Spreekwoorden met `zei de`

Zoek

6 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `zei de`

  1. alle baat helpt zei de schipper, en hij blies in het zeil (=alle beetjes helpen)
  2. de druiven zijn zuur (zei de vos maar hij kon er niet bij) (=van iets dat men niet krijgen kan, zeggen dat men het niet wil)
  3. elk zijn meug, zei de boer en hij at paardenkeutels in plaats van vijgen. (=boeren zijn koppige mensen die hun eigen zin doen)
  4. het is kruis of munt, zei de non en ze trouwde de bankier (=een keuze voor het materiële kan ten koste gaan van het spirituele)
  5. ik wil hogerop, zei de jongen en hij kwam aan de galg. (=bereik je doel op een eerlijke manier)
  6. vroeger, toen kraaiden de hanen nog. Tegenwoordig gapen ze alleen nog maar, zei de dove (=veranderingen in een situatie zijn vaak niet feitelijk, maar een subjectieve beleving)

26 dialectgezegden bevatten `zei de`

  1. `Aarg geschrouw, mer weinig wol, ` zei de boer en hie had 't vaarke onder 't mes (=Veel geschreeuw, maar weinig wol) (Barnevelds)
  2. `Wa nou gezong'n` zei de koster en de keir'k stont in brand. (=Wat kunnen we nu nog aanvangen?) (Moes)
  3. "Kwa"zei bure en ze bleef nog un ure (=Ik ga, zei de buurvrouw en ze bleef uur) (Zeeuws)
  4. alle boeëten elpen, zei de moosj en ze pistn in de zjië (=alle baten helpen zei de mug en ze plaste in de zee) (Meers)
  5. de tijd vlig toch snel, zaag te boer, en hae goejde zëne wèkkër noë zën vroo hërre kop (=de tijd vliegt, zei de boer, en hij gooide de wekker naar zijn vrouw haar hoofd) (Munsterbilzen - Minsters)
  6. Doar goatie, de meulu, zeedun muldur (=Daar gaat hij, de molen, zei de molenaar) (Brakels (gld))
  7. e gat is e gat zeite boer en haa poepte zaan veireke (=een achterwerk is een achterwerk zei de landbouwer, en hij vrijde met zijn varken) (herenthouts)
  8. ë koet ès ë koet, zaag te boer, en hae sproeng op zën zoëg (=een gat is een gat, zei de boer, en hij besprong zijn zeug) (Munsterbilzen - Minsters)
  9. freet ès gezond, zaag te boer, en hae goef zën vroo een goej paer (=fruit is gezond, zei de boer, en hij gaf zijn vrouw een peer) (Munsterbilzen - Minsters)
  10. hei zee de champetter tigge de voerman, kom er es aaf da ich er och opzet (=hier zei de veldwachter tegen de boer, kom er eens af dat ik er U op zet) (Heusdens)
  11. Ieder zijn meug zei de zeug (=Iedereen zijn zin) (Bambrugs)
  12. Kwa, zei bure en ze bleef nog een ure (=Ik ga, zei de buurvrouw en ze bleef nog een uur.) (Zeeuws)
  13. Kwoa zei buure en ze bleef nog een uure (=Ik ga zei de buurvrouw en ze bleef nog een uur) (Zeeuws)
  14. Les carottes sont bonnes, zei de Fransman en hij at al zijn vlees op (=Het één zeggen en het ander doen) (Kortrijks)
  15. leverkeukskes waere hie neet gebakke (=zei de moeder als het kind zei: “ik wil liever....”, “je hebt niks te willen”) (Heitsers)
  16. Now gao'k d'r aan, zei de pier tegen de haan. En toen had'e 'm al half opgeaete. (=het is te laat daar nog iets aan te doen.) (Barghs)
  17. olle baotn elpn zei de mugge en ze piste in de zèè (=ook een kleine bijdrage is welkom) (kortemarks)
  18. Olle Boatn èlpen zei de Miere... En ze piste-gin in De Zjeé (=alle beetjes helpen) (Kortrijks)
  19. Op 'n krom voor wèst mier as op 'n rechte. (=zei de voorman als hij een kromme voor geploegd had.) (Genker)
  20. t'es wried za den oijl assen zè jonk zag! (=t'is erg zei de uil toen ie zijn jong zag) (Ninoofs)
  21. Toet toet zej den trein en de statie ree vuurt (=tut tut zei de trein en het station reed door) (Wetters)
  22. tutuut zei den tram, en de stoesse ging voech! (tut tuut zei de trein en het station ging voort!) (=Hij loopt totaal naast zijn schoenen!) (Brussels)
  23. vë zulle wol zien, zaag te blinne (=wacht maar af, zei de blinde) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. wat konste toch zaoge, zaag te boer, en hae braach zën vroo nog ë pak planke (=vrouw, wat kan je toch zagen, zei de boer, en hij bezorgde haar nog een pakje planken) (Munsterbilzen - Minsters)
  25. wèrke ès zoalig zag de begijn en ze droehge 'n boengèèrd met drije. (=werken is zalig zei de begijn en ze droegen de bonenstaak met drie.) (Genker)
  26. wo aad en versliëte ès, moet noë ët stort, zaag te boer, en hae goejde ze vrooke èn de vaulbak (=wat oud en versleten is, moet naar het stort, zei de boer, en hij gooide zijn vrouwke in de vuilbak) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen