43 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `op zijn`
- als men van de duivel spreekt trapt men hem op zijn staart (=degene waarover men spreekt, laat zich dikwijls op dat moment zien)
- dat is koren op zijn molen (=hij zal dat meteen gebruiken als argument voor wat hij toch al wilde)
- dat loopt op zijn einde (=het is bijna afgelopen)
- de boter alleen op zijn koek willen hebben (=de anderen niets gunnen - zelf alles willen hebben)
- de hort op zijn (=op pad zijn)
- de wereld op zijn duim kunnen draaien (=alles doen wat iemand wil)
- een glas op zijn tijd houdt de mot uit de maag. (=wordt gezegd door mensen die graag een borreltje lusten)
- een hond is stout op zijn eigen dam. (=op bekend terrein durf je meer)
- een kat komt altijd weer op zijn poten terecht. (=uiteindelijk komt het toch weer in orde.)
- een veer op zijn muts steken (=een compliment geven/krijgen)
- een verdieping op zijn huis zetten (=hypotheek nemen)
- een woord op zijn pas is een daalder waard (=spreken op het juiste ogenblik is waardevol)
- een woord op zijn pas is zo goed als geld in de tas (=spreken op het juiste ogenblik is waardevol)
- heel wat op zijn kerfstok hebben (=veel dingen misdaan hebben (afgeleid van het gebruik om schulden bij een café te registreren door kerfjes in een stok te snijden))
- het glaasje op zijn kant zetten (=het glas uitdrinken)
- het is een dubbeltje op zijn kant (=het is nipt, erg onzeker)
- het op zijn pantoffels/sloffen afkunnen (=het gemakkelijk aankunnen)
- het vaatje op zijn kant zetten (=het vat leegmaken (uitdrinken))
- ieder vist op zijn getij (=iedereen maakt gebruik van het geschikte ogenblik)
- iemand een pluim op zijn hoed steken (=iemand complimenteren)
- iemand iets op zijn brood geven (=iemand onvriendelijk iets verwijten)
- iemand op zijn nummer zetten (=iemand zeer nadrukkelijk op zijn fouten wijzen, op een wijze die voor die persoon beschamend is)
- iemand op zijn vestje spuwen (=een standje geven en ongenoegen over iemand uiten)
- iemand op zijn voorman zetten (=iemand nadrukkelijk op zijn plicht wijzen)
- iemand op zijn wenken bedienen (=iemand altijd en onmiddellijk geven waar hij om vraagt)
- iemand op zijn zeer trappen (=ergens over praten wat door iemand als erg onplezierig ervaren wordt)
- iemand tot op zijn hemd uitkleden (=alles van iemand afnemen, een te hoge prijs laten betalen)
- iets op zijn beloop laten (=iets gewoon maar verder laten gaan zonder dat je je ermee bemoeit, zonder dat je ingrijpt)
- iets op zijn kerfstok hebben (=verkeerde dingen gedaan hebben)
- iets op zijn sloffen aankunnen (=iets heel gemakkelijk kunnen uitvoeren)
- job krijgt op zijn kop (=kaartspel: als klaveren heer wordt afgetroefd)
- lelijke streken op zijn kompas hebben (=gemene en lelijke streken uithalen)
- meer dan een pijl op zijn boog hebben (=meerdere oplossingen weten)
- meer pijlen op zijn boog hebben (=meer kunnen dan reeds laten zien)
- niet het zout op zijn patatten verdienen (=een klein inkomen hebben)
- niet op zijn mondje gevallen zijn (=precies duidelijk maken hoe iemand over iets denkt)
- spijt hebben als haren op zijn hoofd (=erg veel spijt hebben)
- veel garen op zijn klos hebben (=veel te zeggen hebben - veel aanmerkingen maken)
- veel noten op zijn zang hebben (=veel eisen en wensen waaraan voldaan moet worden)
- veel pijlen op zijn boog hebben (=veel middelen, talenten hebben)
- wat was hij op zijn paardje. (=wat werd hij driftig of wat zat hij op zijn praatstoel)
- wie boter op zijn hoofd heeft moet niet in de zon lopen (=wie schuldig is houdt zich best gedeisd)
- zijn hoed zit altijd op zijn hoofd (=hij groet nooit iemand)
24 betekenissen bevatten `op zijn`
- eet geen paaseieren op goede vrijdag (=alles op zijn tijd, het feest niet te vroeg vieren)
- liggende maan, staande matrozen. (=als de maan op zijn kant staat komt er storm op zee)
- je eer verpanden (=borg staan op zijn erewoord)
- een uil zijn (=een dwaas zijn, een stomkop zijn)
- een veeg uit de pan krijgen (=een klap incasseren / op zijn donder krijgen / een standje krijgen)
- geen voetbreed wijken (=hard op zijn standpunt blijven)
- het kainsmerk aan zijn voorhoofd dragen (=het is op zijn gezicht te lezen dat hij een schurk is)
- zijn ogen zijn groter dan zijn maag (=hij neemt meer op zijn bord dan hij kan eten)
- elk ziet door zijn eigen bril (=ieder ziet het op zijn eigen manier)
- het dunkt elke uil dat zijn jong een valke is. (=iedereen is trots op zijn kinderen)
- iemand op zijn voorman zetten (=iemand nadrukkelijk op zijn plicht wijzen)
- iemand geloven bij ja en neen (=iemand op zijn woord geloven)
- iemand op zijn nummer zetten (=iemand zeer nadrukkelijk op zijn fouten wijzen, op een wijze die voor die persoon beschamend is)
- tuk op iets zijn (=iets erg graag lusten of dol op zijn)
- je eigen naad naaien (=iets op zijn eigen manier uitvoeren; eigenwijs zijn)
- in een glazen huis wonen (=iets op zijn kerfstok hebben / geen privéleven hebben)
- er blijft veel aan maat en strijkstok hangen (=lang niet alles komt op zijn plaats terecht)
- niet goed bij zijn positieven zijn (=niet op zijn gemak zijn, een beetje ziek zijn)
- voor de mast zitten (=niet opkunnen wat men op zijn bord heeft)
- op je paasbest zijn (=op zijn best gekleed en goed verzorgd zijn)
- op z`n dooie akkertje (=op zijn gemak, heel rustig, heel langzaam)
- ervan lusten (=op zijn kop krijgen)
- meer laden dan men dragen kan (=te veel hooi op zijn vork nemen)
- wat was hij op zijn paardje. (=wat werd hij driftig of wat zat hij op zijn praatstoel)
50 dialectgezegden bevatten `op zijn`
- 'i ee hem overdoan (=hij heeft te veel hooi op zijn vork genomen) (Waregems)
- 'k go em op zijn muijle smijt'n (=ik ga hem slaan) (Oudenhoofs)
- 'k sloa hum d'r iene veur. (=ik sla hem op zijn smoel.) (Vechtdals)
- 'n skoer deur de beên krieg'n; 'n skoer deur de latten krieg'n (=verbaal flink op zijn kop krijgen) (Twents)
- 't es za voeër gedrodj en geskeet'n (=hij lijkt op zijn vader als twee druppels water) (Ninoofs)
- 't es ze voeër / vaudr gesketen (=hij lijkt volledig op zijn vader) (Meers)
- 't es zè voier gescheiten en gespagen (=hij trekt als 2 druppels water op zijn vader) (Aalsters)
- 't es zè voir gescheit'n en gespaven (=hij lijkt op zijn vader) (Aalsters)
- 't Es zenne petj gescheten! (=Hij lijkt enorm op zijn vader) (Teralfens)
- 't Is niet an 'e gevel te sien, wie't 't huus beweunt (=Je kunt iemand niet op zijn buitenkant beoordelen) (Bildts)
- 't wirkt op zijnn tieëns (=het werkt op zijn zenuwen) (Kaprijks)
- ’t és e vies oeër (=iemand die snel boos is, hij is vlug op zijn tenen getrapt) (Meers)
- ' ns flink veur ziene priester gaeve (=iemand woordelijk op zijn nummer zetten) (Steins)
- a ee zèn eirten g'at (=hij heeft op zijn donder gekregen) (Meers)
- a moetj op zèn kinne kloppen (=op zijn kin mogen of moeten kloppen iets niet krijgen, m.n. eten of seks) (Meers)
- a skatj euger as da za gat stoët (=Hij neemt teveel hooi op zijn vork) (Ninoofs)
- a zal op zèn banne moete pass'n (=hij zal op zijn hoede moeten zijn) (Meers)
- Aargens drok op wezen (=Ergens tuk op zijn) (Giethoorns)
- ae es op zèen tieën'n getorren (=hij is op zijn tenen getrapt) (Wichels)
- afgebusteld (=op zijn paasbest) (Lovendegems)
- Alles op zienen tied en boekende koe.k ien d' n herfst (=alles op zijn tijd) (Genneps)
- Als een bok op de haoverkiste (=Ergens gretig op zijn) (Hoogeveens)
- As aoj scheure börre, esj slecht blusse (=Erg verliefd worden op zijn oude dag) (Weerts)
- As een bok op een haeverkiste (=Ergens tuk op zijn) (Giethoorns)
- as een bok op een haverkiste (=ergens erg happig op zijn) (drents)
- As ge van 'n duvel sprikt zie-de / tert-e op zèen'n stèert (=Als je over de duivel spreekt zie je / trap je op zijn staart) (Wichels)
- As je ut over de duivel heb trap ie m op zijn steert. (=we hebben het net over je (als je het over iemand hebt en plotsklaps staat hij / zij voor je) (Utrechts)
- aut zen doen zin (=niet op zijn gemak zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- banne: op zijn banne moete pass' n (=op zijn hoede zijn) (Lebbeeks)
- d’er klof op zijn (=juist geraden) (Kaprijks)
- d' r ligt wa ip zijn' leevre (=hij heeft iets op zijn lever) (Waregems)
- dae deed den heilen daog niks aanëster as z¨n kl...sjoerë (=hij zit de ganse dag op zijn lui gat) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae és blijve tèkke! (=hij is op zijn kop gevallen en nog niet weinig) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae és blijve tekke!!! (=die is zeker goed op zijn hoofd gevallen) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae és goed geprat (=hij is op zijn tenen getrapt) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hét al ferm koste op zen hat (=die heeft al eelt op zijn hart) (Bilzers)
- dae hèt nogal vieël komplëmente (=hij heeft veel noten op zijn zang) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt vieël komplemênte (=die heeft veel noten op zijn zang) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae hèt viël pretense (=hij heeft veel noeten op zijn zang) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae kleene weet wol op zëne boek, mér kump nie aut zën broek (=dat kind is niet van hem, alhoewel het op zijn naam staat) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae kraajg ët zwiël onder zën érm van de sjöppëstiël (=hij rust de ganse dag op zijn schup, doet geen klap) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae kump nog iëver één bil gekroeëpe (=die kot nog bédelen op zijn knieën) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae kumpste nie rap traoën (=die zit op zijn geld) (Munsterbilzen - Minsters)
- dae zit rap op ze piëdsje (=hij is vlug op zijn tenen getrapt) (Munsterbilzen - Minsters)
- dappele valle nie vijer van de boeëm; emetet van gin vremde (=hij gelijkt op zijn vader) (Diesters)
- das gekots en gesjiëte zëne pa (=hij trekt erg op zijn vader) (Munsterbilzen - Minsters)
- das gezwoere zene pa (=hij gelijkt op zijn vader (beeld / manieren...) ) (Bilzers)
- das ne meuleneer (=die zit op zijn geld) (Oudenbosch)
- de bibberebitsjes hebbe (=de daver op zijn lijf hebben) (Munsterbilzen - Minsters)
- de buk zit ip ze rik: hij is bokkig (=de bok zit op zijn rug) (Klemskerks)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen