Spreekwoorden met `root`

Zoek

12 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `root`

  1. boompje groot, plantertje dood (=sommige dingen hebben effecten die je niet kunt voorzien)
  2. de duivel schijt altijd op de grootste hoop (=het ongeluk treft meestal degenen die al in moeilijkheden verkeren.)
  3. de kleintjes vallen niet groot (=wordt gezegd als eerder kleine vruchten verkocht worden)
  4. een klein lek doet een groot schip zinken (=een geringe onachtzaamheid kan tot grote schade leiden)
  5. geen groot licht zijn (=niet al te slim zijn)
  6. goed voor de schroothoop (=totaal verloren)
  7. groot bal op kleine aardappelen (=boven zijn stand leven)
  8. het grootste mirakel duurt maar drie dagen. (=mensen vergeten snel)
  9. loop naar je grootje (=ga weg!)
  10. te groot voor een servet en te klein voor een tafellaken (=geen kind meer, maar nog te jong voor volwassen zaken)
  11. vasthouden aan een strootje (=blijven hopen op een kleine kans.)
  12. wie het grootste hoofd heeft, moet de grootste hoed hebben (=iemand die het recht heeft op het grootste deel, moet dat ook krijgen)

44 betekenissen bevatten `root`

  1. komt men over de hond, dan komt men over de staart (=als de grootste moeilijkheden overwonnen zijn, dan komt de rest vanzelf)
  2. dat is er een uit de arke noachs (=dat is er een uit een groot gezin)
  3. aan de rand van het ravijn bloeien de mooiste bloemen (=de beste resultaten dragen tegelijkertijd de grootste risico`s)
  4. ketters wonen het dichtst bij de paus (=de beste vrienden van een machtig man zijn vaak zijn grootste vijanden)
  5. het hinkende paard komt achteraan (=de grootste problemen houdt men voor het laatst)
  6. de druk is van ketel (=de grootste spanning is voorbij)
  7. bomen ontmoeten elkaar niet, mensen wel (=de kans dat je iemand toevallig tegenkomt is groot)
  8. er dik in zitten (=de kans is groot dat het zo is)
  9. de nekslag geven (=door iets wordt de situatie een te groot probleem waardoor men het niet meer aan kan)
  10. een goed begin is het halve werk (=een goed begin vergroot de kans op een goede afwerking)
  11. het gemeste kalf slachten (=een groot feest opzetten / het beste en lekkerste eten op tafel zetten)
  12. je in het hol van de leeuw wagen (=een groot risico nemen , rechtstreeks bij de vijand te rade gaan)
  13. alles op één kaart zetten (=een groot risico nemen door op slechts één kans te gokken)
  14. een nagel aan iemands doodkist (=een groot verdriet of iemand die een groot verdriet veroorzaakt)
  15. een slok op een borrel schelen (=een groot verschil maken)
  16. het zeil (hoog) in de top halen (=een grootse vertoning weggeven)
  17. een verschil van dag en nacht. (=een heel groot verschil.)
  18. wie zijn naasten te schande maakt, onteert zichzelf (=een klein foutje, kan een groot geheel te schande maken)
  19. magnum opus (=een zeer groot werk)
  20. bij de vleet (=er is meer dan voldoende van (vleet was vroeger een groot visnet))
  21. uit de kluiten gewassen zijn (=erg stevig en groot zijn)
  22. aan de strijkstok blijven hangen (=geld dat aan een goed doel wordt besteed verdwijnt voor een groot deel bij mensen die oneerlijke onkosten maken)
  23. in de waagschaal stellen (=groot risico nemen)
  24. het schip ingaan (=groot risico nemen, leidend tot verlies)
  25. visserslatijn (=grootspraak)
  26. de rijpste pruimen zijn geschud (=het belangrijkste werk is gedaan of grootste deel van de oogst is binnengehaald)
  27. het leeuwendeel van iets krijgen (=het grootste aandeel van iets krijgen)
  28. je vel duur verkopen (=het slechts onder de grootste druk opgeven)
  29. wie het grootste hoofd heeft, moet de grootste hoed hebben (=iemand die het recht heeft op het grootste deel, moet dat ook krijgen)
  30. vurige kolen op iemands hoofd stapelen (=iemand een groot schuldgevoel geven door hem onverdiende lof of vriendelijkheid te geven.)
  31. een spiering uitwerpen om een kabeljauw te vangen (=iets kleins aan een ander geven met de gedachte zelf iets groots terug te krijgen)
  32. zo veeg als een luis op een kam (=in groot gevaar verkerend)
  33. het water komt aan/tot de lippen (=in groot gevaar, in hoge nood)
  34. op grote schaal (=in het groot , zeer veel voorkomend)
  35. haring bij de vleet (=in overvloed. (Een `vleet` is een groot net dat door de haringloggers werd/wordt gebruikt.))
  36. de grote jan uithangen (=je groot voordoen)
  37. beter één vogel in de hand dan tien in de lucht (=liever een beetje dan helemaal niets / kleine concrete resultaten zijn beter dan grootse plannen)
  38. op het hart drukken (=met de grootste nadruk zeggen)
  39. op het hart binden (=met de grootste nadruk zeggen)
  40. vlees en been bezitten (=niet mager en eerder groot zijn)
  41. spijers zijn dijers (=ook baby`s die spuwen worden wel groot)
  42. voor de poorten van de hel weghalen (=uit het grootste gevaar redden)
  43. van een mug een olifant maken (=van een klein probleem onnodig een groot probleem maken, erg overdrijven)
  44. haastige spoed is zelden goed (=zaken in te hoog tempo afwerken vergroot de kans op fouten)

Eén dialectgezegde bevat `root`

  1. Daane / dee zat op diejste root as de tann'n hemme uitgediltsj (=Iemand met grote tanden) (lenniks)

Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen