Spreekwoorden met `of`

Zoek


197 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `of`

  1. `t Is gelijk of men van/door de kat of de kater/hond gebeten wordt (=het maakt niet uit hoe of waardoor je benadeeld bent geweest)
  2. aan Bacchus offeren (=te veel alcoholhoudende drank nuttigen)
  3. aan een oor doof zijn (=iets niet willen horen)
  4. alsof er een engeltje over je tong piest (=iets lekker vinden)
  5. belofte is een hemd der dwazen (=een nietszeggende belofte kan toch tijdelijk gelukkig maken)
  6. belofte maakt schuld (=als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen)
  7. beter rapen aan eigen dis dan elders vlees of vis (=oost West thuis best)
  8. blijf uit zijn kielwater of je raakt in zijn zog (=blijf uit zijn buurt, want je wordt er slechter van)
  9. boter op je hoofd hebben (=zelf ook schuldig zijn)
  10. boter op je hoofd smeren en droog brood eten. (=in de war zijn.)
  11. boven het hoofd groeien (=onoverkomelijk worden)
  12. boven het hoofd hangen (=te wachten staan)
  13. de dader ligt op het kerkhof (=de schuldige is niet te vinden)
  14. de dood of de gladiolen (=er vol voor gaan, zonder compromissen.)
  15. de haren uit het hoofd trekken (=enorm veel spijt hebben)
  16. de haring braden om de hom of kuit (=iets opofferen om een kleinigheid)
  17. de hoofden bij elkaar steken (=overleg plegen)
  18. de hoofdvogel schieten (=een hoofdprijs winnen, maar vaak ironisch bedoeld. Letterlijk: de hoofdvogel is de hoofdprijs bij het vogelschieten)
  19. de pantoffel kussen (=onder de slof zitten)
  20. de rode draad (in een verhaal of betoog) (=het centrale thema, hetgeen waar steeds weer op wordt teruggegrepen)
  21. de troffel in de kalkbak gooien (=zijn beroep opgeven en van zijn rente gaan leven)
  22. de vruchten zullen de beloften der bloemen overtreffen (=het is nu al goed, maar het eindresultaat wordt nog veel beter)
  23. denken moet je aan een paard overlaten, dat heeft een groter hoofd (=niet te veel denken maar doen)
  24. denken moet je aan een paard overlaten, die hebben een groter hoofd. (=je moet niet te veel denken)
  25. doen alsof je neus bloedt (=doen alsof je van niets weet)
  26. een dag is nooit zo nat of de zon schijnt altijd wat (=ook bij nare situaties zijn er lichtpuntjes)
  27. een dak boven zijn hoofd hebben (=woonruimte hebben, onderdak hebben)
  28. een garnaal heeft ook een hoofd (=schertsend gezegd van een kind dat koppig aan zijn mening vasthoudt)
  29. een geloof dat bergen kan verzetten (=een sterk geloof)
  30. een hard hoofd in iets hebben (=er geen oplossing in zien)
  31. een hoofd als een boei krijgen (=een erg rode kleur krijgen in het gezicht, erg blozen)
  32. een hoofd als een ijzeren pot. (=een heel goed geheugen hebben)
  33. een koperen bruiloft (=een 12½-jarig huwelijk)
  34. een laag profiel houden (=zich niet laten opmerken)
  35. een leventje als een luis op een zeer hoofd (=een heerlijk leventje)
  36. een plaat voor je hoofd hebben (=kortzichtig zijn, niet open staan voor de omgeving)
  37. een pluim krijgen of geven (=een compliment krijgen of geven)
  38. een profeet die brood eet (=iemand die waardeloze voorspellingen doet)
  39. een ridder zonder vrees of blaam (=een moedig mens)
  40. een stalen voorhoofd hebben (=onbeschaamd zijn)
  41. een stofje aan een weegschaal zijn (=iets erg onbelangrijks zijn)
  42. een zwaar hoofd in iets hebben (=er weinig kans in zien)
  43. een zwak voor iets of iemand hebben (=iets/iemand leuk of aardig vinden)
  44. eigen roem/lof stinkt (=door over jezelf op te scheppen maak je een nare indruk)
  45. er een punthoofd van krijgen (=er compleet gek van worden)
  46. er ei of kuiken van willen hebben. (=alles willen weten)
  47. er geen tittel of jota van afweten (=er helemaal geen kennis van hebben)
  48. er haring of kuit van willen hebben (=precies willen weten hoe het in elkaar steekt)
  49. er is geen ijs of het kost mensenvleis (=als er ijs op de sloten en vijvers ligt, verdrinken er altijd mensen)
  50. erbij staan of men geen tien kan tellen (=er onnozel bijstaan)

471 betekenissen bevatten `of`

  1. Abraham gezien hebben (=50 jaar of ouder zijn)
  2. as is verbrande turf (=aan een belofte (as = als) heb je niets)
  3. je ziel en zaligheid verkopen (=absoluut alles opofferen)
  4. de barricades opgaan (=actie voeren om iets voor elkaar te krijgen of juist tegen te houden)
  5. boven water zijn (=alles is bekend geworden of is teruggevonden)
  6. voor niets gaat de zon op (=alles kost geld en/of moeite)
  7. kreupel of koning. (=alles of niets.)
  8. iemand om zijn vinger (kunnen) winden (=alles van iemand gedaan (kunnen) krijgen of alles mogen)
  9. het is alle dagen visdag maar geen vangdag (=als de buit of vangst tegen valt)
  10. de kat de bel aanbinden (=als eerste een begin maken aan iets moeilijks (een lastige klus of een ingewikkeld gesprek))
  11. als het hek van de dam is lopen de varkens in het koren (=als er geen toezicht is springen kinderen of ondergeschikten uit de band)
  12. eens gezegd, blijft gezegd (=als iemand iets belooft moet die dat ook uitvoeren)
  13. als een warm mes door de boter (=als iets erg makkelijk of geleidelijk gaat)
  14. lieg ik, dan lieg ik in commissie (=als ik niet de waarheid vertel komt dat omdat ik niet beter weet of vertel wat anderen vertellen)
  15. grijze haren zijn kerkhofsbloemen (=als je grijze haren krijgt, ben je niet zo ver van het kerkhof)
  16. belofte maakt schuld (=als je iets beloofd hebt moet je dat ook nakomen)
  17. een man een man, een woord een woord (=als je iets hebt beloofd, dan moet je je daar ook aan houden)
  18. geen bericht is goed bericht (=als je niet weet hoe het met iets of iemand gaat, kun je ervan uitgaan dat het goed gaat, zolang je geen slecht bericht ontvangt)
  19. een gegeven paard mag men niet in de bek kijken. (=als men een geschenk krijgt, dan moet men niet zoeken of er hier of daar wat aan mankeert.)
  20. men moet de schapen scheren maar niet villen (=als men uit hebberigheid de inkomstenbron opoffert heeft men niets meer voor in de toekomst)
  21. als twee honden vechten om een been loopt de derde ermee heen (=als twee mensen ruzie maken, profiteert een derde ervan.)
  22. twee geloven op een kussen daar slaapt de duivel tussen (=als twee personen van een verschillend geloof trouwen, gaat het zelden goed)
  23. wanneer twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen (=als twee strijdende personen of partijen zich richten op elkaar, kan een ander daarvan profiteren door zich datgene toe te eigenen waar om gestreden wordt)
  24. zitten alsof men een luis in zijn oor heeft (=alsof hij door zijn geweten beschuldigd wordt)
  25. op de kloosters reizen (=altijd bij vrienden of kennissen logeren)
  26. het is altijd koekoek éénzang (=altijd hetzelfde verhaal vertellen of zelfde voorbeeld geven)
  27. een bodemloos vat zijn (=altijd te weinig van iets zijn of opraken)
  28. het hoogste woord hebben (=baas zijn (of willen zijn))
  29. in de rats zitten (=bang zijn of angst hebben / in de problemen zitten)
  30. aan de grond zitten (=bankroet of totaal uitgeput zijn)
  31. maak je borst maar nat (=bereid je voor op een zware klus (of op veel tegenstand))
  32. goed uit de verf komen (=beter tot uiting komen of succesvoller zijn dan verwacht.)
  33. nood breekt wet (=bij moeilijke omstandigheden is er meer geoorloofd)
  34. op apegapen liggen (=bijna dood of erg benauwd zijn)
  35. met opgestoken/opgestreken/opgezet zeil naar iemand toe gaan (=boos naar iemand toe gaan of boos bij iemand binnen komen)
  36. door merg en been gaan/dringen/snijden (=buitengewoon kwetsend of doordringend zijn)
  37. als een olifant in de porseleinkast (=buitengewoon onvoorzichtig of tactloos)
  38. daar geeft de lommerd geen geld op (=daar heb ik niets aan - dat geloof ik niet)
  39. daar is een haartje in de boter (=daar is ruzie of wrijving)
  40. op de schobberdebonk leven (=dakloos zijn en/of bedelend leven)
  41. morgen brengen (=dat geloof je toch zelf niet! dat doe ik beslist niet!)
  42. de kraan dichtdraaien (=de (financiële) hulp sterk verminderen of stopzetten)
  43. volgens Bartjens (=de allereenvoudigste rekenstof (als referentie aan onderwijzer Willem Bartjens die een bekend rekenboekje schreef))
  44. de vogel is gevlogen (=de dader is al weg (of gevlucht))
  45. de dingen op hun kop zetten (=de dingen verkeerd of omgekeerd bekijken)
  46. je ei kwijt kunnen (=de gelegenheid hebben zich te uiten; of, zijn creativiteit kunnen gebruiken)
  47. de laatste der Mohikanen zijn (=de laatste zijn die nog ergens in gelooft)
  48. de bazuin steken (=de lof verkondigen)
  49. eerste viool willen spelen (=de meest prominente taak willen vervullen, bijvoorbeeld als leider of woordvoerder van de groep)
  50. de mens wikt, maar God beschikt (=de mensen maken allerlei plannen, maar het is niet aan hen of dat ook gebeurt)

50 dialectgezegden bevatten `of`

  1. (=De pisang zijn, de banaan dus, houdt in dat je ‘de lul’, pineut, sigaar of sjaak bent.) (Nederlands Indisch)
  2. `de bank is geduldig ` (=Antwoord waneer iemand pocht met zijn goederen, auto's of huizen) (Utrechts)
  3. `Menne peire` of `me vouwer` (=Mijn vader) (Kotnakes)
  4. `zonde, geld` of ` Jochie/messie dat's toch zonduh van je geld liefie (=Dat is geldverkwisting) (Utrechts)
  5. ... of t’ieën of t’ander (=... of zoiets) (Kaprijks)
  6. 'Alles wat uut Bolsert komt, suupt.' (='Alles wat uit Bolsward komt, zuipt.' Blijkbaar hebben Bolswarders de naam dat ze veel en of vaak drinken.) (Bolserters)
  7. 'En bakkes of ze de bast van eek op het. (=Een sacherijnig gezicht.) (zaans)
  8. 'j es zo rond of ne bieljoardbal (=dom en onwetend zijn) (Knesselaars)
  9. 'k ben 't gat of (=ik ben doodop) (Wevelgems)
  10. 'k bèn ies noargeloapen (=voor een korte wijl ergens haastig of al lopende binnenkomen) (Sint-Niklaas)
  11. 'k ben toch niet agtelijk , 'k ben toch niet besodemieterd, of wel dan (=ik ben toch niet gek) (Utrechts)
  12. 'k ben zoa slap of 'n wisse (=Ik voel me maar flauwtjes) (Hansbeeks)
  13. 'k e der gin itte of gin koue van (=Het kan mij niet schelen) (Zelzaats)
  14. 'k ê mijn gat nog nie gedroait of ... (=ze hebben niet gewacht om ...) (Kaprijks)
  15. 'k goa mijn matte oprolle, 'k goa mijn schuppe of maane buut afkuise (=Ik ga weg) (Gents)
  16. 'k gon is zing of dak nog ne joenge zaain (=ik ga naar het wc) (Antwerps)
  17. 'k maag 'em niet lucht'n of zien (=ik mag hem beslist niet) (Westerkwartiers)
  18. 'k stuuk van 't of (=Ik ga ervandoor) (Axels)
  19. 'k vroage kik mie da olle doagen of (=ik vraag me dit iedere dag af) (Harelbeeks)
  20. 'k zeg a mo da (van het frans 'je ne te dis que ça' (=om aan te duiden dat iets heel goed of opmerkelijk is) (Hals)
  21. 'k zeun zwo slap of een wisse (=ik voel me flauw) (Maldegems)
  22. 'k Zien 't gat of (=Ik ben moe) (Poperings)
  23. 'k zien mun han of dank me schorre kwiet zien (=ik mis mijn schaar) (Veurns)
  24. 'n geute azijn of 'n scheut azijn (=een kwak azijn) (Overmeers)
  25. 'n kleur of ge de hel ágeblaoze hed (=een rode kleur) (Horster)
  26. 'n klosse goaren of 'n tuite goaren (twijn) (=een klos garen) (Overmeers)
  27. 'n lapken grond of ne veurschueut grond (=een stuk grond) (Overmeers)
  28. 'n pak slaugen of een rammelinge (=een pak slaag) (Overmeers)
  29. 'n Peerd en un hond hinkt um de stront (=Wanneer een paard of een hond maar iets aan hun poten hebben, lopen ze mank) (Achterhoeks)
  30. 'n proof bringe (=na de slacht werd vroeger een stuk worst of balkenbrij naar de pastoor gebracht) (Weerts)
  31. 'n stik of vijve (=vijf stuks) (Waregems)
  32. 'n zweeloeër (=iemand die net doet of ie niet gehoord heeft wat er is gezegd) (Weerts)
  33. 'ne aezel haat neet ummer lang oere (=aan de buitenkant is niet te zien of iemand dom is) (wijlres)
  34. 'ne kop wie eine ríéthamer höbbe (=flinke hoofdpijn, of drukkend gevoel in het hoofd) (Steins)
  35. 'R tuusenuit naaie. ''Hij naait er van tuuse'' of ''Hij naait 'm'' (=De benen nemen (weg vluchten) ) (Waalwijks)
  36. 's Mérges zèk de boer : de hoes nie te joëge of te drijve, ve zulle gemêkkelek gedoën krijge.s' Oëves zekter dan : Ver hoeve nimei te jöëge of te drijve, ve zulle toch nimei gedoën krijge (=nooit laten opjutten!) (Bilzers)
  37. 't 'n trekt ip nie feele (=het stelt weinig of niets voor) (Waregems)
  38. 't beibbeke (=voorgetrokken persoon of kind) (Aarschots)
  39. 't e fooëdr' of da 'k peidege (=het is verder dan ik dacht) (Waregems)
  40. 't e gjèn keure (=ach zo, dat is de reden of oorzaak) (Wevelgems)
  41. 't en is gin trop of d'r zit e buk in: in elk gezelschap, in elke familie is er altijd wel één iemand die niet deugt (=er is geen troep of er zit een bok in) (Klemskerks)
  42. 't Es e zwalpei. (=Dronken nietsnut die blijft rondhangen. of nietsnut die van geen hout pijlen weet te maken.) (Zelzaats)
  43. 't es ier ander peper of bij den hamburgerboer (=het is hier veel beter) (Gents)
  44. 't es nau of tenuët (=nu of nooit) (Meers)
  45. 't es zuu druuge of geruukten oarink (=zeer droog) (Gents)
  46. 't gat of zien (=bek af zijn) (Veurns)
  47. 't gat of zin (=doodop zijn) (Werviks)
  48. 't Goa ree'nen, de verkens luup'n mee struut in uir muile (=Wanneer iemand een sigaar of sigaret rookt) (Lierdens)
  49. 'T hef nog nooit zo duuster west of 't wer wa wier licht (=Het komt wel goed) (Twents)
  50. 't ien of 't aer (=het ene of het andere (kiezen) ) (Noordwijks)




Bronnen

De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers. Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.

Zie ook:
  • vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
  • Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen