27 spreekwoorden en uitdrukkingen bevatten `kal`
- als de kalveren op het ijs dansen (=nooit)
- als het kalf verdronken is dempt men de put (=pas als het te laat is, neemt men maatregelen)
- bijna is nog niet half en een koe is nog geen kalf (=iets bijna hebben is hetzelfde als iets helemaal niet hebben)
- de dans om het gouden kalf (=de strijd om rijk te worden)
- de koe is vergeten dat hij kalf geweest is. (=zeurende ouderen vergeten dat ze vroeger ook wild waren)
- de troffel in de kalkbak gooien (=zijn beroep opgeven en van zijn rente gaan leven)
- een kale kip kan nog leggen (=iemand die niets heeft, kan nog voor je werken)
- grote pronker, kale jonker. (=je voordoen als een rijk man terwijl je arm bent)
- het gemeste kalf slachten (=een groot feest opzetten / het beste en lekkerste eten op tafel zetten)
- het gouden kalf aanbidden (=zeer veel hechten aan rijkdom.)
- hoe kaler, hoe royaler. (=mensen met minder geld zijn guller dan mensen met veel geld)
- hoe komt het kalf bij zijn maat (=hoe wonderlijk men elkaar kan ontmoeten)
- je kunt van een kale kikker geen veren plukken (=er valt niets te halen bij iemand die niets heeft)
- kallen is mallen maar doen is een ding (=je kan het beter doen dan er altijd maar over blijven praten)
- kalmte zal je redden (=als je rustig blijft gaan de dingen beter)
- met andermans kalf ploegen (=terwijl je de hulp van een ander gebruikt, doen alsof je het zelf alleen gedaan hebt)
- met een dood kalf is het goed sollen (=men kan gerust wat proberen met iets dat al verloren is)
- met Sint Juttemis als de kalveren op het ijs dansen (=nooit (Sint Juttemis valt op 17 augustus, en dan ligt er geen ijs))
- over koetjes en kalfjes praten (=over allerlei onbelangrijke dingen praten)
- redenering van Jan kalebas (=dwaze onlogische redenering)
- roken als een Turk/kalkoven/ketter (=erg veel roken)
- van een kale kip kun je niet plukken (=er valt niets te halen bij iemand die niets heeft)
- vijf poten aan een kalf/schaap zoeken (=iets proberen te vinden dat er niet is)
- wie naar zijn moeder en vader niet hoort moet het kalfsvel volgen (=wie niet naar zijn ouders luistert, moet soldaat worden)
- zo kalm als een zalm (=een rustig persoon)
- zo komt het kalfje weer bij zijn moer (=zo komt wat verloren was weer in orde)
- zo rood worden als een kalkoense haan (=bloedrood worden (van schaamte))
6 betekenissen bevatten `kal`
- olie op de golven gieten/gooien (=de gemoederen kalmeren)
- in koelen bloede iets doen (=geheel kalm en rustig iets doen, alsof er niets aan de hand is)
- het is gezond om in het vuur te pissen (=het is goed om hevigheid te kalmeren)
- iemand een koud bad geven (=iemand kalmeren , illusies ontnemen)
- iets een vernisje geven (=iets opkalefateren)
- het hoofd koel houden (=kalm blijven, zich niet door de spanning laten meeslepen)
50 dialectgezegden bevatten `kal`
- dae hèt altijd sjaune kal (=hij kan er zich altijd mooi uitpraten) (Munsterbilzen - Minsters)
- Dao is kal van (=Daar is sprake van) (Steins)
- das aandre kal (koek) (=voilà !) (Munsterbilzen - Minsters)
- das genen kal (=zoiets zeg je niet, dat is zever) (Munsterbilzen - Minsters)
- das griene kal (=dat is praat om er vanaf te zijn) (Bilzers)
- das griene kal (=dat is flauwepraat) (Munsterbilzen - Minsters)
- das kal van de minse (=dat is een praatje) (Bilzers)
- das liëge (sjaele) kal (=dat is kwatsj) (Munsterbilzen - Minsters)
- das sjaele kal (=dat is onzin !) (Munsterbilzen - Minsters)
- das vieze kal (=weet je wel wat je daar zegt) (Munsterbilzen - Minsters)
- de bès nie fël van kal (=je bent niet zeer spraakzaam) (Munsterbilzen - Minsters)
- Det is de kal neet waerd. (=Dat is niet noemenswaardig.) (Roermonds)
- dich moks doë viël te viël kal aoên vaul (=je besteedt er teveel aandacht aan) (Munsterbilzen - Minsters)
- doë ès kal (=er is sprake) (Bilzers)
- doë maok ich gene kal aoën vaul (=daar laat ik me niet toe verleiden wat over te zeggen) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë ès kal van ! (=dat wordt beweerd, ja !) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë ès kal van dat... (=het gerucht doet de ronde dat...) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë maok ich gene kal aoën vies (=dat interesseert me helemaal niet) (Munsterbilzen - Minsters)
- doeë moestë gene kal aoën vies maokë (=dat is de moeite niet om u over op te jagen) (Munsterbilzen - Minsters)
- gene kal aoën vies maokë (=niet te veel aandacht aan geven) (Munsterbilzen - Minsters)
- graute kal vertëlle en graute heep sjijte, das al wot traut kümp opnen daog (=wat kan er in een grote mond : grote praat en grote pinten) (Munsterbilzen - Minsters)
- Hae haet grauwe kal veil. (=Hij praat ongepaste taal.) (Roermonds)
- ich kal Frans mèt hoër op (=ik spreek slecht Frans) (Munsterbilzen - Minsters)
- ich kal op de l (=ik spreek Nederlands) (Riemsts)
- ich kal plat (=ik spreek dialect) (Riemsts)
- kal mèr gewaun (=zeg het maar in een verstaanbare taal) (Munsterbilzen - Minsters)
- kal mér gewaun (=zeg het maar in simpele woorden) (Munsterbilzen - Minsters)
- kal mér plat. (WT) (=Praat maar Dialect) (Mechels (NL))
- kal neet tieegen ein ouves moel in. (=Laat een schreeuwer maar naar doen.) (Nuths)
- kâl van de ków (=vieze praatjes) (Weerts)
- kal vër zën eege (=daar moet je mij niet van overtuigen) (Munsterbilzen - Minsters)
- kal vër zen eege! (=dat geldt zeker voor jezelf!) (Munsterbilzen - Minsters)
- kâl wi-j kook (=praat die nergens op lijkt) (Weerts)
- kâl wie kook (=domme praat) (Weerts)
- loeët de kal nau mèr daud (=stop nu maar met daarover te praten) (Munsterbilzen - Minsters)
- loët dae kal nau mér daud (=zwijg er nu maar over) (Munsterbilzen - Minsters)
- Mèt dich kal ich neet meë. (=Met jou praat ik niet meer) (Gelaens (Geleens))
- nau hèt tër wir sjaune kal (=nu is hij weer poeslief) (Munsterbilzen - Minsters)
- platte kal (=boerse taal) (Munsterbilzen - Minsters)
- Sjtómme kal (=Grote onzin) (Neerbeeks)
- Sjtómme kal droethouwe (=Grote onzin vertellen) (Gelaens (Geleens))
- stoeme kal traut howe (=zwansen) (Munsterbilzen - Minsters)
- stoemme kal traut howe (=onzin vertellen) (Munsterbilzen - Minsters)
- straffe kal verkope (=grote uitspraken doen) (Munsterbilzen - Minsters)
- stroese kal on zich hëbbe (=gespierde taal spreken) (Munsterbilzen - Minsters)
- stroese kal vërtëlle (=gewaagde uitspraken doen) (Munsterbilzen - Minsters)
- tër weinig kal aon vies maoke (=behoedzaam zijn) (Munsterbilzen - Minsters)
- Van fiene kâl en stoeëfraengel waerdje 't naatst (=Kijk uit voor vlijerij) (Weerts)
- wo kal ! (=wat zeg je toch maar !) (Munsterbilzen - Minsters)
- zó’ne kal doon wae hie neet (=zulk taalgebruik hanteren wij niet) (Heitsers)
Bronnen
De spreekwoorden en gezegden zijn afkomstig van Wikiquote, Wikipedia en onze gebruikers.
Op woorden.org is de uitleg ingekort en is herkomst van spreekwoorden en gezegden weggelaten.
Zie ook:
- vaartips.nl Ruim 300 woorden, zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- debinnenvaart.nl Nog eens honderden zegswijzen en uitdrukkingen met een maritieme achtergrond
- Het boek `De Latynsche spreekwyzen` uit 1755 met oud-Nederlandse vertalingen