand in zijn eigen vet gaar laten smoren (=iemand die iets misdaan heeft aan zijn lot overlaten)
  14. in zijn eigen vet gaar koken (=aan zijn lot overlaten (iemand die iets misdaan heeft))
  15. voor zijn eigen deur vegen (=zijn eigen problemen oplossen)
  16. wie luistert aan de wand verneemt zijn eigen schand (=wie anderen afluistert, kan wel eens iets negatiefs over zichzelf horen)
  17. wie zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid van een ander niet (=het is beter om energie te steken in het verbeteren van jezelf, dan in het bekritiseren van anderen)
  18. zijn eigen luizen bijten hem (=hij wordt gekweld door zijn eigen kinderen)

18 betekenissen bevatten `zijn eigen`

  1. zijn eigen luizen bijten hem (=hij wordt gekweld door zijn eigen kinderen)
  2. elk vogeltje zingt zoals het gebekt is (=ieder laat zich uit op een wijze die door zijn eigen aard en opvattingen bepaald worden)
  3. ieder moet zijn eigen stoep schoonvegen (=ieder moet zijn eigen problemen oplossen - zich afvragen of hij zelf schuldig is)
  4. ieder moet zijn eigen kruis dragen (=ieder moet zijn eigen tegenslagen verwerken)
  5. `s Lands wijs, `s lands eer (=ieder volk is gehecht aan zijn eigen gewoonten, hoewel anderen ze maar raar vinden)
  6. elk ziet door zijn eigen bril (=ieder ziet het op zijn eigen manier)
  7. een slak komt er net zo goed als een kikker. (=iedereen doet dingen in zijn eigen tempo)
  8. elk hart heeft zijn smart. (=iedereen heeft zijn eigen zorgen om iets)
  9. maak je bed zoals je wilt slapen (=iedereen is verantwoordelijk voor zijn eigen daden)
  10. iemand de vrije teugel laten. (=iemand zijn eigen gang laten gaan)
  11. je eigen naad naaien (=iets op zijn eigen manier uitvoeren; eigenwijs zijn)
  12. koud en heet uit één mond blazen. (=verschillende standpunten innemen om zijn eigen belangen te dienen)
  13. je eigen vlees of bloed (=zijn eigen familie (kinderen))
  14. de hand in eigen boezem steken (=zijn eigen fout inzien)
  15. je eigen nest bevuilen (=zijn eigen omgeving nadeel berokkenen)
  16. voor zijn eigen deur vegen (=zijn eigen problemen oplossen)
  17. je eigen straatje vegen (=zijn eigen werk doen)
  18. rechter in eigen zaak zijn (=zijn eigen zaak kunnen beoordelen)

47 dialectgezegden bevatten `zijn eigen`

  1. aut zen eege (=uit zijn eigen beweging) (Bilzers)
  2. dae gojt zen eege raute én (=hij gooit zijn eigen ruiten in) (Munsterbilzen - Minsters)
  3. deur zèn eige luizen gebete wurren (=door zijn eigen fouten gestraft worden) (Sint-Niklaas)
  4. die het met jou nôdig hillegaar nìks! (=die gaat volledig zijn eigen gang) (Westfries)
  5. eeder ziene meug, zach 't menke, en 't oet vlêge (=ieder doet zijn eigen zin) (Weerts)
  6. een koekje van eig'n deeg (=nu moet hij zich houden aan zijn eigen zware opdracht) (Westerkwartiers)
  7. ek ze goeste (=elk zijn eigen smaak) (West-Vlaams)
  8. elk het genog zien eig'n tuun te wied'n (=iedereen heeft genoeg aan zijn eigen werk) (Westerkwartiers)
  9. elk moet zien eig'n stroadje schoonveeg'n (=elk moet zorgen voor zijn eigen zaken) (Westerkwartiers)
  10. elk moet zien eig' n stoepke schoon holl' n (=elk moet zijn eigen zaken regelen) (Westerkwartiers)
  11. elk vogeltje zingt zoas 't bekt is (=ieder spreekt op zijn eigen manier) (Westerkwartiers)
  12. elk ze puupe en elk zne tuubak (=elk zijn eigen bezittingen) (Kortemarks)
  13. elke ketter het zien letter (=iedereen legt de bijbel uit op zijn eigen manier) (Westerkwartiers)
  14. ën vroo teent mich toch zoe aad, ët kos ëm zën ma wol zien (=zijn vrouw lijkt me zo oud als zijn eigen moeder) (Munsterbilzen - Minsters)
  15. én zen eege vèt lotte stoëve (=aan zijn eigen lot overlaten) (Munsterbilzen - Minsters)
  16. Es jederein veur zien eige deur kaert, is de ganse sjtraot reen (=Als ieder zijn eigen stoep veegt, is de hele straat schoon) (Sittards)
  17. ewk mee te zijne in ik mee mijn predde (=ieder met zijn eigen partner) (Kaprijks)
  18. Ge keud' em deur zijn eigen gat trekken zonder datter stront oan angt. (=Hij is zeer mager.) (Lokers)
  19. Gikker dorp Hat zien ege dialect de wöad kunne Andesj zieë, mè went vur ze good sjrieve kinne ver 't allemaal laeze. (WT) (=Ieder dorp heeft zijn eigen dialect. de woorden kunnen anders zijn, maar als je ze goed schrijft kunnen wij het allemaal lezen.) (Mechels (NL))
  20. goeste es kup (=elk zijn eigen smaak) (Zottegems)
  21. hae ès zoe zot as den atste, mèr den dektaur zaag dat et nog te genaese ès (=hij heeft zijn eigen ook niet gemaakt, maar het gaat al beter) (Munsterbilzen - Minsters)
  22. hae zit al mèt ene voet ènt graof (=de begrafenisondernemer timmert aan zijn eigen graf) (Munsterbilzen - Minsters)
  23. Hee kan zien eigen beunties wel döppen (=Hij kan zijn eigen boontjes doppen) (Epers)
  24. het hoch teviël umvang en teweineg ènhaat (=de architect tekende zijn eigen doodvonnis) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. het tij wacht op gien mens (=de natuur gaat zijn eigen zekere gang) (Westerkwartiers)
  26. hij het nog genog ien zien eig'n tuun te wied'n (=laat hem eerst maar zijn eigen zaakje op orde brengen) (Westerkwartiers)
  27. Hij wil zijn eigen strond wel opvreten, as `t maor niet zo stunk (=Vrek (een)) (Hoogeveens)
  28. Hij zit op zijn eigen (=Zelfstandig zijn) (Bevers)
  29. hij's baang veur zien eig'n hachje (=hij vreest voor zijn eigen lichaam) (Westerkwartiers)
  30. ieder zaaine meug (=iedereen heeft zijn eigen smaak) (Antwerps)
  31. iederien zaalt ze âige màst ôeverboor (=ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen feilen) (Volendams)
  32. ij geeft er zijên êën droi an (=hij maakt er zijn eigen verhaal van) (Kaprijks)
  33. Jeder peunt zien maedje op zien meneier (=Iedereen doet het op zijn eigen manier) (Sittards)
  34. Lik zen eege hiëfke sjaun te glore, dan zal t onkraud van de geboere dich nie bekore (=Als iedereen voor zijn eigen deur keert, is de ganse straat schoon) (Bilzers)
  35. olles bestaot uut goestn (=elk heeft zijn eigen smaak) (Kortemarks)
  36. Stront, wae haet dich geschete. (=Verwaand iemand die zijn eigen afkomst blijkbaar is vergeten.) (Venloos)
  37. wat boov'm ien 'e zak zit moet d'r 't eerste uut (=men praat het liefst over zijn eigen hobby's) (Westerkwartiers)
  38. Wat den(die) ien de kop hèt, hèt ie(ze) nog lang nie ien de kónt. (=Die volgt zijn eigen mening en geeft moeilijk bij) (Wells)
  39. z'n aigen mast overboord zailen (=zijn eigen boontjes doppen) (Huizers)
  40. zen eege de koëd ümdoen (=in zijn eigen vingers snijden) (Munsterbilzen - Minsters)
  41. zen eege nès besjijte (=zijn eigen familie ten schande maken) (Munsterbilzen - Minsters)
  42. zén gangen goeën (=zijn eigen zin doen) (Meers)
  43. zèn goestink doen (=zijn eigen zin doen, aanmodderen) (Meers)
  44. zëne gank gon (=zijn eigen willetje doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  45. zenen eege gank gon (=zijn eigen willetje doen) (Munsterbilzen - Minsters)
  46. zich onder zën dauve loeëte sjieëte (=zijn eigen klanten laten afnemen) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. Zjang van Gon van Roebbe wont atter wir zaot wor noë haus gerieje én de graute plantekürf van zene viloo (=Jan Hanssen van Eik aan de Kapel werd eigenhandig door Gon in zijn eigen plantenkorf naar huis gereden vanuit één of ander café in Munster) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen