28 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `kel`
- aan de kwakkel zijn (=last hebben van de gezondheid)
- achterna kakelen de kippen (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
- branden als een fakkel (=zeer fel branden)
- daar steekt meer in dan een enkele panharing (=daar zit meer achter)
- dat is een rijkeluiswens (=iets waar heel erg naar wordt verlangd)
- dat is makkelijker gezegd dan gedaan (=het valt in de praktijk nog niet mee)
- de kronkel in de darm hebben (=hevige buikpijn (koliek) hebben)
- de ontbrekende schakel (=iets dat nog mist om iets compleet te maken)
- de sterkte van de ketting wordt bepaald door de zwakste schakel (=het geheel is niet sterker dan het zwakste onderdeel)
- de verzenen tegen de prikkels slaan (=zich verzetten tegen iets wat niet tegen te gaan is)
- een blind varken vindt ook nog wel eens een eikel. (=zelfs iemand die niet erg intelligent is heeft soms geluk en doet iets goed)
- een ketting is niet sterker dan de zwakste schakel (=het geheel is maar zo sterk als het zwakste onderdeel)
- een kronkel in je hersens hebben (=vreemde gedachtes hebben)
- er gaat een belletje rinkelen (=ik begin het te begrijpen)
- Hansje in de kelder. (=de ongeboren baby)
- het beste paard struikelt ook wel eens. (=iedereen maakt wel eens een fout)
- het grootste mirakel duurt maar drie dagen. (=mensen vergeten snel)
- iemand over de hekel halen (=allerlei slechte dingen vertellen over iemand)
- in de pekel (=in de penarie)
- je tabernakelen bouwen (=zich vestigen met het doel lang te blijven)
- makkelijker gezegd dan gedaan (=het is eenvoudiger om iets te zeggen dan om het ook daadwerkelijk uit te voeren)
- naar de kabeljauwskelder (=schip wat gezonken is)
- naar de kelder gaan (=verongelukken (en met een schip: zinken))
- op twee gedachten hinkelen/hinken (=moeilijk kunnen beslissen)
- voor top en takel drijven (=scheepvaart : zonder een zeil te voeren)
- water in je kelder hebben (staan) (=een te korte broek aanhebben)
- werk aan de winkel zijn (=veel werk te verzetten zijn)
- wie zijn klomp breekt, schiet gemakkelijk uit zijn slof (=als je wordt teleurgesteld, kun je gemakkelijk boos worden)
137 betekenissen bevatten `kel`
- het land aan iets hebben (=aan iets een hekel hebben)
- in het eerst (=aanvankelijk)
- achterna kakelen de kippen (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
- van achteren kijkt men de koe in zijn gat (=achteraf is het makkelijk kritiek geven)
- uit iemands hand eten. (=afhankelijk zijn.)
- met de vork schrijven (=afzetten, meer kosten rekenen dan werkelijk gemaakt)
- vele handen maken licht werk (=als een karwei samen wordt opgepakt is het snel en gemakkelijk gedaan)
- de kat de bel aanbinden (=als eerste een begin maken aan iets moeilijks (een lastige klus of een ingewikkeld gesprek))
- kies het minste van twee kwaden (=als er enkel slechte oplossingen zijn, kiest men de minst slechte)
- allemans werk is niemands werk. (=als iedereen verantwoordelijk is, doet niemand het daadwerkelijk.)
- dan moet de wal het schip maar keren (=als iemand niet vooraf rekening houdt met een naderend probleem, dan moet het probleem maar daadwerkelijk in volle omvang ontstaan, en dan alsnog worden opgelost)
- als een warm mes door de boter (=als iets erg makkelijk of geleidelijk gaat)
- uitlekken (=als iets ongewenst publiekelijk bekend wordt)
- wie zijn ogen sluit, waant zich in Rome (=als je de realiteit negeert, ben je niet bewust van wat er werkelijk gaande is.)
- wie gekheid zaait zal dwaasheid oogsten. (=als je ongebruikelijke dingen doet krijg je ook ongebruikelijke resultaten)
- gedeelde smart is halve smart (=als je over problemen praat, dan kan je het makkelijker verwerken / door de problemen/ellende van een ander is het gemakkelijker de eigen problemen/ellende te dragen)
- wie zijn klomp breekt, schiet gemakkelijk uit zijn slof (=als je wordt teleurgesteld, kun je gemakkelijk boos worden)
- ons kent ons (=betrekkelijk afgesloten clubje mensen dat onderling de zaken regelt)
- bij de tekst blijven (=bij het oorspronkelijke plan blijven)
- zoden aan de dijk zetten (=daadwerkelijk hulp verschaffen)
- dat gaat erin als klokspijs (=dat gaat er gemakkelijk in)
- dat is een stuk! (=dat is een aantrekkelijk persoon)
- dat is ook geen heksen (=dat is wel heel gemakkelijk)
- de krenten uit de pap halen (=de meest aantrekkelijke gedeelten voor zichzelf bestemmen, bijvoorbeeld de meest interessante taken uit een omvangrijk werk)
- als de ene hand de andere wast worden ze beide schoon (=de taak wordt gemakkelijk als je elkaar helpt)
- een beentje lichten (=doen struikelen (letterlijk of figuurlijk))
- recht praten wat krom is (=door een ingewikkelde, onjuiste redenering een onzuivere situatie, daad of besluit trachten van een rechtvaardiging te voorzien)
- een ongeluk zit in een klein hoekje (=door een kleine fout kunnen gemakkelijk erg nare ongelukken gebeuren)
- je achter de oren krabben (=door een onverwachte, zorgelijke ontwikkeling tot nadenken gestemd zijn)
- alle hoop de bodem in (laten) slaan (=door iets geen enkele hoop meer (laten) hebben)
- de derde man brengt de spraak aan (=drie hebben gemakkelijker een gesprek dan twee)
- een Uriasbrief (=een brief waarin een verschrikkelijk bericht staat)
- een Frans compliment. (=een compliment wat niet zo oprecht of positief is als het aanvankelijk leek)
- een paard dat eens op hol is geslagen, kan dat snel weer doen. (=een eens gemaakte fout, begaat men makkelijk weer)
- de mier aan iets/iemand hebben (=een erge hekel hebben)
- iemand niet kunnen luchten of zien (=een hekel aan iemand hebben)
- één uur van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit (=één moment van onvoorzichtigheid kan verschrikkelijke gevolgen hebben)
- de bui zien hangen (=een ongunstige situatie aanvoelen voordat deze zich daadwerkelijk voordoet)
- aan de rem trekken (=een ontwikkeling proberen tegen te houden/ waarschuwen dat iets niet goed gaat)
- het tij keren (=een ontwikkeling stoppen. Bijvoorbeeld ten aanzien van het toenemen van zinloos geweld. Zie getij)
- op oud ijs vriest het licht (=een oude kwaal komt gemakkelijk weer boven)
- een slap jantje zijn (=een sukkel zijn)
- een leven als een oordeel (=een verschrikkelijk lawaai)
- de smoor in hebben (=er een geweldige hekel aan hebben)
- balen als een stier (=er een gloeiende hekel aan hebben)
- het zuur hebben (=er een hekel aan hebben)
- er het land aan hebben (=er een hekel aan hebben)
- er een broertje aan dood hebben (=er een hekel aan hebben)
- de pest aan iets (gezien) hebben (=er een hekel aan hebben)
- om de vinger winden (=er gemakkelijk baas over worden)
4 dialectgezegden bevatten `kel`
- Dát is evvel enne schonne kel (=Dat is best een mooie man) (Horster)
- doar wor'k ja kel van (=daar schrik ik ja van) (Westerkwartiers)
- hè-s òn ut pratte (=hij is aan de suk kel) (Tilburgs)
- ut hangt mich gans de babbelaar oet, 't hink mich fies 't schoss oes, 't hink mich vies de kèl oet (=het hangt me zwaar de nek uit (ik heb er genoeg van)) (Limburgs)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen