Spreekwoorden met `ze niet`

Zoek

8 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `ze niet`

  1. als ik ze niet hoef te hoeden laat ik de ganzen ganzen zijn (=ik bemoei me niet met andermans zaken als het niet hoeft)
  2. als katten muizen, mauwen ze niet (=wanneer je aan het eten bent, praat je niet zoveel)
  3. dat zijn ze niet die `t Wilhelmus blazen (=dat zijn onze vrienden niet)
  4. de paarden die de haver verdienen krijgen ze niet (=zij die het goede werk verrichten, krijgen niet altijd de beloning)
  5. de paarden die de haver verdienen, krijgen ze niet. (=verdienste blijft vaak onbeloond)
  6. het paard dat de haver verdient krijgt ze niet (=diegene die het goede gedaan heeft, krijgt de beloning niet)
  7. ze niet alle vijf hebben (=vreemd gedragen of niet goed bij het verstand zijn)
  8. ze niet allemaal (alle vijf) op een rijtje hebben (=niet bij zijn volle verstand zijn. (alle vijf = de zintuigen))

2 betekenissen bevatten `ze niet`

  1. een geplaveide weg is des duivels oorkussen (=als je niets doet en lui bent, doe je ook niks goeds / mensen die zich vervelen omdat ze niets te doen hebben, kunnen tot de slechts dingen komen daardoor)
  2. wat de boer niet kent, dat eet hij niet. (=mensen houden niet van (zijn bang voor) wat ze niet kennen.)

50 dialectgezegden bevatten `ze niet`

  1. 't geld groeit nie op me rik (=ik verdien ze niet zo gemakkelijk, mijn centjes) (Veurns)
  2. ‘tsa gieënn zjuustn zijn (=daar zullen ze niet blij mee zijn) (Kaprijks)
  3. ’t és skuë gerief mur ge meug ‘et nie in uis émmen (='t is een mooie vrouw, maar je mag ze niet in huis hebben (smalend gezegd door mannen over een vrouw, )) (Meers)
  4. a èèt er mur drou en nen bezekoek (=hij heeft ze niet allemaal op een rijtje) (Meers)
  5. Aa hei ze ni alle vaaf / Aa is een vaas kwaat (=Hij heeft ze niet alle vijf) (Onze-Lieve-Vrouw-Waver)
  6. aon zën naos poële (=de waarheid zoeken waar ze niet zit) (Bilzers)
  7. as een aa sjieër èn brand sjit, ès zë nimei te blèsse (=als een oude vrouw verliefd geraakt, is ze niet in te tomen) (Munsterbilzen - Minsters)
  8. as katte'n muuz'n, miauw'n ze niet (=tijdens de maaltijd wordt er weinig gesproken) (Westerkwartiers)
  9. d' er is serieus nen ' oek af (=Hij heeft ze niet op een rijtje) (Melseels)
  10. daaj ès nie mèt een tang aoën te riere (=die is zo vuil (dat ik ze niet met een tang durf aan te raken)) (Munsterbilzen - Minsters)
  11. Das een GWK'tje (goed-wies-kapot) (=Die heeft ze niet allemaal op een rijtje.) (Arnhems)
  12. das en ronne taufel, door isj gienen iejnen hoek nimier oon (=ze niet meer alle vijf op een rijtje hebben) (Aalsters)
  13. dat woll'n ze niet ienzien (=dat wilden ze niet begrijpen) (Westerkwartiers)
  14. diech bes nej rèet zjus (=jij hebt ze niet alle vijf op een rij) (Zichers)
  15. dieje hit een vijs los (=die heeft ze niet op een rij) (Lummens)
  16. doar haar ze niet van t'rug (=daar had ze geen antwoord op) (Westerkwartiers)
  17. doar hadd'n ze niet van trug (=toen stonden ze met de mond vol tanden) (Westerkwartiers)
  18. doar kenn'n ze niet teeg'n op boksel'n (=daar kunnen ze niet van winnen) (Westerkwartiers)
  19. doar was ze niet veur ien ' e wieg lijt (=daar was ze niet geschikt voor) (Westerkwartiers)
  20. doe es nen oek af (=die heeft ze niet allemaal op een rij) (Overijses)
  21. Ê eit er maë vier èn nen beezekoek. (=Hij heeft ze niet alle vijf.) (Merchtems)
  22. Em is van lotje getikt (=Hij heeft ze niet alle vijf) (Booms)
  23. ët frit ent sjit (=werken doet ze niet) (Munsterbilzen - Minsters)
  24. Ge zit ziek in jon (ne) kop! (=U hebt ze niet alle vijf meer.) (Lauws)
  25. ge zoot ter mee gin tènge wiln nor pakken (=je zou ze niet willen benaderen) (Brakels)
  26. Geef een vul gien haver en een kind gien brandewien (=Laat kinderen kind blijven, maak ze niet te wijs) (Drents)
  27. goej vriende ston altijd aater dich, doemèt zieste ze nie dèk (=vrienden zijn als sterren, je ziet ze niet altijd, maar ze zijn er wel) (Munsterbilzen - Minsters)
  28. Haa hei ze ni alle vaaf / Haa is een vaas kwaat (=Hij heeft ze niet alle vijf) (Sint-Katelijne-Waver)
  29. hè de gin klèndere (=heb je ze niet kleiner) (Tilburgs)
  30. he tik neet gans richtig (=hij heeft ze niet allemaal op een rijtje) (Susters)
  31. He'j 'n good wies an diggeln (=Heb je ze niet allemaal op een rijtje / ben je niet goed wijs?) (Twents)
  32. hennige minsen hèmme hennige zoake en dei ze nie hèmme, lótte ze zich moake (=handige mensen hebben handige zaken en wat ze niet hebben, laten ze zich maken.) (Genker)
  33. Hij is met de muziek mee naar Gouda! (=Iemand die wegging en waarvan ze niet weten waar hij is) (Rotterdams)
  34. hij is niet helemaal sniksnorrig (=hij heeft ze niet allemaal op een rijtje) (Zeeuws)
  35. hij slaagt deur (=hij heeft ze niet meer allemaal op een rijtje) (Wolvertems)
  36. ich hem e zuster en e bruur, mèr ich zien ze nie dèk (=ik heb een zuster en een broer, maar ik zie ze niet veel) (Heusdens)
  37. ien 't veen kiek'n ze niet op 'n törfke (=waar voldoende van voorhanden is wordt royaal mee omgesprongen) (Westerkwartiers)
  38. ij ee ne slag van de meulen (=hij heeft ze niet alle vijf op een rij) (Gents)
  39. ij ee ne slag van de meulne (=hij heeft ze niet allemaal op een rij) (Kaprijks)
  40. Laat um/der maar sjchuiven! (Antwoord op iemand die in negatief denigrerende zin spreekt over een ander alsof hij of zij ze niet op een rij heeft) (=Hij heeft t (financieel) beter voor elkaar dan jij (denkt)) (Utrechts)
  41. lieverkoekskes bakke ze ni (=lieverkoekjes bakken ze niet) (Antwerps)
  42. links rechts kattevitess steikt aa tienen in a tes, steikt ze niet te waad of ge zet ze kwaad (=kinderrijmpje) (tervurens)
  43. mich doen zë nie zoe rap èn sloëp (=mij zullen ze niet snel bedotten) (Munsterbilzen - Minsters)
  44. Nen halven droei (=Iemand die ze niet al heeft) (Ronsisch)
  45. suden je se niet? (=zou je ze niet (de nek omdraaien, die etters) ) (Leewarders)
  46. tès ocherm mër en haendsje vol (=met die kleintjes hoeft ze niet te bluffen) (Munsterbilzen - Minsters)
  47. van maajn sente zulle ze geen dikke kieëtele sjijte (=van mij zullen ze niet veel erven) (Munsterbilzen - Minsters)
  48. Verrekte koekwous! (=Jij hebt ze niet allemaal op een rijtje) (Tilburgs)
  49. vouijs: Ei èid 'n vouijs los. (=Hij heeft ze niet alle vijf op een rijtje.) (Lebbeeks)
  50. ze wasse mich nie op mene rëg (=zo gemakkelijk verdien ik ze niet) (Munsterbilzen - Minsters)


Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen